GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. I.XUKKOMKK KTI kki:\. N°. 1. Leiden27 December 1902. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Dr. W. Th. M. Weebers, geven wij Uwe Vergadering in overweging Dr. Weebers, met ingang van 1 Januari a. sweder voor den tijd van 3 jaren te continueeren in zijne betrekking van stads- genees- en heelkundige. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 5 December 1902. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De ondergeteekende, stads-genees- en heelkundige heeft door dezen de eer IJ te verzoeken hem in zijn betrekking van stads- genees- en heelkundige te willen continueeren. Hetwelk doende enz. Dr. W. Th. M. Weebers. N°. 2. Leiden, den 31 December 1902. Wij hebben de eer II te berichten dat door de benoeming van den Heer Dr. D. A. H. van Eek tot conrector in een nieuwe vacature van leeraar in de oude talen voorzien zal moeten worden. Wij hebben gemeend dat hiervoor geen nieuwe oproeping noodig was, maar uit de door ons in de vacature-Dr. P. 'H. Damsté ontvangen sollicitatiënjvelke stukken nog onder Uwe berusting zijn, U een nieuwe voor dracht te kunnen aanbieden. Hierop hebben wij geplaatst de twee sollicitanten, die in de vorige vacature met den Heer Dr. Ovink, door U benoemd, door ons zijn voorgedragen, terwijl wij als derde daarbij gevoegd hebben den heer Dr. H. Smilda, Leeraar aan het Gymnasium te Winschoten. Wij hebben mitsdien de eer U, ter voorziening in genoemde vacature, de volgende voordracht van benoembaren aan te bieden met het verzoek daaruit een keuze te doen:; 1°. Dr. J. W. BIERMA, leeraar aan het Gymnasium te Nijmegen; 2°. Dr. 3. NIEMEYER, leeraar aan het Gymnasium te Kampen. 3°. Dr. H. SMILDAleeraar aan het Gymnasium te Winschoten. De Heer Inspecteur der Gymnasia, wiens advies hierbij in afschrift wordt overgelegdkan zich hiermede vereenigen. Curatoren van het Gymnasium Fockema Andrew, Voorzitter. J. C. van der Lip, Secretaris. 's Gravenhage, 27 December 1902. In antwoord op bovenvermeld schrijven heb ik de eer Uw Ooilege te berichten, dat ik mij gaarne vereenig met uwen wensch om, ter voorziening in de vacature van leeraar in de oude talen, ontstaan door de benoeming van Dr. D. A. H, van Eek tot conrector, aan den Gemeenteraad ter benoeming aan te bevelen: 1°. Dr. J. W. BIERMA, leeraar aan het gymnasium te Nijmegen. 2°. Dr. J. NIEMEYER, leeraar aan het gymnasium te Kampen. 3°. Dr. H. SMILDA, leeraar aan het gymnasium te Winschoten. De Inspecteur der Gym.nasia, x (w. g.) C. J. Eggink. Aan het College van Curatoren van het gymnasium te Leiden. N°. 8. Leiden, 31 December 1902. Ingevolge het 1e lid van art. 7 der verordening van den 18en September j 1., «regelende het beheer van het Openbaar Slachthuis en den rang, het getal, de bezoldiging en de wijze van benoeming van het daaraan verbonden personeel" wordt, de keuringsveearts door den Raad benoemd uit eene voor dracht van twee personen, opgemaakt door Burgemeester en Wethouders. Met de commissie voor het Slachthuis, wier te dezer zake uitgebracht rapport in de Leeskamer ter inzage is neergelegd, komt het ons wenschelijk voor, dat thans bij de eerste be noeming van deze bepaling worde afgeweken. Wij zijn n.l. met haar van oordeeldat de veearts Stuurman, thans sinds ruim een jaar als adjunct-inspecteur aan den dienst der vee- en vleeschkeuring alhier verbonden, tot keurings-veearts aan het Openbaar Slachthuis behoort té worden benoemd. In dat jaar toch heeft deze zich doen kennen als een bekwaam en ijverig ambtenaar, die in alle opzichten geschikt mag worden geacht om de hierbedoelde betrekking te bekleeden. Mitsdien verzoeken wij U, ditmaal met de voordracht van één persoon te mogen volstaan en geven wij U in overweging tot keurings-veearts, tevens adjunct-directeur van het openbaar slachthuis, te benoemen den heer W. STUURMAN, thans adjunct-inspecteur der vee- en vleeschkeuring, alhier. