DONDERDAG 20 NOVEMBER 1902. 169 vergadering. Wij hebben de stukken nog maar zoo kort in huis gehad en ik moet bekennen dat mij de tijd ontbroken beeft, die behoorlijk na te gaan. Ik zou daarom gaarne zien, dat de behandeling wordt uitgesteld. De Voorzitter. Er zijn nog meer verordeningen af te doen. Als wij nu gaan uitstellen, krijgen wij accumulatie van werk. Ik zal daarom den Raad laten beslissen. Wordt het voorstel van den heer Pera ondersteund? Het voorstel wordt voldoende ondersteund en kan mitsdien in behandeling komen. De Voorzitter: Dan stellen Burg. en Weth. voor deze zaak aan te houden. Aldus wordt besloten. XXIV. Vaststelling van de verordening, houdende wijziging van de verordening op de markten. (Zie lng. St. n°. 285). De Voorzitter. Ingevolge het zooeven genomen besluit zal ook dit punt moeten worden aangehouden. Aldus wordt besloten. De Voorzitter. Alvorens nu over te gaan tot het beleggen eener vergadering met gesloten deuren vraag ik of iemand nog iets voor de openbare vergadering in het midden heeft te brengen. De heer Bosch. M. d. V. Gaarne wensch ik een tweetal opmerkingen te maken in verband met de Eeidsche Duin watermaatschappij. Mijne eerste opmerking betreft de plannen tot uitbreiding der werken te Katwijk, noodig tot voorziening in de behoefte aan water. Dat deze behoefte reeds lang werd gevoeld, zoowel door Burg. en Weth. als door den Raad, kan het Zittingsverslag van 20 Maart 1902 getuigen. Nu zijn de plannen tot uitbreiding door Directeuren der Leidsche Duinwatermaatschappij reeds 25 Augustus bij Burg. en Weth. ingediend. Eerst 25 September vragen Burg. en Weth. nadere inlich tingen in hun op dien datum aan de Maatschappij gericht schrijven, waarop door de Directie U October is geantwoord. Daarna (7 November) vragen Burg. en Weth nog nadere opheldering, waarop de Directie weder 13 November antwoord gezonden heeft. Met dat al is er een geruime tijd (plus minus 3 maanden) verloopensedert de indiening der plannen, zonder nog aan den Raad een voorstel te dezer zake is gedaan. Wanneer wij er nu op letten dat na goedkeuring der plannen, de Directie wederom moet komen om de goedkeuring van den Raad tot het aangaan eener leening om de plannen te kunnen uitvoeren, dat deze leening en de uitvoering der werken dan nog in algemeene vergadering van aandeelhou ders moet worden goedgekeurd, dat het werk zelf geruimen tijd zal vorderen (voor het vervaardigen der machines wordt alleen o-erekend op Jaar) dan staat het te vreezen dat bij niet zeer snel handelen, de volgende zomer ons althans in den aanvang op dit punt minder aangename verrassingen zal 131 Reeds in den afgeloopen zomer is, niettegenstaande de vele regens, het waterpeil nog gedaald. Ik kan dan ook volstrekt niet de verantwoordelijkheid voor dezen gang van zaken en de mogelijk daaruit voortvloeiende gevolgen voor mijne rekening nemen. Mijn tweede opmerking betreft de verhouding van den Gemeente-Commissaris bij de Leidsche Duinwatermaatschappij tegenover Burg. en Weth. Van de beide andere heeren Commissarissen en van de Directie ondervond ik terstond na mijne benoeming tot Presi dent-Commissaris de meest mogelijke voorlichting. De gewone loopende zaken werden met mijne medewerking afgedaan zoowel in bestuursvergadering als in vergadering met de aandeelhouders. De plannen tot uitbreiding werden mij getoond en toegelicht, de verslagen der onderzoekingen op technisch, chemisch en bacteriologisch gebieddoor des kundigen uitgebracht, zijn mij ter inzage gegeven, de werken te Katwijk zijn mij, ook in verband met de voorgenomen uitbreiding, getoond en verklaard; van de boeken nam ik reeds'voorloopige inzage. Daarenboven heeft de Directie mij, telkens vóór aan Burg. en Weth. de verlangde inlichtingen werden verstrekt, het desbetreffend schrijven doen lezen. Maar van het Dagelijksch Bestuur vernam ik niets. Eerst uit de antwoorden van de Directie bleek mij dat Burg. en Weth. om inlichtingen hadden gevraagd en slechts van die zijde werd mij inzage dier stukken verleend. Nu meende ik altijd, en ik meen dit nog. dat de verhouding van den Gemeente-commissaris bij de L.D.W.M. deze is, dat hij van alle zaken, welke de gemeente Leiden met die Mü heeft, altijd terstond en volkomen op de hoogte moet zijn, en dat zijn plicht is, in verband daarmede de handelingen dier Mü na te gaan, en dan te doen wat tot een goeden gang van zaken noodig blijkt. Ik kan mij althans moeilijk voorstellen hoe deze betrekking naar behooren kan worden vervuld, wanneer het Dagelijksch Bestuur den Commissaris niet tot in de kleinste bijzonderheden kent, en hem van alles op de hoogte houdt. Het zal mij verblijden wanneer Burg. en Weth. 'tzij nu, 'tzij in een volgende zitting op deze twee bemerkingen hun gevoelen willen doen kennen. De Voorzitter. Mijnheer Bosch, het is nu een te verge vorderd uur, om over deze interpellatie te beraadslagen; bovendien wensch ik eerst kennis te nemen van hetgeen u hebt voorgelezenen zal daar in eene volgende vergadering op antwoorden. Alleen wil ik nu zeggen, dat het mij ver baast, dat als u zich door het Dagelijksch Bestuur veronge lijkt hebt gevoeld, u daar nooit iets van hebt laten blijken. Tot nu toe zijn niet anders dan de zuiver technische plannen van uitbreiding bij Burg. en Weth. ingekomen. Andere onder handelingen zijn niet gevoerd, en die technische plannen zijn grondig onderzocht moeten worden door den Directeur van gemeentewerken en de Commissie van fabricage, die de technische adviseurs zijn van Burg. en Weth. Ik zal kennis nemen van hetgeen de heer Bosch heeft voor gelezen en daarop in eene volgende vergadering antwoorden. XXV. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1902. (Zie lng. St. n°. 273). Niemand meer het woord verlangende in de openbare ver gadering wordt zij door den Voorzitter gesloten en veranderd in eene vergadering met gesloten deuren. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J J. Groen Zoon-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 9