128
DONDERDAG 18 SEPTEMBER 1902.
bij die nadere regeling daarin worden voorzienen als de
ondervinding naderhand aantoont, dat er nog eene leemte in
is, dan zal die regeling weer worden herzien, totdat wij per
slot van rekening de volmaaktheid nabij zullen zijn.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Het doet mij genoegen,
dat Burg. en Weth. het hebben gevonden in die regeling;
op die wijze zal voorziening in die leemte zeker niet achter
wege blijven. Maar het komt mij toch vreemd voor, dat waar
hier alles wordt geregeld, niet gesproken wordt in het 2e lid
van de commissie van bijstand, maar wel in het 3e lid. Ik
heb het niet hierover, dat Burg. en Weth. de commissie
zullen voorbijgaanmaar dat de personen, die solliciteeren
zich evengoed zullen moeten aanmelden bij de commissie als
bij den directeur.
Mijn bezwaar is alleen dat de personen, die voor eene be
trekking in aanmerking wenschen te komenzich niet zullen
aanmelden bij de Commissie van bijstand, maar wel bij den
Directeur, omdat in het tweede lid van art. 8 daarover niet
gesproken wordt. Als Burg. en Weth. nu echter zeggendat
dit tot geen bezwaar aanleiding geeft, dan is het mij wel.
De heer Fockema Andreaï. Bestaat er hier niet een mis
verstand? Heeft de Commissie van bijstand wel te maken met
benoemingen door den Directeur? Die Commissie is eene Com
missie van bijstand van Burg. en Weth., dus zoodra Burg. en
Weth. eenige macht uitoefenen, worden zij bijgestaan door de
Commissie, die dan praeadvies geeft. Maar wanneer door den
Raad de benoemingen worden opgedragen aan den Directeur,
dan kan toch deze, die tot op zekere hoogte de ondergeschikte
is van de Commissie van bijstand, nooit krijgen een praeadvies
van die Commissie. Dat zou niet passen. Het omgekeerde zou
wel gaan: de benoeming door de Commissie, metjpraeadvies
van den Directeur. Maar als de Commissie praeadvies heeft
gegeven, kan men ten slotte de beslissing niet geven aan een
haar ondergeschikt ambtenaar. Dat gaat nietbij benoemingen
door den Directeur komt een praeadvies van de Commissie
van bijstand niet te pas.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Maar dat staat toch in
het derde lid.
De heer Fockema Andrew. Burg. en Weth. benoemen volgens
het tweede lid en maken een voordracht volgens het eerste
lid. En over die voordracht en die benoemingen wordt door
Burg. en Weth. het advies ingewonnen van de Commissie van
bijstand. Alleen op deze benoemingen en voordrachten, waarvan
sprake is in het le en 2e lid, slaat de bepaling van het 3e lid.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Maar hoe kan de Com
missie van bijstand advies geven, zonder de personen, die in
het 2e lid zijn genoemden daaronder behooren ook de stokers
werklieden en bedienden, voor zich te hebben gehad.
De heer Fockema Andrew. Er staat toch nergens, in geen
enkele verordening, voorgeschreven, dat men in persoon moet
komen solliciteeren, evenmin als ergens is voorgeschreven,
dat gemeente-ambtenaren, die door den Raad worden be
noemd, bij de leden van den Raad moeten komen.
De Voorzitter. De macht van den Directeur bij het doen
van benoemingen wordt buitendien beperkt door de bepaling,
dat de benoemingen geschieden met inachtneming eener door
Burg. en Weth. vast te stellen regeling.
De heer Pera. Mag ik nog even terugkomen op de quaestie
van ingrijpen? U schijnt mijne bedoeling nog niet goed te
hebben begrepen. Ik kan in eene openbare vergadering het
kind niet bij zijn naam noemen, anders zou het u dadelijk
duidelijk worden wat ik bedoel. Het is wenschelijk dat in de
bij art. 8 2de lid bedoelde regeling, de bepaling worde op
genomen, dat Burg. en Weth. steeds het recht hebben om
in te grijpen. Want de schuld van het feit, waarvoor ik eenmaal
festaan heb, lag niet bij den employé maar bij een ander.
!n dergelijke dingen worden afgesneden, wanneer wordt be
paald dat Burg. en Weth. het recht hebben om zich te doen
gelden.
De Voorzitter. Bij de vaststelling van de regeling, in art.
8 bedoeldzal zeker worden gelet op het door u gesprokene.
De beraadslaging wordt gesloten en art. 8 zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Art. 9 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 10, luidende:
»De directeur, zoomede de in art. 4, onder a—f genoemde
ambtenaren, mogen geerxe andere openbare ambten of bedie
ningen bekleeden, noch ook in den tijd, waarin de gemeente
hun diensten niet vordert, werkzaamheden voor anderen ver
richten, zonder toestemming van Burgemeester en Wethouders.
De stokers, werklieden en bedienden hebben daarvoor de
vergunning van den directeur noodig."
De heer Pera. Ik stel voor eene bepaling op te nemen
dat de directeur en de keuringsveearts buiten de hun opge
dragen taak, de eerste als directeur van het slachthuis, de
tweede als keurmeester en gemeente-veearts, geen praktijk
mogen uitoefenen.
