163 Wethouders te bepalen, van door hen vast te stellen stem pel merken voorzien. Het keuringslokaal is geopend op door Burgemeester en Wethouders vast te stellen tijden. Is het bij aankomst van het vleesch gesloten, dan is de vervoerder verplicht op het Openbaar Slachthuis te wachten tot het geopend is, tenzij hij verkiest het tot aan de open stelling op het Slachthuis in bewaring te geven. Artikel 8. De bepalingen van de artikelen 5, 6 en 7 zijn, onvermin derd de reeds genoemde uitzonderingen, niet toepasselijk a. op vleesch, ingevoerd bij hoeveelheden van ten hoogste 5 K.G., voorzoover niet bestemd middellijk of onmiddellijk voor vleeschverkoopers, hotelhouders, herbergiers, restaura teurs, koks of tafelhouders, mits dit vleesch niet wordt inge voerd, vervoerd of tehuis bezorgd door vleeschverkoopers of hun bedienden of door personen, die van vleeschverkoopers middellijk of onmiddellijk den last daartoe ontvangen hebben, of wel door hen, die middellijk of onmiddellijk bij het bedrijf van vleeschverkooper betrokken zijn. b. op toebereid vleesch, verpakt in kisten of vaten, welke op verzoek van den vervoerder, vóór het vervoer van de los plaats, door of van wege den Directeur verzegeld zijn, mits zij binnen den tijd van zes maanden in ongeschonden toestand met hun inhoud aan het keuringslokaal op het Openbaar Slachthuis ter keuring worden aangeboden, of indien wordt bewezen, dat zij in ongeschonden toestand naar een adres buiten de gemeente zijn verzonden. c. op toebereid vleesch, verpakt, ingevoerd en verkocht in hermetisch gesloten blikken of flesschen. Artikel 9. Behoudens den invoer van vleesch, bedoeld in artikel 8 mag geen versch vleesch worden ingevoerd dan a. bij geheele of halve dieren; in dit geval moeten de vliezen zich aan het vleesch be vinden, terwijl uiers, hart, longen, lever, milt, nieren, alsmede, wat vrouwelijke dieren betreft, de baarmoeder, en, wat paarden betreft, de kop, tot na de keuring aan het ingevoerde halve dier, of aan één, of aan de beide helften van het ingevoerde geheele dier, of wel aan het in zijn geheel ingevoerde dier met de natuurlijke hechtiniddelen bevestigd moeten blijven. b. runder- en kalfstongen, kalfs-zwezerikkenkoppen en borst- en buikingewanden van vee. Aan bepaalde personen kan, wanneer tengevolge van maat regelen krachtens de wet van 2U Juli 1870 (Staatsblad n°. 131), het niet mogelijk is geheele of halve dieren met de onder a genoemde deelen, op de aangegeven wijze aan het vleesch be vestigd, in te voerendoor Burgemeester en Wethouders tot wederopzegging vergunning gegeven worden het vleesch zonder die deelen in te voeren, mits het afkomstig zij van dieren, in een openbaar gemeentelijk slachthuis in ons land geslacht, en aldaar vóór en na de slachting goedgekeurd, en ten bewijze daarvan vergezeld van een bewijs van goedkeuring, afgegeven, en voorzien van goedkeuringsmerken, aangebracht door daartoe bevoegde ambtenaren aan die slachthuizen. Bovendien kan door Burgemeester en Wethouders aan be paalde personen, echter alleen dan, wanneer bijzondere om standigheden dit wenschelijk maken, tot wederopzegging ver gunning gegeven worden tot den invoer van kleinere stukken versch vleesch dan geheele of halve dieren, mits afkomstig uit een der openbare gemeentelijke slachthuizen in ons land en vergezeld van het bewijs van goedkeuring en voorzien van goedkeuringsmerken in het vorige lid van dit artikel nader omschreven. De bewijzen van goedkeuring en de goedkeuringsmerken van de slachthuizenin dit artikel bedoeldsluiten afkeuring te Leiden niet uit. Artikel 10. Niet van toepassing is het bepaalde in artikel 9 onder a voor versch vleesch, dat de gemeente per spoor wordt door gevoerd. Van het daarbij bepaalde kan door den Directeur ontheffing ontheffing worden verleend, onder verplichting tot opvolging van de door hem daaraan te verbinden voorwaarden, voor versch vleesch, dat anders dan per spoor de gemeente zal doorgevoerd worden. In dat geval moeten de in artikel 6 genoemde