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leidén. N°. 4. Leiden, 31 December 1902. Heden eindigt het driejarig tijdvak, waarvoor de weduwe E. J. Veldhuyzen, geb. S. M. van Iperen, laatstelijk in hare betrekking van stadsvroedvrouw werd bestendigd. Met het oog op haar hoogen leeftijd (73 jaar) meenen wij haar, in overeenstemming met het te dezer zake door den stadsvroedmeester uitgebracht advies, niet weder ter vervulling van een zoo moeilijke en vaak zoo zware betrekking te mogen voordragen. Deelt Uwe Vergadering onze meening, dat voor de Weduwe Veldhuyzen na een welbesteed leven de tijd gekomen is om nog eenige jaren een welverdiende rust te genieten, dan zal haar wegens hare meer dan 30-jarige dienstvervulling een pensioen van 134.kunnen worden uitgekeerd. Wij geven U daarom in overweging: 1°. aan de Weduwe E. J. Veldhuyzen—van Iperen dank te betuigen voor de goede diensten, door haar gedurende ruim 38 jaren aan de gemeente bewezen 2°. over te gaan tot de vervulling der vacature van stads vroedvrouw, waarvoor wij u, overeenkomstig het advies van den stadsvroedmeester, meenen te mogen aanbevelen Mej. A. SOMMELING, die vroeger op de verloskundige afdeeling van het Academisch Ziekenhuis alhier als zuster is werkzaam geweest en daar onder de leiding van Prof. Dr. Veit hare op leiding tot vroedvrouw ontving. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 5. Leiden, 31 December 1902. Bij nevensgaand schrijven werd namens den Minister van Binnenlandsche Zaken de vraag tot ons gericht, of Uwe Ver gadering bereid is ten behoeve der plaatselijke commissie, welke bij Kon. Besluit van 20 November j.l. (Stbl. n°. 202) voor deze gemeente werd ingesteld, een vergaderlokaal beschikbaar te stellen. Dit is de commissie, welke werd ingesteld krachtens het le lid van art. 86 der Ongevallenwet en wier taak bij het tweede lid van dat artikel wordt geregeld. Het komt ons voor, dat aan den wensch van den Minister behoort te worden voldaan, en dat dit het best kan geschieden door een der lokalen van het Raadhuis aan de commissie ten gebruike te geven tot vergaderlokaal. Ook de kosten van schoonhouden, verwarming en verlichting zouden wij voorloopig voor rekening der gemeente willen nemen. Echter zouden wij ons willen vc/orbehouden op deze beslissing terug te komen, indien na verloop van een jaar blijken mocht dat de commissie zoo dikwijls moet bijeenkomen, dat de hierbedoelde kosten niet onbelangrijke uitgaven eischen. Mitsdien geven wij U in overweging ons te machtigen aan den Minister te berichten, dat Uwe Vergadering bereid is een der lokalen van het Raadhuis, nader door ons College aan te wijzen, aan bovenbedoelde commissie, voor het houden van hare vergaderingen ten gebruike af te staan en om ook de kosten van schoonhouden, verwarming en verlichting van dat lokaal voorloopig voor rekening der gemeente te nemen, onder voorbehoud evenwel om op deze laatste regeling terug te komenindien deze kosten na verloop van het eerste jaar voor de gemeente te bezwarend mochten blijken te zijn. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. 's Gravenhage, 23 December 1902. Voor de plaatselijke commissiën, welke bij Koninklijk besluit van 28 November j.l. (Stbl. n°. 202) zijn ingesteld, zullen ver gaderlokalen beschikbaar moeten zijn. Ten einde te kunnen nagaan in welke van de gemeenten, waar de commissiën hare zetels hebben, de noodige lokaliteiten moeten worden gehuurd, zal ik gaarne zoo spoedig mogelijk van Uw college vernemen of N°. 1646. Bericht op schrijven dd. 24 December 1902, N°. 413, be treffende vacature leeraar oude talen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 1