DONDERDAG 18 SEPTEMBER 1902. wijzigingen heb ik van hem niet vernomen. Burg. en Weth. hebben echter hun onderzoek wel voortgezet en hebben wel een resultaat verkregen. En dat resultaat, dat ik hier voor mij heb, bevestigt alweer de conclusie van Burg. en Weth. om den Raad te adviseeren niet tot verhooging over te gaan. In de lijst, die de heeren vermoedelijk voor zich hebben liggen, zullen zij vinden b.v. Haarlem. Het salaris plus huis huur der directrice is daar vermeld op 2900.—welnu, sedert is dat verminderd tot f 2500.—, dus minder dari hier. Dat is dus wel gewijzigd maar niet in gunstigen zin. Ik zal nu slechts de voornaamste veranderingen opnoemen. De leerares in wiskunde heelt hier f 1700.—. In Haarlem had zij eerst f 1400.—, doch dat is nu verhoogd tot f 1500.— dus altijd nog ƒ200.— minder dan hier. Maar voor die 100.— verhooging heeft zij ook 2 uur meer les moeten geven. In Utrecht was het tractement voor de leerares in wiskunde gelijk aan dat van hier, dus f 1700.Maar sedert Juli 1900 heeft de leerares in Utrecht 100.—meer gekregen, waarvoor zij echter 21 lesuren heeft tegen 19 in Leiden. Bovendien zal in de grootere steden, waartoe Utrecht ook behoort, gelijk Burg. en Weth. in hun advies reeds hebben doen opmerken, het wonen en de levenswijze wel iets duutder zijn dan hier. Waar de leerares van Utrecht voor 21 lesuren f 1800 ontvangt, kan men niet zeggen, dat 1700.—voor IJ lesuren in Leiden niet goed betaald is. ,A mrv De leerares in plant- en dierkunde ontvangt hier loOU.— in Haarlem wordt voor dit vak 2000.- gegeven, maar daar wordt het onderwijs gegeven door een leeraar. De leerares in het Nederlandsch ontvangt hier f 1600.— voor 17 lesuren; in Haarlem krijgt de eene onderwijzeres daarvoor f 1500.— voor 19 lesuren, de andere 1300.—, maar het getal lesuren van de leerares van f 1300.—is ge bracht op 20. In Dordrecht ontving de leerares eerst 1400.— De leerares in het Fransch krijgt hier f 1600.—in Haarlem hetzelfde. In Utrecht was het tractement eerst f '1700.—, thans f 1500.—, dus nog f 200.— minder dan hier, terwijl het getal lesuren even groot is; de andere leerares in het Fransch krijgt ook f 1500.-, maar moet 19 uren les geven, gedeeltelijk in de Engelsche taal. De leerares in het Engelsch krijgt lner 1600.—. In Haarlem is het tractement gebracht van f 1500.— op 1600.—, dus evenveel als hier, maar de leerares moet dan ook tevens les geven in de Nederlandsche taal. Voor het Hoogduitsch kreeg de leerares in Arnhem f 13UU— nUDe leerares in handwerken krijgt hier 500.— voor 12 lesuren. In Haarlem f 800.— voor 16 lesuren. In Dordrecht r 400.— voor 9 lesuren. In Groningen 800.— voor_18 les uren. In Utrecht is het tractement verlaagd van f 1000,— tot 700.— voor 17 lesuren. Nu wil ik nog even dit zeggen. Wij hebben het tijdstip van 1 Juli 1900 als uitgangspunt genomen, omdat die datum ook in het adres vermeld stond. Maar wij hebben die nevens nu bijgewerkt, en, gelijk de heeren hebben gehoord, pleiten de veranderingen, die sedert hebben plaats gehad, inderdaad niet voor verhooging. Als derde argument heeft de heer Drucker er aan herinnerd, dat sedert de oprichting der Hoogere Burgerschool voor meisjes geen tractementsverhoogingen hebben plaats gehad, .la mijneheeren, dat is een uitstekend compliment voor den Raad, dat toenmaals deze tractementen met ruime hand ge geven zijn; en zóó zelfs, dat na zoovele jaren Leiden nog een van de plaatsen is, waar de leeraressen bij het middelbaar onderwijs bet best gesalarieerd zijn. Ik geloof dus, dat ook dat op zichzelf geen argument kan zijn om deze salarissen te verhoogen. De heer Drucker. Mijnheer de Voorzitter, ik ben na de overweldigende massa cijfers, door U bijgebracht, w*el ver plicht nog een enkel woord te zeggen, teneinde de leden niet onder den indruk te laten dat ik zulke verschrikkelijke gekheden zou hebben gezegd. Wel ware het gewenscht geweest, dat wij al die cijfers in druk voor ons hadden gehadik althans heb al die cijfers niet onmiddellijk kunnen vatten. En zeker verdient het aanbeveling, dat die cijfers nog eens kalm bekeken worden, omdat het verschijnsel, dat in talrijke gevallen vermindering van tractement zou hebben plaats gehad, er vreemd^uitziet. Het ligt niet in den lijd, dat men tegen iemand, die 2200.— verdient, zoo maar zegt: nu krijgt gij voortaan 1800.