De Voorzitter. In art. 10 staat, dat de directeur de werk
zaamheden, die de heer Pera bedoelt, niet mag verrichten
zonder toestemming van Burg. en Weth. Dat is u echter
niet voldoende u wilt dat absoluut afsnijden. Er kunnen
echter omstandigheden zijn, dat het toch in het belang van
de wetenschap en in het belang van het zieke beest hoogst
wenschelijk is, dat een man als de tegenwoordige directeur
advies daarover mag uitbrengen. En dan zou ik het zeer
betreuren, als dat volgens art. 10 onmogelijk werd.
Burg. en Weth., wil ik u wel zeggen, zijn over het alge
meen tegen het uitoefenen van particuliere praktijk door den
directeur van het slachthuis; maar wij willen toch niet zoo
de gelegenheid geheel afsnijden, dat die ambtenaar, waar
hij indërdaad nuttig werkzaam zou kunnen zijn, dat niet
zou mogen doen.
De heer Pera. Het is heel moeilijk te zeggen op welk
terrein de directeur niet nuttig werkzaam zou kunnen zijn.
Maar ik meen, waar wij thans krijgen een slachthuis en daar
aan hebben benoemd een directeur op een salaris van /"3500.—
met vrije woning enz., dat wij daar wel aanspraak mogen maken
op de volle werkkracht van zulk een ambtenaar. En het zal
niet anders kunnen, indien dat niet beslist wordt vastgesteld,
of het waarnemen van al die dingen, welke er bij komen,
moeten strekken ten nadeele van de inrichting. Wij zullen
het toch op hoogen prijs moeten stellen, dat een directeur
zijn krachten aan zulk eene inrichting wijdt. Er is daar straks
gesproken van het toezicht houden door vier keurmeesters
maar mij dunkt, dat het alleszins hoog tijd is dat de directeur
bij de hand is om overal het noodige toezicht te kunnen uit
oefenen. Want wordt er eenmaal eene uitzondering gemaakt,
dan is er per slot van rekening geen grens meer. Mijn voorstel
sluit volstrekt niet uit het geven van een advies in een speciaal
geval. Dat noem ik geen praktijk uitoefenen. Praktijk uitoefenen
wil zeggen, dat iedereen hem kan roepen. Waar wij nu vroeger
den toestand hadden dat Dr. de Jong in betrekking stond tot
de tram maatschappij, de melkinrichting, een vee verzekering
maatschappij enz., daar meen ik dat zoo iets thans niet meer
mag worden toegelaten, ook met het oog op het aanmerkelijk
hooger salaris dat hij thans geniet. Ik acht het nu noodig dat
de Directeur zich met volle kracht wijdt aan de inrichting,
aan het hoofd waarvan hij is geplaatst. Trouwens in Endegeest
vindt men den toestand door mij gewenscht, daar mogen de
geneesheeren geen praktijk uitoefenen buiten het gesticht.
De Voorzitter. In hoofdzaak ben ik het met den heer
Pera eenshet waarnemen van al de nevenbetrekkingen
zooeven opgenoemd, zal nu niet meer mogen geschieden.
Maar wanneer men de voorgestelde redactie van den heer
Pera aanneemt, dan zal de Directeur van het slachthuis niet
alleen geen praktijk meer mogen uitoefenen, maar hij zal
zelfs geen advies of consult meer mogen geven, want het
voorbereidend onderzoek, daarvoor noodig, kost ook tijd. En
dat de Directeur nu in het geheel niet meer zijne bekwaam
heden in speciale gevallen ten dienste van anderen zou mogen
stellendit gaat tochdunkt mijte ver.
De heer van Kempen. M. d. V. Toen Dr. De Jong als Direc
teur is aangesteld, is hem toen medegedeeld dat hij voor
goed afscheid moest nemen van eigen praktijk, of dat hij
die nog voor een gedeelte kon blijven waarnemen?
De Voorzitter. Er is hem toen gezegd dat hij met goed
keuring van Burg. en Weth, ook zijn praktijk kon waarnemen.
De heer van Kempen. Dr. de Jong is dus van meening
dat hij zijne consultatieve praktijk kan blijven waarnemen.
Dan vind ik het onbillijk, hem die nu bij besluit van den
Raad te ontnemen. Ik geloof ook dat deze quaestie zeer
gemakkelijk is te regelen. Met een fatsoenlijk man moet men
ook fatsoenlijk omgaan, men moet eenig vertrouwen in hem
stellen. En doet de Directeur zijn plicht niet, dan zullen
Burg. en Weth. stellig niet aarzelen hem daarop te wijzen,
of anders hem niet te handhaven. Maar om hem thans zoo aan
banden te leggen, dat hij zich niet wetenschappelijk kan
ontplooien, dat acht ik ongewenscht.
De heer Pera. Toen indertijd het salaris van den Directeur
werd vastgesteld op f 3000.—, is aan Dr. de Jong eene extra
toelage gegeven van f 500.als schadeloosstelling voor het
verlies van zijn bijzondere praktijk. Daarmede is dus toen wel
degelijk rekening gehouden, zoodat de Raad nu ook het recht
heeft om al zijn krachten op te vorderen voor het slachthuis,