wegen wor den gevolgd, terwijl overigens alle bepalingen, voor ingevoerd vleesch vastgesteld, van kracht zijn. Dit vleesch wordt bij goedkeuring van een door Burgemeester en Wethouders vast te stellen bijzonder merk voorzien en daarna onder politietoezicht buiten de gemeente gebracht. Artikel 11. Het is verboden in te voeren: a. vleeschdat tot bederf is overgegaan b. vleesch, dat uiterlijke teekenen van ondeugdelijkheid vertoont. Het is verboden in de gemeente terug te voeren, nadat het deze verlaten heeft: a. het niet afgekeurde vleesch van de geslachte dierenbe doeld in de artikelen 3 en 17; b. het niet afgekeurde doorgevoerde vleesch, bedoeld in ar tikel 10, tweede lid; c. het vleesch, bedoeld in artikel 39. Artikel 12. Het vervoer van vleesch, in artikel 11 genoemd, alsmede van ongekeurd vleesch, is verboden, tenzij de vervoerder aantoone, dat zulks plaats heeft krachtens eenige bij deze verordening opgelegde verplichting of verleende bevoegdheid. Artikel 13. Het is verboden versch vleesch anders te vervoeren dan geborgen in behoorlijk gesloten en geventileerde, of wel in behoorlijke overdekte vervoer- of draagmiddelen. Artikel 14. Ieder vervoerder van vleesch is verplicht het op de eerste aanmaning van de ambtenaren, belast met het opsporen van overtredingen dezer verordening, onmiddellijk te vertoonen en, bij twijfel van deze aan de goede eigenschappen of aan het gekeurd zijn of aan het bij artikel 8 voorgeschreven ge wicht, hen met het vleesch te volgen naar het keuringslokaal op het Openbaar Slachthuis, en het daar op zijn kosten aan een nader onderzoek te onderwerpen. Bij weigering zal de overbrenging op zijn kosten geschieden, onverminderd de strafvervolging ter zake van de weigering. UI- Het slachten van veehet keurenmerken en verkoopen van vee en vleeschgestorven dieren en noodslachtingen. Artikel 15. Het is verboden het bedrijf van vleeschverkooper uit te oefenen in andere lokalen dan die, welke hiertoe door of van wege Burgemeester en Wethouders zijn onderzocht en goed gekeurd. Ten behoeve van dit onderzoek moet door den belanghebbende ten minste 8 dagen voor dat hij de lokalen in gebruik wenscht te nemen, daarvan aan Burgemeester en Wethouders kennis worden gegeven. De goedkeuring kan door hen ten allen tijde worden inge trokken. Artikel 16. Behoudens de slachting in nood, bedoeld in artikel 27, is het verboden vee te slachten: a. elders dan in het Openbaar Slachthuis; b wanneer het niet binnen den door den Directeur te bepalen, aan het slachten voorafgaan den, termijn aldaar is gekeurd. Als bewijs der goed- of afkeuring wordt het dier voorzien van één of meer door Burgemeester en Wethouders vast te stellen merken op door hen te bepalen plaats en wijze. De goedkeuringsmerken worden verwijderd of onkenbaar gemaakt, indien het dier ongeslacht van het Openbaar Slacht huis wordt weggevoerd. De keuring geschiedt op de daarvoor aangewezen plaats op door Burgemeester en Wethouders vast te stellen tijden, zoo spoedig mogelijk. Artikel 17. Wordt vee afgekeurd, dan wordt het onder politietoezicht buiten de gemeente gebracht, tenzij de Directeur dit onraad zaam acht. In dit geval zijn van toepassing de bepalingen van het vijfde, zevende en achtste lid van artikel 3. Voor afgekeurd vee en het daarvan afkomstige vleesch geldt mede het bepaalde in artikel 3, voorlaatste lid. Artikel 18. De Directeur heeft de bevoegdheid, zoo hem dat voor een juist oordeel noodig blijkt, de beslissing omtrent goed - of af keuring en die omtrent de wijze, waarop gehandeld zal worden met het vee, bedoeld in artikel 3, eerste lid en met afgekeurd vee uit te stellen tot een nader aan te geven tijdstip. De belissing moet genomen zijn binnen 48 uren na het eerste onderzoek. Gedurende den tijd van uitstel blijft het dier aan het Open baar Slachthuis en wordt aldaar gestald en gevoederd op kosten van hem, die de keuring aangevraagd heeft of ten wiens be hoeve het onderzoek plaats vindt,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 3