DONDERDAG 30
OCTOBER 1902.
151
Zitting van Donderdag SO October 1902.
Geopend des namiddags te één uur.
Voorzitter: de heer H. C. JUTA, loco-Burgemeester.
Te behandelen onderwerpen
1°. Verzoek van Mejuffrouw J. G. Boon om eervol ontslag als
onderwijzeres aan de school 2e klasse voor Jongens en
Meisjes. (26(5)
2<J. Eerste suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting,
dienst 1902. (265)
3°. Begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor
den dienst 1903. (256 en 257)
Tegenwoordig zijn 28 leden, als de heeren: Fockema An
drea?, Sijtsma, Witmans, deGoeje, Drucker, Kaiser, L. Driessen,
Zaaijer, van Lidth de Jeude, Timp, J. P. Driessen, Pera, A. J.
van Hoeken J.Jzn., Aalberse, van Hamel, P. J. Mulder, van
Tol, Kerstens, Kroon, A. Mulder, de Vries, Bots, P. J. van
Hoeken, HasselbachBosch, Dekhuyzen, .van Dissel en Juta,
Voorzitter.
Afwezig zijn de heeren: Korevaar wegens ongesteldheid
en de Lange wegens verhindering. Er is eene vacature.
De Voorzitter Ik wensch nu allereerst mededeeling te doen
van een ingekomen schrijven van Mevrouw de Wed. van
Kempen, hetwelk ik den Secretaris verzoek voor te lezen.
Deze missive luidt als volgt:
Leiden, 29 October 1902.
Aan het Gemeente-Bestuur van Leiden.
IloogEdelgestrenge Heeren
Bij dezen vervul ik den treurigen plicht U kennis te geven
van het overlijden van mijn dierbaren echtgenoot Antonius
Everdinus van Kempen, Lid Uwer Vergadering.
Overtuigd van Uwe deelneming in dit voor mij en mijne
kinderen zoo droevig verlies, noem ik mij
Uwe diepbedroefde dienaresse
Mevr. de Wed. A. E. van Kempenvan Hoijtema.
De Voorzitter. Mijne heeren! Sedert de laatste vergadering
heeft de gemeente een droevig verlies geleden door het over
lijden van ons geacht medelid, den heer van Kempen. Een
kleine wond, welke zich eerst eenvoudig liet aanzien, doch
later eene operatie noodzakelijk maakte, en eene longaandoening,
maakten binnen betrekkelijk korten tijd een einde aan zijn
ook voor Leiden zoo nuttig leven. Ruim negen jaren is de
heer van Kempen lid van den Gemeenteraad geweest. In dien
tijd heeft hij altijd getoond te zijn een zeer ijverig lid; een
man, die wel is waar pal stond voor zijne beginselen, maar
die toch ook het goede wist te waardeeren in hen, die andere
beginselen voorstonden, terwijl hij bij verschil van meening
steeds den goeden toon handhaafde.
Hij had Leiden lief en leefde geheel voor de behartiging
der belangen van stad en land. Dat zijne mede-ingezetenen
zijn streven en optreden waardeerdenbleek o.a. daaruit, dat
hij als afgevaardigde van Leiden werd gekozen voor de Tweede
Kamer en voor de Provinciale Staten; en dat twee districten
tegelijk hem afvaardigden voor den Raad.
De heer van Kempen was een vriendelijk, tegemoetkomend
man; hij was ook een weldadig man, en voor zeer velen zal
zijn overlijden een groot verlies zijn.
Tot voor korten tijd nog flink en krachtig, is hij betrekkelijk
onverwacht aan de zijnen en aan de gemeente ontrukt, waar
voor hij nog zoo nuttig werkzaam had kunnen zijn.
Ten volle betreuren wij zijn heengaan en wij zullen hem altijd
in vriendelijke nagedachtenis houden.
Ik stel voor den brief van de weduwe met een brief van
rouwbeklag te beantwoorden.
Daartoe wordt besloten.
De Notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
van 23 October worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
2°. Missive van A. Uittenbroek, houdende mededeeling dat
hij de benoeming tot hoofd der school 3e klasse aan de Paul
Krügerstraat aanneemt.
3°. Missive van de Ged. Staten ten geleide van het Koninklijk
besluit tot goedkeuring van de verordening, houdende wijziging
der verordening van 19 April 1900, regelende de heffing van
schoolgelden aan de openbare scholen voor lager onderwijs te
Leiden en van de verordening, houdende wijziging van de
verordening van 19 April 1900, regelende de heffing van school
geld aan de gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers en
onderwijzeressen te Leiden.
"Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter. Staande de vergadering is nog ingekomen
een adres van de Directie der Stoombootmaatschappij »de Vol
harding".
