DONDERDAG 18
SEPTEMBER 1902.
127
Beraadslaging over art. 7, luidende:
»Aan den directeur, de keurmeesters, den eersten en den
tweeden machinist en aan den portier worden woningen aan
gewezen, waarvan zij, zoolang zij als zoodanig in dienst der
gemeente zijn, het kosteloos gebruik hebben en welke zij ver
plicht zijn te bewonen.
De eerste en de tweede machinist genieten bovendien vrij
gaslicht en vrij vuur, voor zoover het gebruik van steenkolen
betreft.
De portier heeft het genot van vrij vuur en licht, wat het
gebruik van steenkolen, turf en gaslicht aangaat."
De heer de Vries. M. d. V. Ik zou slechts eene kleine in
lichting wenschen te ontvangen, meer ter bevrediging eigenlijk
van eigen nieuwsgierigheid. Ik lees nl. dat voor den eersten
en tweeden machinist het genot van vrij vuur wordt beperkt
tot het genot van vrij gebruik van steenkolen, terwijl de
portier behalve over steenkoleii ook over turf mag beschikken.
Is daarvoor eene speciale reden
De Voorzitter. Bij menschen, die met een zekere brandstof
moeten omgaan, is er iets voor te zeggen om hun het vrije
gebruik dier brandstof ook te geven; dan brengt men ze in
elk geval niet in de verleiding om oneerlijk te zijn. Nu
hebben de eerste en tweede machinist wel te zeggen over
steenkolen, maar niet over turf, terwijl de portier de admi
nistratie over de turf heeft. Wij hebben derhalve gemeend,
den portier ook het vrije gebruik van turf te moeten toestaan.
De heer de Vries. Dank u, M. d. V. voor de inlichting.
Art. 7 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De heer de Goeje. Moet nu in de plaats van art. 6 niet
komen een artikel regelende de bezoldiging der stokers, werk
lieden en bedienden, of zal die zaak bij afzonderlijke veror
dening geregeld worden?
De Voorzitter. Ik geloof het niet. De heer Fockema Andrese
heeft daarstraks ook reeds gezegd, dat als art. 6 vervalt, de
bezoldiging zal worden geregeld zooals de gemeentewet voor
schrijft, zoodat wij daaromtrent geen bepaald voorschrift in
deze vorordening behoeven op te nemen.
De heer de Goeje. Dus zal dat worden geregeld bij af
zonderlijke verordening.
De heer A. J. v. Hoeken J.Jz. Dan worden dus met deze
verordening wel geregeld de salarissen van de hoogere amb
tenaren, maar niet van de minderen; zal de afzonderlijke
regeling dan beginnen bij de stokers en omvatten werklieden
en bedienden?
De Voorzitter. Bij den Raad zal nu een afzonderlijk voorstel
inkomen betreffende de bezoldiging van stokers, werklieden
en bediendendaarna zal de Raad dan eene beslissing moeten
nemen.
Beraadslaging over art. 8, luidende
»De directeur en de keurings-veearts worden door den Raad
benoemd uit een voordracht van twee personen, opgemaakt
door Burgemeester en Wethouders.
Het overige personeel wordt benoemd door Burgemeester
en Wethouders, met uitzondering van de stokerswerklieden
en bedienden, welke door den directeur worden aangesteld,
met inachtneming eener door Burgemeester en Wethouders
vast te stellen regeling.
Zoowel omtrent de in het le lid bedoelde voordracht, als
omtrent de in het 2e lid bedoelde benoemingen wordt door
Burgemeester en Wethouders vooraf het advies ingewonnen
van de commissie van bijstand.
De tot aanstelling bevoegde macht is tevens bevoegd tot
schorsing en ontslag, behoudens de bevoegdheid van Burge
meester en Wethouders, om in afwachting van hetgeen de
Raad nader daaromtrent zal beslissen, den directeur en den
keurings-veearts voorloopig te schorsen.
Burgemeester en Wethouders brengen zulk eene voorloopige
schorsing zoo spoedig mogelijk ter kennis van den Raad."
De heer Pera. Ik zou wel even willen vragen, of de be
noemingen, welke door den directeur geschieden, staan onder
controle van de commissie, zoodanig dat, zoo noodig, de com
missie ook kan ingrijpen. Er is voor mij eene bijzondere reden
dat ik dat vraag, omdat ik het bepaald noodig acht, dat eene
commissie in zekere omstandigheden het recht heeft om tus-
schenbeide te treden.
De Voorzitter. Als U leest de tweede zinsnede, dan volgt
daaruit dat Burg. en Weth. daaromtrent eene regeling zullen
vaststellen, die door den directeur zal moeten worden gevolgd
bij het aanstellen en het ontslaan van dat personeel. De
directeur zal daarin dus niet de vrije hand hebben.
