DONDERDAG 23 OCTOBER 1902.
147
met hetzelfde voorstel bij den Raad moeten komen. In uitstel
zie ik dus volstrekt geen nut.
De heer Hasselbach. Ik ben het volkomen eens met de
bewering, dat wanneer men de boomen in het voorjaar rooit,
zij mindei- waard zijn. Maar aan den anderen kant geloof ik
ook, dat dit eventueele nadeel geheel wordt opgewogen door
het voordeel dat wij zullen krijgen, wanneer het Plantsoen
nu nog niet zoo behoeft omgewoeld te worden. "Wanneer men
eenmaal aan het werk is, de boel is afgeschut en daardoor
de ruimte van zelf is beperkt, dan zal het rooien niet zooveel
schade doen aan het plantsoen door ontgraving, loswoeling
van den grond enz. Ik schaar mij dus geheel aan de zijde
van den heer Fockema Andrem.
De heer A. J. van Doeken J.Jz. Het spijt mij dat ik het
met den heer Hasselbach niet eens kan zijn. Juist als de
boomen in het voorjaar gerooid worden, zullen zij meer schade
toebrengen aan het Plantsoenwant dan gaan zij uitspruiten,
zijn met blad en vernielen in hun val dus veel meer dan nu,
nu zij geheel zonder blad zijn. Ook is het niet altijd mogelijk
ze juist binnen eene vooraf beperkte ruimte te doen vallen.
De heer be Goeje. M. d. V. Eene enkele vraag slechts.
Moet de weg naar de brug juist recht zijn of kan hij wellicht
eene buiging krijgen? Wanneer de weg niet per se recht be
hoeft te zijn, wat mij nu niet zoo noodzakelijk toeschijnt,
omdat het toch geen hoofd verkeersweg is, dan zouden de
boomen wellicht kunnen gespaard worden, wat zonder twijfel
in het algemeen belang zou zijn. Ik zou dit punt gaarne aan
de overweging van Burg en Weth. willen aanbevelen en on
dersteun daarom het voorstel van den heer Andrese.
De Voorzitter. Een weg, die niet recht loopt, zal altijd
meer ruimte van het Plantsoen vorderen dan een rechte weg
en hoe meer men van het Plantsoen wegneemthoe grooter
de kans op vernieling of beschadiging wordt, hoe meer kans
men ook loopt, dat er nog meer boomen zullen moeten ge
veld worden. Het maken van een rechten weg verdient dus
mijns inziens verre de voorkeur.
De heer Hasselbach. Nog een enkel woord aan mijn ge-
achten collega in de Commissie van fabricage. Ik heb niet
gezegd dat men met het rooien moet wachten totdat de
boomen al in blad zijn, maar ik heb gedacht aan een uit
stel van een paar maandenin Januari of Februari hebben
zij stellig nog geen blad. Het was volstrekt niet mijne be
doeling om te wachten tot Juni of Juli, wanneer namelijk
die boomen in den weg staan.
De heer Fockema Andrew. M. d. V. Wanneer Burg. en Weth.
niet geneigd zijn de bewuste boomen uit hun voorstel te
lichten, stel ik voor om de drie boomen uit het voorstel te
doen vervallen.
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Pera. M. d. V. Kan hetgeen de heer De Goeje
zooeven heeft gezegdgeen aanleiding geven dat de zaak nog
eens wordt onderzocht? U zegt wel, dat wanneer de weg niet
recht wordt genomen, een nog grooter deel van het Plant
soen zal beschadigd worden, maar dat kan toch eerst nog
eens onderzocht worden. Het heeft stellig ook veel voor,
wanneer deze drie boomen kunnen blijven staan.
De Voorzitter. Er is eenmaal door den Raad aangenomen,
dat er een brug zal komen te liggen recht tegenover de Kraaier-
straat, en ik geloof niet, dat wij verstandig zouden doen
daarop terug te komen. Als men van uit de Kraaierstraat
een krommen weg moet gaan, dan moet men daarna ook
weer een anderen krommen weg gaan om op de brug te
komen, die recht tegenover de Kraaierstraat ligt. Ik geloof
niet, dat dat de aangewezen weg zou zijn om het Plantsoen
zooveel mogelijk te ontzien.
Het amendement-Fockema Andrese, hierop in stemming
gebracht, wordt aangenomen met 14 tegen 11 stemmen.
