DONDERDAG 2 OCTOBER 1902. 141 raden dit punt van de agenda aan te houden en Burg. en Weth. uit te noodigen een nieuwe regeling aan den Raad in te dienen. Want ik meen vrij zeker, dat" het antwoord van Burg. en Weth. zou zijn, dat na een zoo kort geleden genomen beslissing Burg en AVeth. geen vrijheid kunnen vinden een nieuwe verhooging van de salarissen der stadswerklieden in te dienen. Dit zou het antwoord zijn, dus de Raad zou daar absoluut niets verder mee komen. De heer Sijtsma M. d. V. Na uw pertinente verklaring is het werkelijk moeilijk voor mij om mijn voorstel te handhaven. Toch wil ik even constateeren dat een loon van 7.90, zooals het in handen van de vrouw komt, toch werkelijk een loon is, dat m. i. wel voor verhooging in aanmerking komt. Na het geen U echter zoo pertinent hebt verklaard trek ik nu mijn voorstel in. De beraadslaging wordt gesloten en op het verzoek zonder hoofdelijke stemming afwijzend beschikt. XVIII. Verzoek van de vereeniging van brugwachters der gemeente onder de zinspreuk: «Verbetering zij ons streven," om verhooging van de loonen der brugwachters. (Zie Ing. St. n°. 238). De heer Witmans. Er behoort inderdaad na de gevoerde discussie moed toe een lans te breken voor een andere cate gorie van stadswerklieden en te trachten dezen een beter loon te doen krijgen. Ik zal niet zoo sterk aandringen als de heer Sijtsma heeft gedaan, voornamelijk wel omdat ik in de slot-clausule van het praeadvies lees, dat er vooralsnog voor de brugwachters geen termen zijn om aan hun verzoek te voldoen. Er is echter door het Dagelijksch Bestuur met cijfers gewerkt, om te weerleggen, dat hun toestand niet minder is dan elders. Het heeft mij echter altijd gefrappeerddat onder het loon ook wordt geteld 65 voor kleeding. Wanneer dit bedrag niet wordt gebruikt en de man kreeg dan het res- teerende uitbetaald, dan zou daarvoor nog iets te zeggen zijn; maar zooals nu is het een denkbeeldige inkomst. Wat het loon zelf betreft, dit is in het laatste jaar heel aardig verhoogd, dat is een feit; maar of het in dier voege is, dat het verband houdt met het loon der politieagenten, dat betwijfel ik. Ik kom nu op hetzelfde chapiter als de heer Sijtsma; ik vergelijk niet met elders, doch vraag alleen of een loon ad 8.80 als minimum en 9 70 als maximum vol doende is. En wanneer krijgen zij 9.70? Daar gaan jaren over heen. Juist wanneer zij zijn in het midden van hun diensttijd, wanneer zij de meeste uitgaven voor hun gezin hebbenmoeten zij zich behelpen met een gemiddeld loon. Alhoewel ik erken dat ik tegenover een voorstel tot loonsverhooging ook niet verkeer onder een gelukkig gesternte, zou ik toch gaarne wenschen dat het woordje «vooralsnog" zoo wordt opgevat, dat er bij de begrooting van 1904 termen mochten gevonden worden om de brugwachters een hooger loon te geven, een loon, ongeveer gelijkstaande met de tegenwoordige tractementen der politieagenten. De Voorzitter. Het woord «vooralsnog" kan de heer Wit mans natuurlijk uitleggen zooals hij wil. Wat betreft de opmerking dat de 65.voor schoeisel en kleeding eene denkbeeldige inkomst zou zijn, daaromtrent ben ik het geheel niet met hem eens. Als de menschen voor schoeisel en kleeding niets ontvingen, zouden zij het natuur lijk van hun eigen loon moeten aanschaffen, en dan zouden zij dit eene alles behalve denkbeeldige uitgaaf vinden. Als men de 65 voor kleeding eene denkbeeldige inkomst noemt, moet men, in het geval dat zij dat geld niet krijgen, de uitgaaf voor kleeding ook denkbeeldig achten. De heer Witmans heeft gezegd geen vergelijkingen te willen maken met andere steden, maar adressanten doen dit in hun adres wel. En dit heeft ons aanleiding gegeven om ook eens te informeeren hoe de toestand der brugwachters elders was. Uit Schiedam hebben wij toen het volgende antwoord ontvan gen «De sluiswachters hebben alhier, dat is in Schiedam, «een verantwoordelijken en zeer zwaren dienst, daar des «zomers eiken dag 19 uur, 's winters 17 uur dienst wordt «gedaan. Doordat Schiedam aan een rivier ligt, die met de «zee in verbinding staat, komt het voor dat geheele nachten «bij de sluizen dienst moet worden gedaan; het verschil in «salariëering staat in verband met de meerdere werkzaam- «heden en grootere verantwoordelijkheid. De dienst van de «brug- en sluiswachters a costi dat is in Leiden kan «niet gelijk gesteld worden met dien in Schiedam, daar er «hier veel zee- en Rijnvaart, alsook binnenvaart is". Wanneer men vergelijkingen gaat maken, dan moet dit ook volledig geschieden en moeten alle omstandigheden ver geleken worden. Adressanten nu vergelijken wel hunne loonen