DONDERDAG 18 SEPTEMBER '1902. 134 de daarvoor noodige proefdieren wel in een verloren hoekje opbergen, maar het is veel beter ze op eene aparte plaats te verplegen. Het bacteriologisch laboratoriumwaarvan de heer Kaiser sprak, is een onderdeel van het laboratorium dat nu gebouwd wordt. Den heer Kaiser. M. d. V. Van zulk een bacteriologisch laboratorium is toch niets bekend; in de stukken vinden wij niets daarvan vermeld. En al mogen enkele bacteriologische onderzoekingen voor de exploitatie van het slachthuis noodig ziin een bacteriologisch laboratorium in den wetenschappelijken zin'van het woord is daarvoor niet noodig. Begint men een maal, dan breidt zich als van zelf de zaak van jaar tot jaar uit, en wordt ten slotte zeer kostbaar. De heer Fockema Anmie.e. Ik moet bekennen, dat ik eerst met vrees de aanvraag voor de stalletjes zag, omdat ik meende, dat de proefdieren uitsluitend bestemd waren ten dienste van wetenschappelijken arbeid van Dr. de Jong. Ik heb daarom een deskundige geraadpleegd, die my mededeelde, dat het in vele gevallen niet was uit te maken of vleesch deugdelijk was of niet, of het afkomstig was van een ziek beest, zonder gebruik te maken van proefdieren. Dergelijke proefnemingen geschieden dus niet in het algemeen in het belang van de wetenschap, maar meer speciaal in het belang van het abattoir, voor het doel waarvoor het bestemd is. Na die mededeeling zal ik mij dan'ook niet tegen het bouwen van de stalletjes verzetten. De heer Dekhuijzen. De heer Kaiser stelt zich een bacterio logisch laboratorium voor, zooals dit voor wetenschappelijke doeleinden zou moeten ingericht zijn. Dat zal nu in het geheel niet het geval zijn. Er zal komen een eenvoudig laboratorium, waarin ook bacteriologische onderzoekingen kunnen plaats hebben. En het geheele bedrag voor de daarvoor noodige toe stellen is slechts 1500.—, een zeer gering bedrag; en ik kan hierbij uit ondervinding spreken, want ik heb zelf een bacterio logisch laboratorium opgericht. De heer van Kempen. M. d. V. In Barmen heb ik het geluk gehad het abattoir te kunnen bezichtigendaarbij was ook een bacteriologisch laboratorium, en de Directeur deelde mij mede, dat het ook bepaald noodig was; zonder dat kon men eigenlijk geen behoorlijk slachthuis hebben. De heer P. J. van Hoeken. Mijnheer de Voorzitter, ik zal tot mijn leedwezen ook tegen dit voorstel moeten stemmen. Ik heb verschillende opmerkingen gehoord van de heeren Kaiser en van Kempen, die mij eigenlijk niet bevredigen. Ik heb gelezen in de toelichting van Burg. en Weth., dat deze uitgaven met bepaald noodzakelijk zijn, maar wel gewenscht. Nu heb ik u, van uwe plaats als Voorzitter wel eens hooren zeggen, dat er zoovele zaken gewenscht zijn, die men echter niet bereiken kan Maar door niemand van de leden heb ik nog de opmer king hooren maken, dat de belasting betalende burgers ook dit zullen moeten betalen. Ik acht mij niet gerechtigd deze 29000.van de gemeente-ünanciën uit te geven, terwijl de belasting waarschijnlijk zal worden opgevoerd tot een per centage, dat ik niet wenschelijk acht. Daarom in hoofdzaak zal ik tegen deze voordracht stemmen. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Er is, M. d. V., tot heden in het algemeen nog alleen gesproken over den post van 29500 maar ik wenschte even te spreken over de toe lichting,' die door Burg. en Weth. wordt gegeven, om te motiveeren hoe wij die verschillende posten moeten dekken. En dan komt het mij voor, dat Burg. en Weth. al zeer optimistisch zijn in hunne motiveering en het lichtopnemen wat de dekking van die posten betreft. Ik wensch n 1. het volgende onder het oog van den Raad te brengen. In de toelichting wordt gezegd, dat er is geleend tegen 31/27; zeker, maar niet uit het oog te verliezen: tegen een koers0 van 94^ yo, d. i. dus tegen 3.7 minstens genomen; men kan dus niet meer rekenen op 4 maar als basis moet worden aangenomen 4^/4 als men als vaststaand aanneemt, dat het een moet zijn voor rente en aflossing. Waar gezegd wordt dat het slachthuis kosten zal 453UUÜ. vraag ik mij af, moet dan bij de stichtingskosten ook niet worden gerekend de rente, die reeds een jaar lang van de 410000.— is betaald? In dat geval moet men inplaats van op 453000.—door het jaar rente a 37/io of fuj 15000 op een stichtingskosten van circa 468000.komen. Neemt men nu van dit kapitaal voor rente en aflossing 41/* dan komt men op ƒ19900.— die jaarlijks betaald zullen moeten worden. Daartegenover stellen Burg. en Weth. dat niet meer dan 4 7 of ƒ18120.— voor rente en aflossing zou benoodigd zijn en °dit cijfer nog beneden het bedrag zou blijven, waarop aanvankelijk bij het voorstel tot oprichting van het openbaar slachthuis was gerekend, n. 1. 18450.Er is dus een ver schil tusschen mijn cijfers en die van Burg. en Weth. van ƒ19900 minus ƒ18120 ƒ1780.— of circa ƒ1800.—. Wij dienen daarom m. i. zeer voorzichtig te zijn met de cijfers, die Burg. en Weth. geven. Zoo wordt de pacht van de cantine door hen geraamd op 300.