Voor stemmen de heeren: Zaaijer, Fockema Andrese, Druc-
ker, Timp, van Dissel, de Vries, Hasselbach, van Hamel,
Pera, Kerstens, de Goeje, Kaiser, Witmans en van Lidth
de Jeude.
Tegen stemmen de heerenBotsP. J. van HoekenJ. P.
Driessen, L. Driessen, Aalberse, P. J. Mulder, van Tol,
Sijtsma, Bosch, A. J. van Hoeken J.Jzn. en Juta.
Het voorstel van Burg. en Weth wordt vervolgens, aldus
gewijzigd, zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
X. Voorstel tot continuatie van de huur van een partij wei
land nabij het gesticht Endegeest", kadastraal bekend onder
Sectie E, nis. 46, 49 en 52, gemeente Oegstgeest.
(Zie Ing. St. n°. 253).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XI. Voorstel tot continuatie van de huur van een partij
weiland nabij het gesticht »Endegeest", kadastraal bekend
onder Sectie E, nis. 1696 gedeeltelijk, 1697, 42, 44 en 41 ge
deeltelijk, gemeente Oegstgeest.
(Zie Ing. St. n°. 253).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XII. Voorstel tot het niet weder verhuren van de boerderij
en den boomgaard nabij »Rhijngeest."
(Zie Ing. St. n°. 253).
De heer Sijtsma. Mijnheer de Voorzitter, ik ben er niet
zoo geheel gerust op, of de geest van onzen landman-dichter
Poot zal wel eens gaan spoken bij de Comissie of bij den
Directeur, die zoo afgeven op eene boerderij. En ik moet
zeggen, dat ook de herinnering uit mijne jeugd er tegen op
komt, dat eene boerderij voor de omgeving zou wezen ver
ontreinigend en eene onaangename lucht verspreidend; dat
behoeft absoluut niet het geval te zijn. Als er in den tijd van
Poot zenuwlijders warenhetgeen ik niet weet, dan zou hij zeker
de boerderij hebben bezongen als een plaats om daarvan beter
te worden, omdat daar is eene rustig stemmende omgeving.
Ik kan mij dus niet voorstellendat de boerderij om die
reden weg moet Nu zou ik er nog vrede mee kunnen hebben
maar de f215. welke de gemeente daarmede derft, komen
die langs anderen weg terug? Dat is mij nog niet duidelijk
geworden en daarom wenschte ik gaarne inlichtingen.
De heer Pera. Ik kan mededeelen, dat op andere wijze
zeker een groot deel van die huur terugkeert, dus is dat
geld niet geheel verloren. In dat opzicht kan de heer Sijtsma
dus gerust zijn.
Het voorstel wordt daarop zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XIII. Voorstel tot onveranderde vaststelling van de verorde
ning, regelende de heffing en invordering van een keurloon
van vee en vleesch.
(Zie Ing. St, n°. 255).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XIV. Voorstel tot onveranderde vaststelling van de verorde
ning, regelende de heffing en invordering van de begrafenis-
rechten op de algemeene begraafplaats.
(Zie Ing. St. n°. 255).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XV. Vaststelling van de verordening, houdende wijziging
van de verordening op de Straatpolitie.
(Zie Ing. St. n°. 252).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XVI. Vaststelling van de verordening, houdende wijziging
van de verordening op de wateren.
(Zie Ing. St. n°. 252).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XVII. Vaststelling van de verordening, houdende wijziging
van de verordening op de markten.
(Zie Ing. St. n°. 252).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XVIII. Vaststelling van de verordening, houdende wijziging
van de verordening op tapperijen, bierhuizen enz. en logementen.
(Zie Ing. St. n». 252).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XIX. Vaststelling van de verordening, houdende huishoudelijk
reglement voor het krankzinnigengesticht «Endegeest" en het
Sanatorium voor zenuwlijders «Rhijngeest."
(Zie ing. St. n°. 259).
Er worden geen algemeene beraadslagingen gevoerd.
De artikelen 1 tot en met 5 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 6, luidende:
«Behoudens hetgeen elders in dit reglement omtrent het
geven van verlof aan de ambtenaren en hoogere beambten
wordt bepaald, wordt verlof aan het personeel, zoowel van
den geneeskundigen- als van den huisdienst, verleend door
den Geneeeheer-Directeur."