Johannes Hendrikus Moerhuijs. 157 uit de andere aan den tramweg liggende gemeenten die hunne inkoopen, zaken en dergelijke te Leiden komen verrichten, zeker zal toenemen. Redenen waarom adressante Uwen Raad eerbiedig verzoekt haar wel te willen vergunnen dat zij haren tramweg van de Ambachtsschool tot in het Noordeindsplein doortrekke. 't Welk doende Maatschappij tot Exploitatie van Tramweqen J. Vas Visser. Voorburg, 30 October 1902. N°. 276. Leiden, den 0 November 1902. Wij hebben de eer U hierbij te doen toekomen de door ons ontvangen vier sollicitatiën naar de met 1 Januari a.s. vacant komende betrekking van Rector van het Gymnasium alhier. Na ernstige overweging achten wij den heer Dr. "L. Punt, van af 1891 conrector van ons Gymnasium, het meest aanbevelenswaardig. In de tweede plaats wenschen wij voor te dragen Dr. C. J. Vinkesteyn, Rector van het Gymnasium te Schiedam. Mitsdien hebben wij de eer IJ de volgende aanbevelingslijst van benoembaren voor de genoemde betrekking aan te bieden 1°. Dr. L. PUNT, conrector van het Gymnasium alhier; 2°. Dr. C. J. VINKESTEYN, rector van het Gymnasium te Schiedam. De heer Inspecteur der Gymnasia, wiens advies hierbij in afschrift wordt overgelegd, kan zich hiermede vereenigen. Curatoren van het Gymnasium Fockema Andreae, Voorzitter. J. C. van der Lip, Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. 's-Gravenhage, 4 November 1902. Met terugzending van de in mijne handen gestelde stukken der vier sollicitanten naar de met 1 Januari a.s. vacant komende betrekking van rector van het gymnasium in uwe gemeente, heb ik de eer Uw College te berichten, dat er bij mij geen bezwaar bestaat tegen uwen wensch om aan den Gemeenteraad de volgende aanbevelingslijst van benoembaren aan te bieden 1. Dr. L. PUNT, conrector van het gymnasium te Leiden; 2. Dr. C. J. VINKESTEYN, rector van het gymnasium te Schiedam. De Inspecteur der gymnasia, (w. g.) C. J. Eggink. Aan het College van Curatoren van het gymnasium te Leiden. N°. 277. Leiden7 November 1902. Naar aanleiding van nevensgaand adres van J H. Moerhuis, houdende verzoek om terugbetaling van schoolgeld, Lager Onderwijs, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressant terugbetaling van schoolgeld te verleenen over de maanden Juli en Augustus van dit jaar, tot een bedrag van f 2 60, aangezien zijne dochter wegens vestiging in de ge meente het onderwijs aan de school 2e klasse voor Jongens en Meisjes eerst sedert 9 September heeft gevolgd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Edelachtbare Heeren, Geeft met gepaste eerbied te kennen, Johannes flendrikus Moerhuis, wonende binnen deze gemeente, dat hij blijkens hierbij overgelegde quitantie van den heer Gemeenteontvanger, heeft betaald een som van f 4.ter voldoening van het school geld voor zijn kind Christina Francisca Moerhuis; dat echter genoemd kind vanaf den negenden September het jaar negen tienhonderd en twee de school eerst heeft bezocht, weshalve de vrijheid neemt zich tot uw Edelachtbaren te wenden met het verzoek, dat aan hem van het elders betaalde bedrag ad f restitutie verleend moge worden. 't Welk doende, Leiden, den 30 October 1902. N°. 278. Leiden, 7 November 1902. Aangezien ingevolge de desbetreffende verordening alleen bij tusschentijdsch vertrek der leerlingen uit de gemeente (dus niet uit een naburige gemeente) door den Raad gedeel telijke teruggave van schoolgeld kan worden verleend, geven wij U in overweging, in overeenstemming met de door u in uwe vergadering van den 15en November 1900 (Ingek. St. n°. 254) op een analoog verzoek genomen beslissing, afwijzend te beschikken op het hierbij overgelegd verzoek van R. F. van Brakel Schimmel om terugbetaling van schoolgeld voor zijn dochtertje, leerlinge der openb. lagere school le klasse voor meisjes, alhier. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Zoeterwoude, 31 October 1902. Ondergeteekende, van Brakel Schimmel, Reinier Frans, Luitenant ter zee der eerste klasse, thans wonende te Zoeter woude, Haagweg 58, geeft beleefd het volgende te kennen: dat zijn dochter Rema Adela van Brakel Schimmel de openbare lagere meisjesschool le klasse te Leiden bezoekt en zij door verandering van woonplaats van ondergeteekende met ultimo November zal ophouden genoemde school te bezoeken. Reden waarom adressant beleefd verzoekt dat het den Raad der gemeente Leiden moge behagen hem het reeds betaalde schoolgeld over de maand December (v/h. 2e kwartaal, inge gaan 1 October dienstjaar 1902/1203) te willen restitueeren. 't Welk doende, Van Brakel Schimmel. Aan den Gemeenteraad te Leiden. N°. 279. Leiden, 8 November 1902. Uit de in de Leeskamer ter inzage liggende processen-ver- baal blijkt, dat verschillende gedeelten van de Heerenlaan en van de Gasthuislaan en de geheele Wittelaan bij den onlangs gehouden najaarsschouw nog in zeer onvoldoenden toestand verkeerden. Wel werd door een deel der eigenaren geheel en door andere eigenaren voor een deel aan de van ons ontvangen aanschrij vingen voldaan, maar juist door die partieele uitvoering der opgelegde werken laat de toestand nog alles te wenschen over. Van de Heerenlaan is het grootste gedeelte thans bestraat en gedoleerd en van behoorlijke kolken tot afvoer van hemel water voorzien. Het spreekt echter van zelf dat de reeds aan wezige rioleering niet tot haar recht komt, zoolang er nog een gedeelte van de laan overblijft, waarin geen riool ligt. Voorts is er een gedeelte der laan, waarin thans wel een riool ligt, maar dat nog niet bestraat is. Daar is de toestand feitelijk nog erger geworden, dan hij vroeger was, omdat de aangebrachte kolken door zand en slik verstopt raken, dien tengevolge het regenwater niet meer kunnen opnemen, en dus de laan meer en meer onbegaanbaar wordt. Niet anders is het in de Gasthuislaan gesteld. Daar zijn sommige gedeelten bestraat en gedoleerd, andere öf alleen bestraat of alleen gedoleerd, weer andere noch het een, noch het ander. Ook hier moet er worden gezorgd dat de laan over haar geheele lengte van bestrating en rioleering voorzien worde. In de Witte Laan eindelijk, waar ingevolge onze lastge vingen de beschoeiingen zijn hersteld en verlichting is aan gebracht, verkeert het pad zelf door de vele daarin voorko mende gaten en oneffenheden en het gebrekkige der afwatering nog in zeer onvoldoenden toestand. Het is dringend noodzakelijk dat hierin verandering kome en door de onderhoudsplichtigen tot de uitvoering der noo- dige werken worde overgegaan, waardoor eens voor al een afdoende verbetering in den toestand der genoemde lanen zal worden gebracht. De lastgeving daartoe kan echter niet van ons college uit gaan maar behoort ingevolge het bepaalde bij de artt. 4 en 5 der Lanenverordening van 6 Juli 1899 (Gem. BI. n°. 15) door Uwe Vergadering te worden verstrekt. Op grond van een en ander geven wij u daarom in over weging aan de verschillende eigenaren de uitvoering der na volgende werken te gelasten: a. aan de eigenaren van de Witte laan, om deze laan op te hoogen en vervolgens te verharden; b. aan de eigenares van het gedeelte Heerenlaan, kad. be kend Sectie K. n°. 227, om dat van een riool en van kolken te voorzien en het met klinkers te plaveien; c. aan den eigenaar van het gedeelte Heerenlaan, kad. bekend Sectie K. 874, 875, 876, 877, 878 en 879 (alles ge deeltelijk) om dat met klinkers te plaveien d. aan den eigenaar van het gedeelte Gasthuislaan, kad. bekend Sectie K. n°. 993 (gedeeltelijk), om dat met klinkers te plaveien

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 5