Dit adres luidt als volgt:
Leiden, 30 October 1902.
De ondergeteekendenH. J. van Nouhuys, Directeur der
Stoombootmaatschappij »de Volharding", P. J. Weijenberg,
Ditecteur der Stoombootmaatschappij «Carsjens", en P. J.
van Hoeken, houthandelaar, allen wonende te Leiden,
Geven met verschuldigden eerbied te kennen, dat verbetering
aan de zuidzijde van de haven wenschelijk is in het belang
van de scheepvaart, tot draaien in de groote havenbrug en
ter^ verkrijging van betere los- en laadplaats voor schepen.
Gaarne zouden ondergeteekenden zien dat door U maat
regelen werden genomen om den daar ter plaatse bestaanden
uithoekvroeger dienende tot scheepshelling, weg te nemen,
en den wal in de richting van den bestaanden wal door te trekken.
Redenen, waarom zij verzoeken deze zaak in ernstige over
weging te nemen.
Hoogachtend, UEd. dw. dienaren,
De Directie der L. S. Mi>de Volharding
H. J. van Nouhuys.
StoombootmijCarsjens" voorhW. D. Carsjens
P. J. Weijenberg, Directeur.
P. J. van Hoeken.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
Aan de orde is:
I. Verzoek van Mejuffrouw J. G. Boon om eervol ontslag als
onderwijzeres aan de school 2e klasse voor Jongens en Meisjes.
(Zie Ing. St. n°. 266).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming met
ingang van 1 November 1902 een eervol ontslag verleend.
II. Eerste suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting,
dienst 1902.
(Zie Ing. St. nn. 265).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vast
gesteld.
III. Begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente
voor den dienst 1903.
(Zie Ing. St. n<>. 256 en 257).
De algemeene beraadslaging wordt geopend.
De heer Fockema Anure^:. Mijnheer de Voorzitter. Bij het
afdeelingsonderzoek heb ik met een enkel woord er op gewezen,
dat de finantieele toestand van Leiden niet volkomen bevre
digend is. Het antwoord nu, dat Burg. en Weth. daarop geven,
heeft mij volkomen bevredigd ik wilde wel, dat de finantieele
toestand mij ook zoo bevredigde. Vooreerst zeggen Burg. en
Weth., dat het te ver gaat: »den finantieelen toestand onzer
gemeente zeer bedenkelijk te noemen en te spreken van den
zorgwekkenden toestand, waarin de financiën nu verkeeren."
Ik herinner mij niet, dat ik die woorden precies gebruikt heb,
maar wanneer ik die had gebruikt, dan zou ik te sterk hebben
gekleurd dat geef ik volkomen toe. Verder zegt het Dag.
Bestuur zich niet bewust te zijn de aanneming van zijne eigen
voorstellen ooit te hebben ontraden, en dat heb ik ook niet
gezegd. Maar ik herinner mij met genoegen, dat de tegen
woordige voorzitter bij herhaling in den loop van het jaar
heeft gezegdHeeren Raadsleden, past op, want gij zult schrik
ken van het cijfer van den hoofdelijken omslag voor het volgend
jaar. Wij waren dus nu gewaarschuwd. Overigens spreekt uit
het antwoord van het Dag. Bestuur eene voorzichtigheid en
eene bedachtzaamheid, die wij niet anders kunnen dan prijzen
en die wij, laat ik er dat bij zeggen, ook niet anders dan
kunnen verwachten. Ik speciaal herinner mij altijd nog met
genoegen den tijd, toen ik onder praesidium van den tegen-
woordigen voorzitter onzer vergaderingen zitting had in de
commissie voor de financiën, die toen steeds aanprees het zetten
van de tering naar de nering en dus een ander stelsel ver
tegenwoordigde dan datgene, wat in dien tijd van den voorzit-
tersstoel werd verkondigd, n.l.dat men eerst moest vragen
welke behoeften er waren, afgezien van den financieelen toe
stand, om dan daarna te zorgen dat de gelden er kwamen,
hoe dan ook.
Ondertusschen wil ik wel met korte woorden enkele cijfers
noemen, die mij er toe leiden achteraf gezien wel eenige be
denking te gevoelen tegen allerhande uitgaven, die zijn gevoteerd.
Ik herhaal wat ik in de afdeeling reeds heb gezegd: ik heb
zelf voor de meeste dier uitgaven gestemd, dus wanneer ik
iemand van zijne stem een verwijt maakte, zou ik dat in
de allereerste plaats aan mijzelven doen. Maar het is wel goed
aan het eind van een tijdperk of bij het begin van een nieuw