—, hoewel deze op de begrootin» voor 1903 is uitgetrokken op ƒ200. deze gaat dus f 100.terug Aan hoogere opbrengst van de ijsinstallatie wordt uitgetrokken 900.-; maar dat zijn alle cijfers, die no°- niet vaststaan. Nu kan men wel zeggen, dat er zooveel ijs° zal verkocht worden, maar daar is met zekerheid niets van te zeggen, mogelijk is het dat er niet zooveel zal worden verkocht, waardoor de inkomsten van het openbaar slachthuis zullen dalen. Het gevolg zal dus zijn, dat de meerdere op brengt van ƒ1800 waarop door Burg. en Weth. nu gerekend wordt tot nul zal worden gereduceerd, waardoor wij genood- zaakt zullen worden een anderen weg in te slaan tot aflossing en rente van het kapitaal. De heer van Kempen. M. d. V. Toen indertijd de quaestie van de oprichting van een abattoir aan de orde was, kon de een er vóór, de ander er tegen zijn. Beide opinies hadden reden van bestaan. Maar nu eenmaal tot de oprichting is be sloten, nu daarvoor meer dan 400000.is uitgegeven, nu moet het slachthuis ook voldoen aan alle mogelijke eischen, nu moet het ook geperfectionneerd worden nu moet men ook over de bru<* komen en niet halverwege blijven staan, waardoor het teif slotte niet aan de eischen van den tegenwoordigen tijd zou voldoen. De heer Pera. M. d. V. Ik wensch nog even op de stallen voor de proefdieren terug te komen. Het was mij bekend dat er op het gebied van onderzoek bij de Hooglandsche kerk allerlei werkzaamheden werden verricht, maar nooit heb ik geweten dat dit alles uitmaakte een deel van den dienst der vee- en vleeschkeuring; ik dacht dat die proefnemingen waren een particuliere aangelegenheid van Dr. de Jong, voor zijn eigen studie bestemd. Ik meen evenwel dat het geheele terrein van de vivisectie, met al de onderzoekingen, die daarbij te pas komen, niet be hoort bij de vleeschkeuring, dat het iigt buiten den werkkring van een slachthuis; en ook na de toelichting van den heer Fockema Andrese kan ik niet inzien, dat proefnemingen met dieren voor den goeden gang van zaken in een slachthuis wenschelijk of noodig zijn, want al moge het overdreven zijn wat men zegt, dat er een hond langen tijd heeft rondgeloopen die slechts een halve hond meer was, omdat de andere helft bij elkander gelapt en genaaid was, in elk geval kom ik als tegenstander van de vivisectie er tegen op, dat dergelijke proefnemingen aan ons slachthuis zullen worden genomen. De heer Zaaijer. M. d. V. Een enkel woord slechts om te steunen het voorstel van Burg. en Weth. met betrekking tot de stallen voor proefdieren. Mij komt het voor dat deze on- misbaar zijn voor den goeden gang van zaken in het abattoir zelf omdat daarbij tal van onderzoekingen kunnen voorkomen, waarbij' men af 'en toe proefdieren noodig heeft. Men kan inderdaad niet verwachten, dat het abattoir zooveel mogelijk aan zijn doel zal beantwoorden wanneer men niet heeft eene inrichting als hier wordt voorgesteld.. De heer Kaiser. Het komt mij toch voor, dat deze verbe teringen en nieuwigheden aan het slachthuis wel wat hadden kunnen wachten. Men had kunnen beginnen met de exploitatie, om dan te zien wat de dienst alsnog vereischt. Maar om daar- voor nu zoo'n groote som in eens te voteeren, dat bezwaart mii werkelijk. Het schijnt mij ook toe, dat er volgens het rapport in zake de oprichting van een slachthuis van den directeur Dr. de Jong, totaal onnoodige dingen genoemd wor den, die betrekkelijk duur zijn. In het rapport wordt o. a. ver klaard dat een destructor voor eene gemeente als Leiden met noodzakelijk is en niet noodig zelfs. Nu begrijp ik niet, als dat ding onnoodig is, waarom Burg. en Weth. niet hebben gedacht: het is toch al zoo'n hooge uitgave, ƒ400000.-, laten we deze zaken liever bij gedeelten aanschaffen, als ze noodig blijken te zijn. Die uitgave nu ineens te doen, daar ben ik bepaald tegen. De heer Aalberse. Slechts eene enkele opmerking, mijnheer de Voorzitter. Met den heer Pera ben ik een tegenstander van onnoodige vivisectie. Intusschen zou men toch, geloof ik, vooral den slagers een slechten dienst bewijzen, wanneer men op dien grond afstemde de middelen tot een voldoend bacteriologisch onderzoek. Wanneer eene koe werkelijk flink ziek is, dan kan iemand als Dr. de Jong dat al heel gauw zien. Maar er zijn gevallen dat men zelfs niet een geoefend oog toch twijfelt; en alleen in die gevallen zal noodig zijn een dergelijk nauw keurig onderzoek op proefdieren. Wanneer men dat nu wil gaan "beletten dan zal in een dergelijk twijfelachtig geval zoo n beest worden afgekeurd, terwijl nu nog de mogelijkheid over blijft, dat het blijkt werkelijk voor de consumptie te gebruiken te zijn en daarom niet wordt afgekeurd. Ik herhaal dus, dat men speciaal aan de slagers een slechten dienst zal bewijzen wanneer men de mogelijkheid tot een meer nauwkeurig onder zoek in een twijfelachtig geval gaat afsnijden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 12