130 DONDERDAG 18 SEPTEMBER 1902. ning van Burg. en Weth. Er staat ook in de concept-ver or dening, dat bij al dergelijke zaken Burg. en Weth. eerst het advies inwinnen van de Commissie van bijstand. Wordt dus het amendement van den heer van Hoeken of dat van den heer Pera aangenomendan ligt daarin opgesloten, dat de Raad al heel weinig vertrouwen stelt in de toekomstige Commissie van bijstand en in het beleid van Burg. en Weth. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. De heet Aalberse heeft de amendementen van den heer Pera en van mij moties van wantrouwen genoemd. Zeer ten onrechte geloof ik. YVij wen- schen alleen imperatief voor te schrijven, dat de Directeur en veeartsen geen particuliere praktijk zullen mogen uitoefe nen, terwijl zij dit volgens de verordening zullen mogen doen met toestemming van Burg. en Weth. De heer Aalberse zag in de amendementen ook een blijk van wantrouwen in de Commissie van bijstand, maar ik zie ner gens in art. 10 dat het advies van die Commissie moet worden ingewonnener staat alleen, dat geen andere werkzaamheden mogen worden verricht zonder toestemming van Burg. en Weth. En wat het beleid van Burg. en Weth. aangaat, ik heb daarin volkomen vertrouwen, maar in art. 10 is niet uitgedrukt welke praktijk of andere werkzaamheden de Direc teur wel zal mogen uitoefenen of verrichten en welke niet. U spreekt van consultatieve praktijk, de heer van Kempen meent dat het ook kan voorkomen dat iemand in Leiden hem noodigheeftwelnu, dat alles behoort bij de particuliere praktijk. Wanneer in een zeer speciaal geval Br. de Jong zijne diensten buiten het abattoir aan anderen wenscht te verleenen, dan kan hij zich tot den Raad wenden, en dat verlof zal dan zeker wel gegeven worden. Maar op dit oogenblik staat het niet vast wat men bedoelt met particuliere praktijk, waartoe de toestemming van Burg. en Weth. noodig is. En nu kunnen Burg. en Weth. bijv. Dr. de Jong verlof verleenen om de paarden van de tram te behandelen, terwijl de Raad van meening kan zijn, dat zulk een particuliere praktijk niet toegelaten mag worden. De heer Pera. Ik moet ten ernstigste opkomen tegen het betoog van den heer Aalberse, want als zijne gedachte juist was, dan zou men er voor terugdeinzen om met eenig voorstel te komen. Wie heeft er hier gedacht aan wantrouwen; dat is geheel buitengesloten. Wij wenschen alleen de quaestie zuiver te belijnen, dan behoeft er naderhand niet gevraagd te worden wat mag of njet mag. Toen indertijd voor de geneesheeren op Endegeest werd bepaald, dat zij geen par ticuliere praktijk zouden mogen uitoefenen, was dit evenmin een blijk van wantrouwen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer van Hoeken wordt instem ming gebracht en met 23 tegen 5 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: Aalberse, Drucker, Fockema Andrere, van Lidth de Jeude, Zaaijer, Sijtsma, Witmans, Bosch, Pera, Korevaar, van Hamel, Kaiser, Dekhuyzen, de Goeje, Hasselbach, Kroon, de Vries, van Dissel, van Kempen, Kerstens, Timp, van Tol en de Voorzitter. Voor stemmen de heerenA. J. van Hoeken J.Jzn, P. J. Mulder, P. J. van Hoeken, J. P. Driessen en Bots. De Voorzitter. Nu is nog aan (Je orde het amendement van den heer Pera, dat luidt: De Directeur en de keurings-veearts mogen buiten de hun opgedragen taak, de eerste als Directeur van het slachthuis, de tweede als keurings- en gemeenteveearts, geen praktijk Uitoef6Ï16ÏI. Is dat de eenige wijziging die u in art. 10 wenscht voor te stellen De heer Pera. Ja. De heer Drucker. Het is mij niet duidelijkof dat komt in plaats van art. 10 zooals het nu luidt, of dat het voor gestelde er naast komt. De Voorzitter. Het vervangt de geheele eerste zinsnede, als ik het goed begrijp; daarvoor wenscht de heer Pera dit in de plaats te stellen, niet waar? De heer Pera. Het gaat alleen over die twee personen. De heer Drucker. Het is heel gemakkelijk om te zeggen, zooals wij van verscheidene heeren gehoord hebben: ik stem vóór het amendement van den heer Pera; maar men dient toch te weten wat het amendement beteekent, waarvoor men stemt. Komt het in de plaats van art. 10 van het ontwerp, dan wil ik een paar bedenkingen daartegen opperen. De heer Pera. De bedoeling is art. 10 te vervangen door dit amendement, voor zoover het betrekking heeft op de beide hier genoemde ambtenaren. De heer Fockema Andreae. Maar in het amendement staat toch niet uitgedrukt in de plaats waarvan het moet komen. Is dat het