154
vaten van de graanbeurs en de Burchtpoort zullen dan nieuwe
privaten ten behoeve van den Burcht moeten worden aange
bracht, die eveneens van het genoemde portaal zullen te be
reiken zijn. Die privaten zijn ook dan gewenscht wanneer
Burcht en graanbeurs aan één en denzelfden pachter worden
verhuurd, maar bovendien noodig, omdat altijd mogelijk blijft,
dat later weder twee afzonderlijke pachters zullen optreden.
De verbouwing zal ƒ2100 kosten, wanneer het damesprivaat
van uit het portaal een afzonderlijke toegang krijgt, 1825
wanneer een gemeenschappelijke toegang zal leiden tot de
dames- en heerenprivaten beide. V ij twijfelen niet of Uwe
Vergadering zal, wanneer tot de verbouwing besloten wordt,
met ons aan de eerstbedoelde inrichting de voorkeur geven.
Wordt tot eene verpachting van graanbeurs en Burcht en
bloc beslotendan zal, terecht wordt dit door de commissie van
fabricage opgemerkt, in de voorwaarden de bepaling moeten
worden opgenomen, dat de toegang tot de graanbeurs aan
den Nieuwen Rijn behouden moet blijven en de deur gedu
rende beurstijd open moet staan, ten einde te voorkomen dat
het bezoek der graanbeurs mogelijkerwijs schade zou lijden,
indien de beurs alleen van de zijde van den Burcht toegan
kelijk werd gesteld.
Voorts schijnt het ons met de commissie van fabricage
wenschelijk, ook indien de Burcht alleen verhuurd wordt, te
doen vervallen de bepaling, »dat op den 2en Pinksterdag de
toegang tot den Burcht en het Plantsoen verboden is en de
hekdeuren bij de toegangstrap gesloten moeten worden."
Deze bepaling, die waarschijnlijk historisch te verklaren is,
heeft thans naar het ons voorkomt geen reden van bestaan
meer.
Eindelijk merkt nog de commissie van fabricage terecht op,
dat het tweede lid van art. 6 van het huurcontract betreflende
den Burcht overeenkomstig uw besluit van 17 Februari 1898
(Zie Ingek. Stukken n°. 23) zal moeten worden gelezen als
volgt: »De huurder moet gedoogen, dat de mest door de
pachters van het reinhouden der gemeente uit den mestput,
gelegen aan de zijde van de Burchtgracht, geregeld wordt
weggehaald."
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering
in overweging:
10. te besluiten tot eene openbare verpachting voor den tijd
van 5 jaar, en met inachtneming van de boven aangegeven
wijzigingen in de pachtvoorwaarden, zoowel van het voor
koffiehuis bestemde gedeelte van den Burcht (met bijbehoorende
woning, stalling, kegelbaan enz.) alleen, als van de graanbeurs
alleen, als van de beide inrichtingen te zamen, onder mede-
deeling aan de gegadigden, dat indien de Burcht en graan
beurs aan eenzelfden persoon worden verhuurd, de boven
omschreven verbinding zal worden tot stand gebracht;
2°. ons te machtigen, indien ons blijkt dat verhuring van
beide inrichtingen aan éénzelfden persoon in het belang der
gemeente wenschelijk is, tot de uitvoering van het bovenbe
doelde werk, waarvan de kosten worden geraamd op ƒ2100.—,
over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N0. 272. Leiden, 5 November 1902.
Na de uitvoerige mededeelingen, U bij de beantwoording
van het sectieverslag op de begrooting voor het volgend jaar
omtrent de met den heer P. J. v. Hoeken over den toestand
van de Haven gevoerde correspondentie verstrekt, kan ons
praeadvies op het hierbij overgelegd adres uit den aard der
zaak kort zijn. Immers uit dat antwoord blijkt volkomen
duidelijk dat wij geen vrijheid kunnen vinden u voor te stellen
de door adressanten gewenschte werken geheel voor rekening
der gemeente uit te voeren, en evenzeer waarom wij meenen,
dat de gemeente de helft der kosten voor hare rekening zou
kunnen nemen, indien de heer van Hoeken zich bereid
wenscht te verklaren de andere helft te dragen.
Het eenige, wat wij daaraan thans nog zouden kunnen
toevoegen is dit, dat thans, bij dit adres, voor het eerst door
personen die bij de scheepvaart belang hebben, op verwijde
ring van den uitbouw in de Haven wordt aangedrongen.
Bedenkt men echter, dat deze zaak reeds in de Kamer van
Koophandel een onderwerp van bespreking heeft uitgemaakt,
dat van het bij die gelegengeid verhandelde in de dagbladen
uitvoerig mededeeling is gedaan, en dat desniettemin, hoewel
dus in het openbaar de aandacht op deze zaak werd geves
tigd, geen enkele klacht van de schipperij over door de
scheepvaart ondervonden belemmering bij ons of onze amb
tenaren inkwam; bedenkt men voorts, dat de vereeniging
«Schuttevaar", die steeds vooraan op de bres staat, waar het
geldt de behartiging van de belangen van de scheepvaart en
die niet schroomt, bij het minste of geringste ongerief dat
de scheepvaart ondervindt, hare klachten te uiten en bij de
bevoegde autoriteit op verbetering aan te dringen, nog
nimmer over de aanwezigheid van dezen uithoek heeft ge
klaagd, dan waren wij toch zeker wel gerechtigd te verklaren,
dat ook het belang der schipperij bij de verwijdering van den
uithoek niet groot is, en dan rijst zelfs de vraag of de ge
meente niet verder gaat dan raadzaam is, wanneer zij zich
ter wille van dit kleine belang de belangrijke uitgave van
1800.— (zijnde de helft der totaalkosten van het werk)
wenscht te getroosten.
