34
een degelijk onderzoek zijn dus aanwezig. En bedenkt men
dan verder, dat bij de Leidsche vleeschkeuring angstvallig
wordt gestreefd omzonder aan de belangen der hygiëne te
kort te doen, toch zooveel mogelijk vleesch voor de consumptie
te behouden (waar immers Leiden nog steeds het grootste
percentage tuberculeuze slachtdieren van alle gemeenten in
ons land oplevert en hunne afkeuring een belangrijke schade
voor de belanghebbenden meebrengt), daar spreekt het wel
van zelf dat afkeuring niet dan bij volstrekte noodzakelijk
heid plaats heeft.
Nadeelig kan de gelegenheid zijn om herkeuring aan te
vragen, waar dientengevolge de eigenaars van het afgekeurde
vee en vleesch, ook indien er omtrent de ondeugdelijkheid
van het afgekeurde niet de minste twijfel bestaat, veelal langer
op de hun toekomende uitkeering van verzekeringsfondsen
moeten wachten dan anders het geval zou zijn. Niet zelden
toch schijnen deze, ofschoon zoowel de slager als het fonds
beiden van de ondeugdelijkheid van het vleesch over tuigd zijn,
den slager te dwingen om herkeuring aan te vragen, alleen
om de uitbetaling van het verzekerd bedrag nog eenigen tijd
te kunnen uitstellen. Noodgedwongen moet dan de slager zich de
kosten der herkeuring getroosten, om zich de uitbetaling van
het hem toekomende te verzekeren. Err van den anderen karrt
gaat ook de eigenaar zelf veelal uit eigen bewegiing tot het
aanvragen eener herkeuring over, hoewel voor deskundigen
omtrent den uitslag dier keuring niet de minste twijfel bestaan
kan. Het advies der ambtenaren kan hier uit den aard der
zaak weinig gewicht in de schaal leggen, omdat zij allicht van
partijdigheid verdacht worden. Zoowel in het eene als in het
andere geval is dus de eigenaar de dupe van de hem geboden
gelegenheid om eene herkeuring aan te vragen.
In verschillende andere gemeenten, met name Amsterdam,
Nijmegen en Maastricht, is dan ook de bevoegdheid om eene
herkeuring aan te vragen niet in de verordening opgenomen.
Zijn wij dus met den Inspecteur der Vee- en Vleeschkeuring
volkomen overtuigd, dat de herkeuring zonder bezwaar' zou
kunnen worden afgeschaft, toch kunnen wij vooralsnog geen
vrijheid vinden U daartoe te adviseeren, zoolang niet de slagers
zeiven daarvan evenzeer overtuigd zijn. Op hetzelfde oogen-
blik toch, waarop de slagers op een wijziging in de samenstelling
der herkeuringscommissie aandringen, opdat bij die samenstel
ling meer rekening worde gehouden met hunne belangen, dat
verzoek te beantwoorden met eene afschaffing dier herkeuring
zonder meer, zou dunkt ons van weinig welwillendheid te hun
nen aanzien getuigen. Alleen om opportuniteitsredenen meenen
wij derhalve dat op hun verzoek behoort te worden ingegaan.
Indien echter de herkeuring bestendigd blijft en tevens ge
tracht moet worden ook aan de slagers invloed op de samen
stelling der herkeuringscommissie te geven, dan behoort
er toch aan den anderen kant voor te worden gewaakt, dat
die commissie uit personen bestaat, die althans even deskundig
zijn als zij, die de eerste keuring hebben verricht. De keuze
behoort dus beperkt te worden tot hen, die van de vee- en
vleeschkeuring een speciale studie hebben gemaakt, d. i. tot
veeartsen, als gemeente-ambtenaren aan een der slachthuizen
in Nederland verbonden, of wel leeraren, belast met het on
derwijs in vleeschkeuring aan s Rijks-veeartsenijschool. -
Wanneer wij dan ten slotte nog een oogenblik bij den in
houd der verordening zeiven stilstaan, dan willen wij er U
in de eerste plaats op wijzen dat, blijkens de overgelegde rap
porten, de commissie voor de huishoudelijke verordeningen
zich geheel met de door ons ontworpen regeling kon vereeni
gen en dat aan het eenige door de commissie voor het open
baar slachthuis gemaakte bezwaar in het ontwerp wordt
tegemoet gekomen.
Minder goed konden wij meegaan met een tweetal door de
gezondheidscommissie gemaakte bedenkingen.
Deze wilde in de eerste plaats in de verordening imperatief
voorgeschreven zien, dat vleesch, waarvoor herkeuring is aan
gevraagd, indien de belanghebbende dit wenscht en de Direc
teur van het slachthuis van meening is, dat het vleesch geen
nadeeligen invloed op het andere zich daar bevindende vleesch
kan uitoefenen, op kosten der gemeente, tot de herkeuring
heelt plaats gehad, in het koelhuis zou worden bewaard.
Bij onderzoek bleek ons echter, dat een dergelijk algemeen
voorschrift niet wel mogelijk is. Veelal toch betreft het ver
zoek om herkeuring »geslachte volwassen runderen" die ten
behoeve der herkeuring in hun geheel gelaten moeten worden
en nu kunnen de rompen dier dieren niet in hun geheel in
de koelcellen bewaard worden. Ze in het voorkoelhuis te be
waren, gaat ook niet, omdat een eenigszins langdurige afkoeling
in het voorkoelhuiszonder opvolgende koeling in het koelhuis,
voor de houdbaarheid van het vleesch in vele gevallen niet
gewenscht is.
