2
de Raad uwer gemeente bereid is een behoorlijk vergaderlokaal
aan de in de gemeente ingestelde commissie ten gebruike te
geven. De kosten van schoonhouden, verlichting en verwarming
kunnen in dit geval desgewenscht aan mijn Departement in
rekening worden gebracht.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
Voor den Minister
De Secretaris-Generaal
Dijckmeester.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 6. Leiden, 31 December 1902.
Art. 2 der Verordening van den 20en Maart 1902, «regelende
het verleenen van pensioen en wachtgeld aan gemeente
ambtenaren" bepaalt, dat behoudens eenige later genoemde
uitzonderingen, als gemeente-ambtenaren worden beschouwd
«allen, die in dienst van de gemeente of van een gemeente
lijke instelling eene bezoldiging genieten, welke rechtstreeks
uit de inkomsten van de gemeente of van de gemeentelijke
instelling wordt gekweten".
Onder de uitgezonderde ambten wordt dan verder o. a.
genoemd dat van burgemeester.
Het komt ons voor, dat deze uitzondering geen reden van
bestaan heeft en dat ook den burgemeester recht op pensioen van
gemeentewege, zoo voor zich zei ven als voor de door hem
nagelaten weduwe en kinderen, behoort te worden toegekend.
Mitsdien geven wij u in overweging uit de 3e alinea van
art. 2 der bovengenoemde verordening te doen vervallen de
woorden «de burgemeester en".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.