dat is ondenkbaar. En al Wad M Ui niet in behandeling genomen worden wegens ingesloten ligging, daar men in 't algemeen er toch op uit is, verkeersstraten te maken. De Voorzitter. De heer Grüpstra is bij mij geweest, en verklaarde dat het zeer te zijnen nadeele zou zijn indien het plan werd uitgesteld. »Als ik het niet kan uitvoeren, moet ik morgen een aantal werklieden bedanken," zeide hij. Hij heeft mij ook het aantal genoemd, en dat maakte op mij den indruk van vrij aanzienlijk te zijn, maar het juiste aantal herinner ik mij niet. De heer van Hamel. M. de V. Ik geloof, dat er misver stand bestaat betreffende de begrippen meerderheid en min derheid in de Commissie. Ik heb dé paai' laatste weken het voorzitterschap waargenomen en niet kunnen ontdekken dat er ten opzichte van deze aanvrage een meerderheid en een minderheid was. Ik geloof, dat de heer Drucker meer doelt op een paar maanden geleden, toen de principieele kwestie werd behandeld. Ik zeg dat, om té rechtvaardigen de beweerde onjuistheid, die de heer Hasselbach meent ontdekt te hebben. Bedrieg ik mij niet, dan heb ik noch bij den Directeur van gemeentewerken, noch bij de leden van de Commissie van fabricage eenig verschil van meening kunnen ontdekken. Een bewijs, dat de zaak nauwkeurig is onderzocht, is, dat het plan van den heer Grüpstra is gerenvoyeerd naar Grüpstra zeiven, en dat deze daarin dientengevolge wijzigingen heeft aan gebracht, waarmede de Directeur van gemeentewerken en de Commissie van fabricage zich hebben vereenigd. De heer Hasselbach. M. de V. Deze aanvrage is al veel vroeger ingekomen, toen de heer van Hamel nog geen waar nemend voorzitter van de commissie van fabricage was. Toen is daarover gediscussieerd en heb ik mijn meening uiteenge zet, hetgeen in de notulen is opgenomen. Men kan daarover dan toch in volgende vergaderingen niet weer beginnen. De heer Drucker zou het anders ook niet weten. Wanneer men zich niet vereenigen kan met eene zaak loopt men niet weg, doch blijft. Er wordt dan op latere vergade ringen niet meer over gesproken. Ik ben dus niet van mee ning veranderd, en begrijp van de inconsequentie mijnerzijds niets. De heer Drucker. M. d. V. Ik wil de discussie niet rekken, maar wensch toch nog enkele opmerkingen te maken. Ik ben niet ingewijd in de geheimen van de commissie van fabricage. gebezigd. Ik kan mij voorstellen, dat, als wij het algemeene uitbreidingsplan zien, wij zullen zeggen: nu durven wij deze of gene aanvraag wel goedkeuren. De heer de Lange. M. d. V. De laatste woorden van den heer Drucker stellen mij weer gerust. Ik had mij n.l. eenigszins onge rust gemaakt, toen de heer Drucker zeide dat hij niet zeker was dat er geen wettelijk bezwaar tegen zou zijn om stratenplannen goed te keuren zoolang er nog geen officieel plan voor uitbreiding is. Nu hoor ik tot mijn groote verlichting, dat de heer Drucker, als hij het officieele plan maar ziet, en ziet dat de straten plannen, die nu aan de orde zijn, daarin passen, hij deze wel zou durven goedkeuren. Nu heb ik over deze stratenplannen niet gesproken omdat ik daaraan geen werkzaam aandeel heb gehad. Maar uit mijn ervaring van vroeger weet ik dat Burg. en Weth., bijgestaan door den Directeur van gemeentewerken en de commissie van fabricage, geen stratenplannen ter goed keuring aan den Raad voordragen, wanneer niet van alle zijden gewikt en gewogen is, of deze passen in het uitbrei dingsplan van den heer de Jongh van Rotterdam, dat toch de grondslag zal moeten zijn van het officieele plan. De wijze van werken mij van vroeger bekend zijnde, heb ik de vrijheid voor het voorstel van Burg. en Weth. te stemmen, daar ik niet twijfel of dezelfde overwegingen zullen wel bij deze stratenplannen gegolden hebben, zoodat wij door goed keuring geen moeilijkheden zullen scheppen voor de toekomst. Ik zal dus stemmen tegen de motie van den heer Drucker.- De heer Drucker. M. d. V. Ik wensch hiertegen aan te voeren, dat het wettelijk bezwaar voor mij niet vaststaat, en dat deze bedenking vooral het tweede plan geldt, een plan van tamelijk grooten omvang. Wanneer de voorstellen volgens art. 28 van de Woningwet zijn ingediend, zou ik met name de eerste aanvraag opnieuw willen onderzoeken en overwegen. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Consequent door- redeneerende op het standpunt van den heer Drucker, kan ik niet begrijpen, dat het geachte lid er vrede mede kan hebben om stratenplannen in behandeling te nemen als het uitbrei dingsplan den Raad heeft bereikt Als dat plan bij den Raad is ingediendis het nog niet goedgekeurd en zijn nog niet alle belanghebbenden gehoord. De verschillende buren en belanghebbenden moeten dan toch tegen die lijntjes want het bezwaar van den heer Drucker is, dat zij dat nu niet kunnen doen kunnen opkomen en nadat éérst dit plan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 6