Ook zou het kunnen zijn, dat in het koelhuis in het geheel
geen plaats meer beschikbaar is, doordien alle cellen verhuurd
zijn. In dat geval, ten behoeve van een slager, die her
keuring heeft aangevraagd maar geen koelruimte gehuurd
heeft, het vleesch zonder eenige geldelijke vergoeding in het
koelhuis te bewaren, kan dunkt ons niet worden verlangd.
Intusschen zijn wij toch in zooverre aan den wensch der ge
zondheidscommissie tegemoet gekomen, als thans door ons in
de verordening de bepaling is opgenomen, dat vleesch, waar
voor herkeuring is aangevraagd, voor zoover daartegen bij den
Directeur geen bezwaar bestaat, de omvang van het vleesch
het toelaat en er plaats beschikbaar is, in het koelhuis zal
worden bewaard, totdat de herkeuring plaats heeft.
Overigens spreekt het wel van zelf, dat de Directie, ook
zonder eenig voorschrift dat haar daartoe dwingt, het mogelijke
zal doen om het bederf van vleeschwaarvan herkeuring is
aangevraagd, tegen te gaan.
In de tweede plaats zag de gezondheidscommissie gaarne
de mogelijkheid geopend tot herkeuring ook van goedgekeurd
vleesch, eenerzijds uit een sanitair oogpunt, omdat ook ten
onrechte goedgekeurd vleesch voor de consumptie ongeschikt
en voor de gezondheid schadelijk kan zijn, anderzijds om den
belanghebbende voor materieele schade te behoeden.
Met den Inspecteur der Vee- en Vleeschkeuring komt het
ons voor, dat een dergelijke regeling, die dan ook trouwens
in geen enkele andere gemeente in ons land. noch in het buiten
land bestaat, inderdaad onnoodig mag worden geacht.
Onnoodig in de eerste plaats, omdat zij geen doel zal treffen.
In de meeste gevallen toch zal de belanghebbende, wiens on
deugdelijk vleesch ten onrechte werd goedgekeurd, geen schade
lijden. En dan zal hij er wel niet aan denken om herkeuring aan
te vragen en wordt dus uit een sanitair oogpunt niets bereikt.
Wil men dus de herkeuring ook van goedgekeurd vleesch
alleen daarom, omdat altijd de mogelijkheid bestaat dat de
keurmeester zich bij de goedkeuring vergist heeft, dan zou
na elke keuring een herkeuring moeten plaats hebben. En
daaraan valt natuurlijk niet te denken.
Wel echter is het gevaar groot, dat een belanghebbende
van het middel zou trachten gebruikte maken om zijn eenmaal
goedgekeurd vleesch alsnog afgekeurd te krijgen omdat hij het
te duur gekocht heeft, en om dus die latere afkeuring te ge
bruiken als een middel om den koop ongedaan te maken. De
ervaring is daar om te bewijzen dat dit gevaar niet denkbeeldi'g
is. Het behoeft echter geen betoog, dat dergelijke practijken
van gemeentewege niet mogen worden in de hand gewerkt-
Maar ook daarom is de bepaling onnoodig, omdat verschil
lende bepalingen der reeds vastgestelde verordening »op den
invoer, het vervoer, den doorvoer, de keuring van vee en
vleesch en den handel in vleesch in de gemeente Leiden" het
voorhanden hebben van ondeugdelijk vleesch, al was dit dan
ook vroeger goedgekeurd, tegengaan. Aan den eenen kant
toch zegt art. 25 dier verordening dat vleesch zal worden
afgekeurd, wanneer het bedorven, schadelijk voor de gezond
heid of om eenige andere reden ondeugdelijk is. Is dus het
vleesch, ondanks de plaats gehad hebbende goedkeuring, wer
kelijk ondeugdelijk, dan kan de belanghebbende op grond van
dit artikel alsnog afkeuring verlangen. En aan den anderen
kant dwingen de artt. 28 en 29 dier verordening hem dezen
weg in te slaan, waar zij het ten verkoop aanbieden, te
koop hebben, verkoopen of afleveren en het voorhanden hebben
van vleesch, dat tot bederf is overgegaan of op andere wijze
ondeugdelijk is geworden, strafbaar stellen.
Noch het belang der openbare gezondheid, noch het stoffelijk
belang van de slagers zelf eischt daarom o i. de bevoegd
heid tot het aanvragen eener herkeuring van goedgekeurd
vleesch uitdrukkelijk in de verordening neer te leggen.
Ten slotte nog een enkele opmerking naar aanleiding van
het bepaalde in het 2e lid van art. 1 der verordening. Zooals
u uit de overgelegde stukken blijken zal, bestond bij ons aan
vankelijk wel eenig bezwaar tegen het voorzien van vee of
vleesch, waarvoor herkeuring is aangevraagd, van een bijzonder
stempelmerk. Wij achtten dit in strijd met het belang van
den slager, omdat het publiek dergelijk vleesch, ook al mocht
later goedkeuring volgen, toch allicht, juist om dat bijzondere
stempelmerk, als minderwaardig zou kunnen beschouwen. De
benoemde Directeur van het slachthuis toonde ons echter aan,
dat het aanbrengen dezer stempelmerken, ten einde verwarring
te voorkomen, in het belang van den dienst niet kon achter
wege blijven. En waar nu de wijze, waarop de merken worden
aangebracht, door ons college moet worden bepaald en daarbij
dus met het belang der slagers kan worden rekening gehou
den, lieten wij ons aanvankelijk bezwaar om de bepaling in
de verordening op te nemen, varen.
Waar overigens de bepalingen der verordening ons tot geen
bijzondere toelichting aanleiding geven, verzoeken wij u alsnu
tot hare vaststelling over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
VERORDENING, regelende de herkeuring van afgekeurd
vee en vleesch.
Artikel 1.
Indien vee of vleesch, voor zoover niet begrepen onder artikel6
dezer verordening, is afgekeurd, is hij, op wiens naam het