— Hoogst waarschijnlijk betreffen de nieuwe, lagere cijfers nieuwe titularissen met nul dienstjaren, in plaats van personen met 20, 25 jaren dienst. De regeling, die wij ons voorstelden, zou juist ook rekening houden met het aantal dienstjaren dus de geheele rekening door IJ nu gemaaktwordt onzuiver. Ik geloof, dat men in het algemeen wel kan zeggen, dat de tractementen op verscheidene plaatsen zijn verhoogd, maar niet verlaagd, ook sedert 1900. Het eenige argument, door Burg. en Weth. eigenlijk ge bezigd, is, dat de leeraar gedwongen is vrouw en kinderen te hebben en daarvoor te zorgen terwijl wanneer eene leerares bloedverwanten heeft en daarvoor zorgt, dit geheel vrijwillig geschiedt! Ik laat nu dit argument en andere overwegingen evenwel in hun waarde; ik hoop, dat de beslissing, die wij thans nemen, niet is eene beslissing voor de eeuwigheid, maar dat de zaak nog wel eens nader zal worden bezien. De Voorzitter. Tegen ééne bewering van den heer Drucker moet ik toch nog even opkomenn.l. waar hij beweert dat ik zou gezegd hebben dat de leeraren gedwongen zijn een huisgezin te hebben en te onderhouden. Dat heb ik natuurlijk niet gezegd. De heer Sutsma. M. d. V. Bij hetgeen door den heer Drucker is gezegd, zal ik niet veel meer voegen; alleen wenschiknog te wijzen op de onbillijkheid, dat waar wij de tractementen der leeraren hebben verhoogd, wij niet alleen de tractementen der leeraressen niet verhoogen, maar die zelfs hebben verlaagd, doordat daarvan daarop heeft de heer Drucker niet gewezen 1% afgaat voor het weduwen- en weezenfonds der leeraren, welk bedrag ten goede komt aan de weduwen en weezender leeraren. De vergelijking, door Burg. en Weth. gemaakt, zou ik ook niet willen maken. Wij hebben te rekenen met hetgeen iemand praesteert. En of nu die iemand een persoon is, die een vrouw en kinderen heeft te onderhouden, of wel een per soon die dat niet heeft te doendat moet voor ons hetzelfde zijn. Wij hebben alleen te vragen wat zij voor de gemeente doen; het overige is hun eigen zaak. Willen wij ons niet op dit standpunt plaatsen, dan moeten wij eene andere regeling maken, waardoor de gehuwde leeraar meer zou krijgen dan de ongehuwde. Consequent geredeneerd volgens Burg. en Weth., zou dan de ongehuwde leeraar in tractement gelijk moeten staan met de leerares. Waar evenwel de heer Drucker het thans niet waagt voor de leeraressen verhooging van tractement voor te stellen, zal ik mij ook niet aan een dergelijk voorstel wagen; doch ik wilde alleen constateerendat de verhouding niet deugt en de gronden, door Burg. en Weth. daarvoor aangevoerd, evenmin. De beraadslaging wordt gesloten. Op het verzoek wordt zonder hoofdelijke stemming afwijzend beschikt. VIII. Vaststelling van de verordening krachtens art. 4, sub 30 der Hinderwet, betreffende het oprichten, hebben of gebrui ken van slachterijen of vilderijen van vee, penserijen of darm- wasscherijen. (Zie Ing. St. n°. 202). Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. De artikelen 1, 2 en 3 worden achtereenvolgens zonder be raadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 4, luidende: »Deze verordening treedt in werking op den dag der opening van het openbaar slachthuis en is geldig voor den tijd van 20 jaar." De heer Drucker. M. d. V. Ten aanzien van dit artikel is de vraag bij mij gerezen, of wij niet verstandig zouden doen met na te volgen het voorbeeld, ons door andere gemeenten gegeven, toen daar een slachthuis werd geopend, nl. om ook hier een overgangstermijn te stellen. Dit heeft men gedaan te Amsterdam, Rotterdam, Groningen en ik meen ook te Utrecht. Die overgangstijd dient in de eerste plaats daarvoor, dat de slagers dan nog gedurende een korten vrij zijn om óf thuis te blijven slachten óf naar het slachthuis te gaan. En het is, dunkt mij, ook in het belang van eene goede exploitatie van het slachthuis, dat de drukte langzamerhand komt en dat daar niet van den eersten dag af de volle toeloop is. Nu kan men dien termijn verschillend nemen; in de eene plaats is dat anders gegaan dan in de anderemaar ik zou willen vragen, of Burg. en Weth. niet met het denkbeeld zouden kunnen meegaan om aan art. 4 toe te voegen. De uitoefening der in art. 1 genoemde bedrijven blijft evenwel tot zooveelna dien dag geoorloofd in inrichtingen, waartoe vóór het inwerking treden dezer verordening vergunning is verleend. Dat is ongeveer de Amsterdamsche redactie. De Voorzitter. De heer Drucker is zoo vriendelijk geweest Burg. en Weth. van te voren in kennis te stellen met de door hem° gewenschte toevoeging aan art. 4. Burg. en Weth., die daarover hunne gedachten hebben laten gaan, zijn tot de slotsom gekomen dat zij in den gedachtengang van den heer Drucker kunnen meegaan. Wij zouden daarom ook voorstellen de verplichting om in het slachthuis te slachten te stellen -een maand 11a de.opening. Oorspronkelijk meenden wij, dat een overgangstermijn ónnoodig was, en ook de directeur had geen bezwaar; als de slagers van te voren gewaarschuwd worden, dan zag hij er niet tegen op. Maar om aan de be zwaren zoo die bestaan, en daarin kunnen wij wel komen dat de toeloop wat groot zou zijnzooveel mogelijk tegemoet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 3