150
van het bedienend personeel, op het aangegeven uur vertrekt,
zonder te wachten tot de geopende brug weder gesloten is
Het valt dan ook niet te betwijfelen of het reizend publiek
zal door deze doortrekking van de lijn ten zeerste worden
gebaat.
Wat nu de door ons in overleg met de commissie van
fabricage voorgestelde voorwaarden betreft, zoo merken wij
nog het volgende op.
De 2e dier voorwaarden beoogt te voorkomen, dat bij
een uitgebreid goederenvervoer over het nieuwe lijntje het
verkeer over het Noordeindsplein tengevolge van het lossen
en laden dier goederen zou kunnen worden belemmerd en
bovendien dat stadsgedeelte gedurende korter of langer tijd
door de op den openbaren weg geplaatste goederen van allerlei
aard zou worden ontsierd. Vandaar dat slechts het vervoer
van goederen van geringen omvang op dat gedeelte der lijn
zal worden toegelaten. Om diezelfde reden wordt in de 3e
voorwaarde verboden losse wagens op dat gedeelte der lijn
te laten staan.
In de 4e voorwaarde wordt aan de maatschappij de ver
plichting opgelegd om het door hare lijnen in beslag genomen
terrein behoorlijk te reinigen en om voor de bestrating en
afwatering van het vóór de ambachtsschool gelegen open
terrein zorg te dragen. Door die laatste verplichting zal een
groote verbetering worden gebracht in den toestand van het
terrein vóór de ambachtsschooldat thans veelalzeker voor
een groot deel tengevolge van het in- en uitlaten van water
voor de locomotieven, in erg modderigen toestand verkeert,
Bij de 5e voorwaarde wordt de maatschappij belast met
het onderhoud der bestrating, voor zoover deze geacht kan
worden van het rijden van de tram te lijden te hebben, terwijl
zij in de 6e voorwaarde verplicht wordt, zonder deswege op
eenige vergoeding van schade recht te hebben, alle werken
ten behoeve van gas-, water-, telegraaf-, telephoon- of andere
leidingen te gedoogen, ook al zou daarvan staking van den
dienst tijdelijk het gevolg moeten zijn.
De 8e voorwaarde geeft ons college de bevoegdheid bij
bijzondere gelegenheden, als volksfeesten of anderszins, alge-
heele staking van den dienst te gelasten, terwijl in de 9e
voorwaarde de noodige maatregelen zijn voorgeschreven om
de veiligheid van het verkeer te verzekeren.
De 10e voorwaarde waakt er voor dat de omwonenden geen
overlast zullen ondervinden van den rook der locomotieven,
terwijl de l'le ons de bevoegdheid geeft der maatschappij bij
nietnakoming der haar opgelegde voorwaarden een boete op
te leggen, afwisselende van ƒ5.— tot 50.
Eindelijk waarborgt de 12e voorwaarde dat alles in den
tegenwoordigen staat zal worden hersteldindien de vergunning
om welke reden dan ook komt te vervallen.
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering
daarom in overweging aan de «Maatschappij tot exploitatie van
tramwegen" vergunning te verleenen tot het doortrekken van
hare tramlijn den Haag—Leiden van het tegenwoordig eindpunt
tot aan het Noordeindsplein binnen deze gemeenteovereen
komstig de in de Leeskamer ter inzage liggende situatie, en
voorts onder de volgende voorwaarden:
1°. De maatschappij voert voor hare rekening uit alle voor
het doortrekken van de lijn benoodigde werkendaaronder
mede begrepen die tot versterking van de Haagbrug. Al deze
werken moeten ten genoegen van Burgemeester en Wethouders
worden uitgevoerd.
Echter zal het opnemen en herstellen der wegbedekking,
voor zooveel dit voor de verlenging van de lijn wordt gevorderd,
van gemeentewege, doch eveneens op kosten der maatschappij
geschieden.
Binnen drie maanden na de dagteekening dezer vergunning
zullen de détailplannen, waaronder ook die voor de versterking
van de Haagbrug, aan de goedkeuring van Burgemeester en
Wethouders moeten worden onderworpen.
2°. Op het gedeelte der tramlijn, begrepen tusschen het oude
en het nieuwe eindpunt,mogen behalve personen slechts goederen
van niet te grooten omvang vervoerd worden, zooals die welke
gewoonlijk als passagiers- of bestelgoed meegenomen worden.
Andere goederen, waaronder ook begrepen ledig of gevuld
vaatwerk voor het vervoer van melk, alsmede vee, mogen op
dat gedeelte van de lijn niet vervoerd worden.
3°. Op het sub 1° genoemde gedeelte der lijn mogen geen losse
wagens blijven staan. De aankomende treinen zullen in hun
geheel weder moeten worden teruggevoerd.
4°. De maatschappij is verplicht het door hare lijnen in beslag
genomen terrein, gelegen binnen het grondgebied dezer ge
meente, behoorlijk ten genoegen van Burgemeester en Wet
houders te bestraten en in de afwatering daarvan te voorzien,
met dien verstande, dat van de Staatsspoorlijn tot het wacht
lokaal naast de ambachtsschool de bestrating zich niet verder
behoeft uit te strekken dan tot 50 cM. buiten de rails, doch
dat het terreindat zich vóór dit wachtlokaal en verder naar
het kanaal uitstrekt in zijn geheel moet worden bestraat en
deze bestrating in aansluiting met de bestaande bestrating
moet worden gebracht.
