46 straat is opgedragen, bij gebleken behoefte eene vierde vak onderwijzeres toegevoegd. Aangezien die behoefte zich thans doet gevoelen, het aantal leerlingen toch hetwelk dat onderwijs volgt is te groot dan dat het door eene onderwijzeres behoorlijk zou kunnen wor den onderwezen hebben wij de eer u ter benoeming van eene onderwijzeres in de handwerken aan genoemde school de navolgende voordracht aan te bieden: 1°. Mej. J. E. KRIEGER, werkzaam aan de school aan de Heerenstaat 2°. Mej. H. C. HORREE, werkzaam aan de school 3e klasse n°. 4; 3°. Mej. A. M. E. AGHINA, werkzaam aan de school 3e klasse no. 3. Onder mededeeling dat het advies van den Arrondissements- Schoolopziener en het bericht van het Hoofd der School in de Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij u thans tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 132. Leiden 6 Mei 1903. Onder overlegging van het bericht van het Hoofd der School en van het advies van den Arrondissements-Schoolopziener, hebben wij de eer Uwe Vergadering de volgende voordracht aan te bieden voor de benoeming van een onderwijzer aan de openbare school der 3e klasse n° 3, ter vervanging van Mej. M. K. van Wijk, in de raadszitting van den 2en April benoemd tot onderwijzeres met verplichte hoofdacte aan deze school 1° P. C. G. A. WIJKMANS, onderwijzer aan de openbare school der 3e klasse n° 5 alhier; 2° A. VOGELAAR, onderwijzer aan de openbare school te Nieuwveen; 3° L. W. BEUMER, onderwijzer aan de openbare school te Hillegom "Wij verzoeken u thans tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 133. Leiden 6 Mei 1903. Ter vervulling van de vacature van onderwijzer-plaatsver vangend hoofd aan de openbare Jongensschool der 2e klasse, ontstaan door de benoeming van den heer H. Oberman tot leeraar aan de Kweekschool voor Onderwijzers en Onder wijzeressen alhier, hebben wij de eer U, in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener en na ingewonnen bericht van het Hoofd der School de volgende voordracht aan te bieden: 1° A. J. J. VERBRUGGE, onderwijzer met verplichte hoofd acte aan de openbare school 2e klasse voor Jongens en Meisjes alhier; 2° W. P. M1NDERMAN, onderwijzer le klasse aan de open bare burgerschool voor Jongens en Meisjes te 'sGra- venhage 3° W. J. JONG, onderwijzer met verplichte hoofdacte aan de openbare Jongensschool 2e klasse alhier. Wij verzoeken U alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 134. Leiden, 6 Mei 1903. In overleg met den Arrondissements-Schoolopziener en na ingewonnen bericht van het Hoofd der School, hebben wij de eer Uwe Vergadering de volgende voordrachten aan te bieden voor de benoeming van eene eerste en van eene tweede onder wijzeres in de handwerken aan de nieuwe school in de Paul- ICrügerstraat Voor eerste onderwijzeres 1°. Mej. M. TILLEMA, 2e onderwijzeres aan de school 3e klasse n°. 5; 2°. Mej. P. J. KL1KEE, idem aan de school 4e klasse n°. 2; 3°. Mej. C. F. KüHLMAN, idem aan de school 4e klasse n°. 1. Voor tweede onderwijzeres: 1°. Mej. P. FLES, 3e onderwijzeres aan de school 4e klasse n°. 1 2°. Mej. A. L DE VRIES, idem aan de school 3e klasse n°. 2 3°. Mej. A. E. DRJESENS, idem aan de school 3e klasse n°. 5. Verwijzende naar ons rapport van 31 Januari, opgenomen onder n°. 