eerste lid? De heer Drucker. Na het antwoord van den heer Pera zou ik toch zeggen, dat dit nu, van het standpunt van den heer Pera zelf en van hen, die het met hem eens zijn, nog veel erger is dan hetgeen hier in art. 10 staat. Met de wijzi ging zal den directeur en den keuringsveearts worden ver boden praktijk uit te oefenen, maar het bekleeden van ambten en bedieningen wordt hun niet meer verboden. Envervol gens, de ambtenaren, genoemd in art. 4 onder bdie zullen naast hunne betrekking allerlei mogen waarnemen wat zij willen. Voor den directeur en den keurings-veearts is het bijna beleedigend zich die beperking te zien aanleggen, ter wijl den portier, den keurmeesters, den machinistenden boekhouder volle vrijheid wordt gelaten. De heer van Kempen. Ik meen, dat art. 10 voldoende in de zaak voorziet. De heer Aalberse heeft zeer terecht gezegd wanneer Burg. en Weth. op het bepaalde in art. 10 geen toezicht hielden, dan zouden zij hun plicht niet doen, en wij mogen niet veronderstellen, dat Burg. en Weth. van Leiden hun plicht niet doen. De heer Pera. Mijn amendement zal dan moeten worden geplaatst aan het hoofd van het artikel, hetwelk dan verder zal doorgaan»de ambtenaren genoemd in art. 4 onder b mogen geene andere openbare ambten of bedieningen beklee den", enz., zooals het artikel verder luidt. De heer Fockema Andreae. Maar begrijp ik het dan goed dat de directeur en de keurings-veearts wel ambten en be dieningen zullen mogen bekleeden, als zij maar geen praktijk uitoefenen De Voorzitter. Volgens het amendement is dit niet uit gesloten. Maar wat wil men nu eigenlijk met het amendement: Burg. en Weth. hebben nu de verklaring afgelegd, dat zij het niet zouden goedkeuren als de Directeur van het slachthuis zijn particuliere praktijk bleef doorvoeren, zooals hij dit gedaan heeft als Inspecteur van de vee- en vleeschkeuringzij willen alleen niet uitsluiten de mogelijkheid dat in speciale gevallen l)r. de Jong met zijne meer dan gewone bekwaamheid en kennis, in een bijzonder ziektegeval hulp kan verleenen door consult of andere werkzaamheid. Wat wil men meer. Heeft de heer Pera dan niet genoeg vertrouwen in het beleid van Burg. en Weth. Bovendien heeft de Raad altijd nog een dubbelen waarborg want een verzoek van den Directeur, om in een speciaal geval particuliere praktijk uit te oefenen, zal eerst nog worden ge steld in handen van de Commissie van bijstand. Is dat alles geen waarborg genoeg, dat hij slechts in zeld zame gevallen zijne kennis ook buiten zijne betrekking als Directeur zal mogen aanwenden? De heer Kerstens. Wellicht zou de heer Pera zich met de redactie van het artikel kunnen vereenigen, indien achter de woorden «zonder toestemming van Burg. en Weth." nog ge voegd werden de woordendie daarover in overleg treden met de Commissie van bijstand. De Voorzitter. Dit behoeft er niet bijgevoegd te worden, want in art. 7 van de verordening, regelende den werkkring van de Commissie van bijstand, wordt reeds gezegd, dat de Commissie omtrent alles haar advies kan geven. Maar wanneer het den Raad genoegen kan doenzal ik mij tegen eene dergelijke toevoeging niet verzetten, teneinde uit deze impasse te geraken. De heer Fockema Andrew. Daarmede kan ik dan niet meegaan; het komt mij voor, mijnheer de Voorzitter, dat dat inderdaad van uw eigen standpunt een fout zou zijn. Ik heb genoeg vertrouwen in Burg en Weth. om hun de macht te geven in sommige gevallen ook buiten het prae-advies van de commissie. Wanneer het geldt het opstellen van een rapport, het geven van schriftelijk advies, dan gaat het in winnen van haar oordeel heel goed. Maar gesteldmen komt bij een veeartsomdat een paard of eene koe in groot gevaar is en men niet weet wat er aan te doen; dat beest is dood, wanneer eerst de commissie moet worden bijeengeroepen om verlof te geven tot het verleenen van hulp. Nu zegt men wel: in een buitengewoon geval willen wij toestaandat de direc teur consultatieve praktijk uitoefent en met zijne meerdere kennis het publiek dient; maar wanneer men dat inderdaad wil, dan moet men niet in de verordening schrijven, dat altijd eerst een prae-advies van de commissie zal noodig zijn, want dan wordt dergelijke consultatieve praktijk volstrekt onmogelijk. De Voorzitter. Mag ik u opmerkzaam maken, dat het bezwaar, dat u oppert, om te krijgen een prae-advies van de commissie, nog in veel sterker mate geldt voor het ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 8