Voorts is de maatschappij verplicht het door hare lijnen
in beslag genomen terrein ten genoegen van Burgemeester en
Wethouders te onderhouden en geregeld te reinigen.
Tot dit terrein worden ook gerekend opslagplaatsen, ladings
plaatsen en dergelijke, die de maatschappij voor de uitoefening
van haar bedrijf noodig heeft, doch niet het zijspoor naar het
terrein van den Staatsspoorweg.
5°. In afwijking van het bepaalde sub 4° zal de bestrating
tot 2 M. aan weerskanten der tramrails door de gemeente
voor rekening van de maatschappij worden onderhouden.
Aan de maatschappij zal daarvoor ƒ0.12 per M2. in rekening
worden gebracht, behalve de kosten van het materiaal, waar
voor de kostende prijs zal moeten worden betaald.
6°. De vergunningen, voor het leggen van gas-, water-,
telegraaf-, telephoon- of andere leidingen verleend of te ver
leenen, moeten door de maatschappij geëerbiedigd en de
werken, die tengevolge daarvan, aan, langs of onder den
stoomtramweg mochten worden gevorderddoor haar gedoogd
worden, zonder dat zulks der maatschappij aanspraak geeft
op eenige vergoeding van schade, ook al zou daardoor de dienst
tijdelijk belemmerd of geheel gestaakt moeten worden.
Burgemeester en Wethouders zullen daarbij echter zooveel
mogelijk rekening houden met de belangen van den dienst
en zooveel mogelijk voorkomendat staking van den dienst
van de uitvoering dier werken het gevolg zou moeten zijn.
7°. Wanneer in het belang van openbare gemeentewerken
de rails der stoomtram tijdelijk moeten worden opgenomen
of verlegdzal daartoe op eerste aanzegging van Burgemeester
en Wethouders moeten worden overgegaan. De kosten der
opneming of verlegging en van de daarmede in verband staande
werken, met uitzondering van die voor de wegbedekking,
komen voor rekening van de maatschappij.
8". Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij bijzondere
gelegenheden in het belang der openbare orde voor te schrijven,
dat het Noordeindsplein niet met stoomtram wagens mag worden
bereden.
9°. Bij het rijden van de tram over het gedeelte van de
lijn begrepen tusschen de ambachtsschool en het nieuwe
eindpunt moet op korten afstand vóór de locomotief een
beambte loopen, ten einde het publiek voor de nadering van
de tram te waarschuwen. Tevens zal dan de bel moeten
worden geluid.
10°. Op het grondgebied der gemeente Leiden mogen de
locomotieven slechts met cokes worden gestookt.
110. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij nietna
koming van een of meer der hierboven omschreven voorwaarden,
aan de maatschappij een boete op te leggen van ten minste
ƒ5.(vijf gulden) tot ten hoogste 50.— (vijftig gulden).
12°. Bij het eindigen dezer vergunning is de maatschappij
verplicht de door haar aangelegde werken weder op te ruimen
en alles te herstellen in den staat waarin het zich vóór
den aanleg bevond, een en ander voor zooveel zulks door
Burgemeester en Wethouders zal worden noodig geacht.
13°. Deze vergunning kan ten allen tijde weder worden
ingetrokken en vervalt wanneer daarvan vóór den len Mei 1903
geen gebruik is gemaakt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en'Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met. verschuldigden eerbied te kennen de onderge-
teekende: Maatschappij tot Exploitatie van Tramwegen, ge
vestigd te 's-Gravenhagedoch op heden kantoor houdende
te Voorburg,
dat zij exploiteert den Stoomtramweg van 's-Gravenhage
naar Leiden eindigende in Uwe Gemeente'nabij de Ambachts
school buiten de voormalige Witte Poort,
dat dit eindpunt zoo voor de stoomtram als voor het
reizend publiek zeer ongunstig is gelegen, aangezien het is
buiten den kom Uwer Gemeente en het publiek thans wordt
afgezet vóór de Vliet en dientengevolge dikwijls heeft te
wachten voor de brug, toegang gevende tot het Noordeinde
welk wachten vooral 's avonds en bij slecht weder voor velen
zeer ongerieflijk en hinderlijk is,
dat om die redenen door velen bij herhaling den wensch
geuit isdat de stoomtramweg zou worden doorgelegd tot
het Noordeindsplein en ondergeteekende heeft gemeend aan
dien drang zoo mogelijk te moeten gevolg geven,
dat adressante meent dat ook het belang van Uwe Gemeente
medebrengt dat deze doortrekking tot stand kome, bekend
als het is dat gerieflijke en goed bereikbare middelen van
vervoer de welvaart eener gemeente bevorderen
dat behalve het direct belang dat de ingezetenen Uwer
Gemeente hebben doordien voor hen het reizen vergemakkelijkt
zal worden, ook moet gewezen worden op het indirect belang
waar door verbetering van het verkeerswezen het aantal reizigers