34 der Ingekomen Stukken van dit jaar, meenen wij, om de daarin aangegeven reden, voorloopig te kunnen vol staan met eene voordracht voor 2 in plaats van voor 4 onder wijzeressen in de handwerken aan deze school. Onder mededeeling dat de desbetreffende stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij u alsnu tot deze benoemingen over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 135. Leiden 6 Mei 1903. Wij hebben de eer u mede te deelen, dat bij ons college zoo min als bij de commissie van fabricage bezwaar bestaat tegen de goedkeuring van het bij nevensgaand adres door de Wed. de Goede geb. Dieben ingediend stratenplan voor het terrein aan den Heerensingel, kadastraal bekend onder Sectie K nis. 450—453 gemeente Leiden. Plaats,, richting en breedte der ontworpen straat geven noch op zichzelfnoch met betrek king tot het eerlang voor dat stadsgedeelte vast te stellen uitbreidingsplan, aanleiding tot bedenkingen. Mitsdien geven wij u in overweging tot de goedkeuring van het overgelegde plan over te gaan, met bepaling van de hoogte der straat op 25 cM. N. A. P. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 136. Leiden, 6 Mei 1903. Onder overlegging van nevensgaand adres van de Maat schappij tot exploitatie van tramwegenhebben wij de eer Uwe Vergadering te berichten, dat o. i. zonder bezwaar kan worden voldaan aan haar verzoek om den termijn, waar binnen door haar moest zijn gebruik gemaakt van de haar verleende vergunning tot het doortrekken van de tramlijn den HaagLeiden naar het Noordeindspleinmet 3 maanden te verlengen. Waar adressante door omstandighedenvari haren wil onafhankelijk, niet in de mogelijkheid geweest is vóór den len Mei van de haar verleende vergunning gebruik te maken en integendeel harerzijds alles heeft gedaan om de uitvoering van het werk te bespoedigen, deelen wij volkomen het gevoelen der commissie van fabricage, dat voor inwilli- gins van het verzoek alleszins termen aanwezig zijn. Mitsdien geven wij u in overweging te besluiten dat de door u bij Raadsbesluit van 20 November 1902 verleende vergunning onder overigens dezelfde voorwaarden zal geacht worden te zijn verlengd, met wijziging alleen in de voor waarde sub 13°. van de woorden »1 Mei'' in »1 Augustus". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Maatschappij tot Exploitatie van Tramwegen te 's Gravenhage kantoor houdende te Voorburg; dat zij bij besluit van Uwen Raad d.d. 20 Nov. j. 1. ver gunning heeft ontvangen tot het doortrekken van hare lijn 's Gravenhage—Leiden van de Ambachtsschool tot in het Noordeindsplein op voorwaarden, onder meer, van binnen drie maanden na dato in te dienen detailplannen, waaronder die voor de versterking van de Haagbrug en van vóór l Mei 1903 van de verleende vergunning gebruik te maken; dat zij aan eerstgenoemde voorwaarde heeft voldaan bij missive d.d. 12 Februari 1903, waarop die detailplannen zijn goedgekeurd bij missive van Burgemeester en Wethouders Uwer gemeente d.d. 7 Maart 1903 n°. 16/62; dat zij reeds d.d. 20 Februari 1903 de benoodigde rails heeft besteld, doch ondanks toezegging van de leveranciers van levering tegen einde Maart tot heden niets heeft ont vangen; dat het ijzerwerk voor de versterking van de Haagbrug reeds besteld is d°. 6 Maart 1903 doch dat de gebeurtenissen van begin Februari j 1. oorzaak zijn van vertraging in de levering blijkens missive van de leveranciers d°. 16 April 1903; dat genoemd ijzerwerk thans echter is afgeleverd en ter verwerking gereed ligt; dat de benoodigde vergunningen van Rijk en Provincie verkregen zijn respectievelijk van den Minister van Water staat Handel en Nijverheid d°. 26 Februari 1903 n°. 218 en van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland d°. 23 December 1902 B. no. 5033 le afd. G. S. n<>. 63/1; dat de plannen betreffende de draaibrug van de Provincie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1903 | | pagina 4