met die op andere plaatsenmaar van de andere bijkomende omstandighedenvan den veel zwaarderen dienstvan den dienst aan de zeesluizen enz. spreken zij niet. En dat zijn toch omstandigheden, die bij de beoordeeling van loon wel in aanmerking moeten worden genomen. Uit Den Haag heb ik het volgende antwoord ontvangen: «Aan de groote draaibrug over de Laakhaven zijn 2 dag- sen 2 nachtbrugwachters geplaatst; het windwerk en het «mechaniek der bruggen en der hekken moet door hen wor- «den onderhouden en is voor hunne verantwoordelijkheid. «Bij het op proef aanstellen van de eerste brugwachters «aan de nieuwe bruggen alhier heb ik uit de vele sollicitanten «die personen genomen, die, behalve geheel op de hoogte van «scheepvaart zijnde, ook volle kennis hadden van rader- en «windwerken." Het schijnt dus, dat bij die gecompliceerde, grootere bruggen de brugwachters meer technische kennis moeten hebben, en ik kan mij voorstellen dat dit de reden is waarom die men schen 1 per week meer loon hebben. Dergelijke dingen dienen tot den uitleg, waarom men in andere steden hoogere salarissen geeft. Die redenen vergeten de adressanten in hun adres te noemen en dat vind ik niet juist gezien. Men moet klaren wijn schenken; dan kunnen de leden van den Raad met volkomen kennis van zaken oordee- len. Ik hoop dat adressanten dat bij een volgend adres zullen in acht nemen. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel van Burg. en Weth. besloten. XIX. Vaststelling vari de Verordening, regelende het onder wijs in de gymnastiek aan het Gymnasium, de middelbare scholen, de kweekschool en de openbare lagere scholen te Leiden. (Zie Ing. St. n°. 234). Er worden geen algemeene beschouwingen gevoerd. Art. 1 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 2, luidende: «Een der leeraren geeft les aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens tot een maximum van 12 uren per week en aan de kweekschool en de lagere scholen tot een maximum van 24 uren per week. Zijne wedde bedraagt: bij eerste aanstellingf 40. na vijfjarigen dienst aan eene openbare of J 'sjaars per bijzondere school, hetzij hier, hetzij elders 45.wekelijksch na tienjarigen dienst aan eene openbare of lesuur." bijzondere school, hetzij hier, hetzij alders ƒ50. De heer van Dissel. Ik zou gaarne een paar inlichtingen ontvangen. Het is mij niet recht duidelijk, waarop steunt het kleinere maximum getal uren, dat aan een van de leeraren wordt opgedragen en het verschil in belooning per lesuur. Er zullen, naar ik vermoed, wel deugdelijke redenen voor zijn, maar ik zou die gaarne van U hooren. In art. 2 is het maximum aantal lesuren 36, in art. 3 is het 40 en in art. 4 is het 25, terwijl degene, die een kleiner maximum uren heeft, meer salaris ontvangt. Dit komt mij vreemd voor. Er zullen, zooals ik reeds zeide, wel goede redenen voor zijn, maar ik ken die niet en daarom vraag ik nadere inlichtingen. De Voorzitter. Is het over het algemeen niet gemakkelijk verordeningen te ontwerpen, zeer moeilijk was het zeker deze regelingen betreffende gymnastiek en teekenen te maken. Op den voorgrond stond, dat men wenschte een salarisregeling, die zou inhouden een verbetering van de bestaande salarissen, in verband met de salarisverbetering van de leeraren in de andere vakken aan het Gymnasium, aan de H. B. School en van de onderwijzers bij het Lager Onderwijs. En verder werd de eisch gesteld, dat de onderwijzers in de gymnastiek, die onderwijs geven aan de Hoogere Burgerschool en het Gym nasium, beter bezoldigd zouden worden dan de onderwijzers aan de lagere scholen. Gelijk reeds in het rapport van Burg. en Weth. is gezegd, is het echter zeer moeilijk om eene regeling te treffen, waar door het onderwijs aan verschillende inrichtingen van onder wijs naar een verschillenden maatstaf wordt bezoldigd. Men is toen tot het resultaat gekomen, dat de heer Bader, die een groot deel van zijne lessen aan de Hoogere Burgerschool geeft, 50. per lesuur zou ontvangen, tengevolge waarvan hij eene kleine tractementsverhooging van 200.— zou ont vangen. De andere onderwijzers die, met uitzondering van 2 uur aan het Gymnasium, uitsluitend les geven aan de lagere scholen, zouden dan ƒ40.per lesuur ontvangen, met het gevolg dat ieder van hén eene tractementsvermeerdering krijgt van 320.—, dus niet zoo heel gering. De Commissie voor het lager onderwijs oordeelde anders over de regeling der salarissen dan de Commissie voor het middelbaar onderwijs. Aangezien het moeilijk is iedereen tevreden te stellen, hebben Burg. en Weth. nu den midden-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 5