De Voorzitter. Dat zal nog de vraag zijn.
Maar er is nog een ander bezwaar. Wij hebben op het oog
gehad het spek, dat zal worden ingevoerddus zal bij eene ver
laging van dit tarief voor dat artikel de invoer gemakkelijker
worden gemaakt. Hoe gemakkelijker men den invoer daarvan
maakt voor de elders wonende slagers, hoe minder gunstig
dat zal zijn voor de Leidsche spekslagers. Eigenlijk zullen
wij dan een premie gaan stellen op den invoer van dat ar
tikel, en dat zal toch zeker allerminst uwe bedoeling zijn.
Hoe lager echter het tarief wordt gesteld voor vleesch, dat
wordt ingevoerd, hoe meer de Leidsche slagers zullen worden
getroffen.
De heer Bosch. Op gevaar af, dat dit gebeuren zal, wat
ik niet kan beoordeelenomdat ik niet weet of het aantal
varkens, dat hier geslacht is, groot genoeg is om te voorzien
in de behoefte aan spek, blijf ik et- bij, dat dit toch een te
hooge belasting is van den armen man, want die moet het
toch betalen.
De Voorzitter. Die belasting zal voor de varkens, die hier
geslacht worden, begrepen zijn in het slacht- en keurloon.
Gaat men dit tarief verminderen, dan stelt men de slagers
buiten de stad in gunstiger conditie. Blijft u bij uw voorstel?
dan zal ik dat in stemming brengen. Burg. en Weth. raden
echter de aanneming af.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. de V. Ik gevoel het
bezwaar van den heer Bosch, daar die cent zeker zal drukken
op den prijs van het spek. Maar aan den anderen kant gevoel
ik ook de waarheid van hetgeen u zegt, dat nl. het spek, dat
van buiten wordt ingevoerd, sterker zal kunnen concurreeren
tegen de slagers alhier. Wenscht men dit tegenover de slagers
te voorkomen, die door het slachthuis hier op hooge lasten
worden gebracht, dan zou het meer dan een cent moeten
zijn. Ik zou daarom den heer Bosch in overweging willen geven,
zijn amendement in te trekken.
De heer Pera. Hoe werd tot nu toe met dat vleesch
gehandeld? Was het vrij?
De Voorzitter. Er werd natuurlijk keurloon van geheven.
Dat was iets lager dan het nu voorgestelde. Maar juist omdat
de slagers hier op hoogere lasten zullen komen is het billijk
den invoer van buiten iets meer te belasten.
De heer Bosch. M. de V. De opmerking van u, betreffende
de slagers hier, heeft zeker zijn waarde, maar is voor ons
niet te beoordeelen omdat wij den invoer van spek niet
1 mill. UIL le hoodigen aan het
Bestuur der «Werkinrichting" op den dag van morgen of
overmorgen den dank van den Raad uit te spreken voor alles
wat in die 50 jaar ten behoeve van de gemeente door de
inrichting is verricht. (Toejuiching.)
De Voorzitter. Burg. en Weth. zullen gaarne voldoen aan
den uitgedrukten wensch van den Raad om het Bestuur van
de «Werkinrichting' namens den Raad geluk te wenschen
met het jubileum der inrichting en met de woorden van
waardeering tot het Bestuur gericht voor de wijze, waarop
die inrichting werd beheerd.
De heer Bosch. M. d. V. Gaarne zal ik nog even antwoorden
op het schrijven van Burg. en Weth. aan den Raad, in verband
met de door mij in de vorige zitting gestelde vragen omtrent
de Leidsche Duinwater Maatschappij.
In de eerste plaats zeg ik Burg. en Weth. dank voor hun
antwoord. Uit dit antwoord blijkt dat de in mijn eerst gestelde
vraag genoemde zaken juist waren niet alleen, maar dat er
nog veel meer is geschied waarvan ik geen kennis droeg. De
door mij afgewezen verantwoordelijkheid nemen Burg. en
Weth. over, terwijl thans ieder oordeelen kan over het al of
niet noodzakelijke van den langen tijd, dien de onderhande
lingen hebben gevorderd.
Het tweede punt is moeilijker en wensch ik meer van stap
tot stap te beantwoorden.
Burg. en Weth. vinden het zeer natuurlijk dat zij den Com
missaris onkundig laten van de correspondentie. Ik blijf dat
zeer onnatuurlijk vinden, nog te meer nu mij uit de gisteren
avond thuis gezonden stukken is gebleken, en ook uit het
antwoord van Burg. en Weth. duidelijk is, dat deze correspon
dentie ook loopt over den Directeur der gemeentewerken en de
Commissie van fabricage, alle zaken waar ik niets van wist.
Tegenover de bewering van Burg. en Weth. dat ik geen
goed begrip heb van mijn taak als Commissaris, zal ik geen
uitspraak doen, daarover mogen anderen straks oordeelen.
Verder zou ik tegenover het Dagelijksch Bestuur een te
lijdelijke houding hebben aangenomen.
Daartegenover herinner ik U, M. d. V., dat kort na
de aanneming dezer betrekking door mij persoonlijk U is
medegedeeld dat de plannen tot uitbreiding in eene Bestuursver
gadering van de Leidsche Duinwater Maatschappij waren
goedgekeurd en dat de Maatschappij die plannen bij Burg. en
Weth. zou indienen op een daartoe op haar vraag door U te
bepalen dag, bij welke gelegenheid U tevens de nieuwbenoem
de Directeur zou worden voorgesteld. Ik kon zelf bij de
indiening niet tegenwoordig zijn, maar U wist in elk geval
van mij dat dit geschieden zou, vóór U nog te dezer zake
een onderhoud met de Directie had. Toen werd ik door het