Intusschen waar wij eenmaal, zooals u bekend is, aan een
der adressanten hebben medegedeeld, dat wij bereid waren u
voor te stellen de helft der kosten voor rekening der gemeente
te nemen, indien adressant (aan wiens voorgangers feitelijk
oudtijds de verplichting had moeten zijn opgelegd de kade
na afloop van het gebruik der scheepshelling, weder in den
vroegeren toestand te herstellen")de andere helft wenschte
te betalen, daar meenen wij op dat besluit thans niet weder
te mogen terugkomen.
Mitsdien geven 'wij U in overweging ons te machtigen aan
adressanten te berichten dat de gemeente bereid is tot de
uitvoering van het werk over te gaanindien haar van andere
zijde eene tegemoetkoming in de kosten van het werk wordt
verleend, ten bedrage van de helft dier kosten, welke door
ons worden geraamd op 3000.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 30 October 1902.
Pe ondergeteekenden11. J. van Nouhuys, Directeur der
Stoombootmaatschappij »de Volharding", P. J. Weijenberg,
Directeur der Stoombootmaatschappij «Carsjens", en P. J.
van Hoeken, houthandelaar, allen wonende te Leiden,
Geven met verschuldigden eerbied te kennen, dat verbetering
aan de zuidzijde van de haven wenschelijk is in het belang
van de scheepvaart, tot draaien in de groote havenbrug en
ter verkrijging van betere los- en laadplaats voor schepen.
Gaarne zouden ondergeteekenden zien dat door U maat
regelen werden genomen om den daar ter plaatse bestaanden
uithoek, vroeger dienende tot scheepshelling, weg te nemen,
en den wal in de richting van den bestaanden wal door te trekken.
Redenen, waarom zij verzoeken deze zaak in ernstige over
weging te nemen.
Hoogachtend, UEd. dw. dienaren,
De Directie der L. S. 1XI. »de Volharding
H. J. van Nouhuys.
StoomboolmijvCarsjens" voorhW. D. Carsjens
P. J. Weijenberg, Directeur.
P. J. van Hoeken.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 273. Leiden5 November 1902.
Wij hebben de eer U hierbij over te leggen eene lijst van
reclames tegen het primitief kohier der plaatselijke directe
belasting voor 1902 en stellen U voor overeenkomstig ons in
die lijst opgenomen advies:
te handhaven de aanslagen van:
A. van Asperen (65); J. T. Baaten (89); Wed. Th. A. Bentz
van Dam (97); I. J. Berlemon (8); P. Berlemon (137); A. J
Bernard (39); N. Bink (125); M. J. Blom (109); J. C. W. G'
Blom (49); A. Boekkooij (105); J. F. Bognetteau (107); Wed*
B. Bolleman van der Veen—Zaalberg (198); H. A. Bonte (9);
M. Boon (19); G. Boerrani (110); L. Bosman (167); H. Boutei'
(17); J. N. Bouter (60); J. G. J. Brands (22); H. N. La Bree
(140); H. Breijer (43); J. H. Brieër (181); C. W. ten Brink
(217): W. F. Buys (27); M. C. J. Carton (153): H. C. Le
Clerq' (63)I. Coster (177); W. Cramer (2); M. J. Dee (51);
W. J. Dieben (40); J. Th. M. de Does (180); A. van Donke
laar (16); A. Draaisma (29); N. Dreef (143); L. P. van der
Drift (100); L. van Duuren (136); L. J. van Dijk (155); J.
D. Ebert (175); P. H. van Eek (56); J. G. H. Eggink (169);
J. J. van Egmond (218); J. K. Emeis (71); P. Engelbregt
(189); J Erades (85); Ph. A. Feltzer (197); F. B. Flippo
(160), A F. Fortunatie (84); J. D. Fabel (91); A. van Frank
(24); E. L. Fruitman (34); B. H. Gebhardt (192); V. Geise
(199); J. J. de Gelder (140); C. J. de Goede (134); A. de
Graaf (158); J. Greup (7); B. de Groot (187); P. C. de
Groot (64); L. Groenewegen (35); S. de Haan (196); J.
B. P. de Haas (81); Wed. P. Hakkenberg—Gans (31);
F. J. van Haren Carspel (209); W. Harteveld (112); W.
J. Hattink (47); A. de Hen (204), A. J. Hendriksen (164);
G. van Hest (190); G. Hillenaar (50); C. van den Hoek (108);
J. van den Hoek (96); A. Hofkes (129); R. A. Hofkes (134);
H. W. Hoogeboom (191); W. Hoogenstraaten (124); J. L.
Hotz (15); W. van Houten (118); L. den Houter (142); J. C.
Huisman (206); Wed. J. C. Huisman (188); G. J. Jansen