De heer Pera. M. d. V. Het betreft hier toch niet alleen
de aanstelling of het geven van ontslag, maar het artikel heeft
zeker ook het oog op allerlei andere omstandigheden, die zich
kunnen voordoen: het geven van verlof enz. Mijne opmerking
is een uitvloeisel van eene door mij opgedane ervaring, die
ik evenwel moeilijk in eene openbare vergadering kan mede-
deelen. Het is er mij dus nu alleen om te doen, hier gecon
stateerd te zien, dat het Dag. Best. of de Commissie van bij
stand altijd het recht heeft om tusschenbeide te treden.
De Voorzitter. Het geldt hier gemeente-ambtenaren en
Burg en Weth hebben altijd het recht om in te grijpen
daar waar zij meenen of onderstellen, dat aan de rechten dier
ambtenaren iets te kort wordt gedaan. Wanneer een gemeente
ambtenaar meent verongelijkt te zijn doordat hem verlof
geweigerd is of iets dergelijks, dan kan hij zich steeds tot
Burg. en Weth. wenden en dezen zullen naar billijkheid zijn
bezwaar onderzoeken en daaromtrent eene beslissing nemen.
Alle gemeente-ambtenaren staan bij slot van rekening, wie
ook overigens hun chef is, onder Burg. en Weth.
De heer Pera. Ik ben het geheel met u eens, M. d. V.
maar de ervaring, door mij opgedaan, is van dien aard geweest,
dat er alle aanleiding bestaat om hier te constateereadat
het is zooals U het voorstelt.
De Voorzitter. Ik geloof dat het van zelf spreekt, dat de
ambtenaren ten slotte onder Burg. en Weth. staan. Tegen
woordig zijn de ambtenaren ook vrijmoedig genoeg, om zich, waar
zij meenen in hunne rechten te kort te zijn gedaan, te ver
voegen daar waar zij meenen herstel te kunnen vinden. Wij
hebben de ondervinding, dat de ambtenaren niet schromen,
zich tot Burg. en Weth. te wenden. En mocht een enkel
ambtenaar dit nalaten, dan is het zijn eigen schuld, daar
kunnen de beste voorschriften niets aan doen. Burg. en Weth.
zijn altijd te spreken voor ambtenaren, die meenen in eenigerlei
opzicht te kort te zijn gedaan in hun recht.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Volgens het tweede
lid van art. 8 wórdt het overige personeel benoemd door
Burg. en Weth., met uitzondering van de stokers, werklieden
en bedienden, welke door den Directeur worden aangesteld,
en met inachtneming eener door Burg. en Weth. vast te stellen
regeling. Daarop wordt dan in het derde lid gezegd, dat omtrent
die benoemingen vooraf het advies wordt ingewonnen van de
commissie van bijstand.
Nu wensch ik te vragenhoe de Commissie zulk een advies
over benoemingen kan geven, waar de te benoemen personen
niet voor haar geweest zijn, maar zich direct gewend hebben
tot Burg. en Weth. of tot den Directeur. De Commissie kan
dan over zulke personen niets adviseeren.
De Voorzitter. Burg. en Weth. zullen geen enkele beslis
sing nemen op ingediende verzoeken dan na eerst de Com
missie van bijstand en den Directeur gehoord te hebben.
Daarvan wordt bij geen enkelen tak van dienst afgeweken;
altijd wordt eerst het advies ingewonnen van de betrokken
commissie van bijstand. Dat advies zal dus in elk geval worden
ingewonnen.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Dat staat ook in het derde
lid. Maar in het tweede lid staat: «Het overige personeel wordt
benoemd door Burg. en Weth. met uitzondering van de stokers,
werklieden en bedienden,Dezen worden dus alleen aan
gesteld door den Directeur naar eene regeling, die door Burg.
en Weth. zal worden gesteld. Maar er wordt niet gezegd, dat
die personen zich ook tot de commissie hebben te vervoegen
om te solliciteerenzij hebben zich, zooals het hier staat, alleen
te vervoegen bij den Directeur. Mijns inziens is het daarom
gewenscht, tusschen de woorden «welke" en «door" deze woor
den te voegen: «in overleg met de commissie van bijstand".
De Vooritter. Dat behoeft er ook niet te staanzij wenden
zich natuurlijk, als zij iets hebben, tot den Directeur, hun
onmiddellijken chef.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Maar hoe kan eene com
missie van bijstand advies uitbrengen over eene benoeming,
zonder de personen gesproken te hebben? Dat kan zij toch
niet doen, of zij moet de personen voor zich hebben gehad?
De Voorzitter. U neemt niet in acht, dat Burg. en Weth.
nog eene regeling moeten vaststellen.
De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Zal dan de Directeur
volgens die regeling het recht hebben die ambtenaren aan
te stellen met voorbijgaan van de Commissie?
De Voorzitter. Neen, dat hangt geheel af van de regeling,
zooals die zal worden vastgesteld; als dat in die regeling
wordt opgenomen, dari zal de Directeur dat niet mogen doen.
Het is onmogelijk alle mogelijke kleine dingen, die kunnen
voorkomen, in eene verordening als deze te regelen. Nu zal