132 DONDERDAG 18 SEPTEMBER 1902. wanneer dit niet noodzakelijk is. Voor de andere personen, in het artikel bedoeld nu is, mijns inziens, het afleggen van een eed noodzakelijk, omdat zij de bevoegdheid moeten hebben ambtseedige verbalen op te maken, maar voor den eersten en tweeden machinist en voor den portier is de eed niet nood zakelijk. De Voorzitter. Door den heer de Vries wordt voorgesteld uit het artikel te schrappen de woorden: »de eerste en de tweede machinist en de portier", terwijl de 'heer A. J. van Hoeken voorstelt, alleen te schrappen de woorden: »de eerste en de tweede machinist". Ik zal het amendement van den heer de Vries, als hebbende de verste strekking, het eerst in stemming brengen. Mocht dit worden aangenomen, dan vervalt daardoor het amendement van den heer van Hoeken. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement-de Vries, in stemming gebracht, wordt aangenomen met 16 tegen 12 stemmen. Voor stemmen de heeren: Drucker, Fockema Andreaae, van Lidth de Jeude, Zaaijer, Sijtsma, Witmans, Korevaar, van Hamel, Kaiser, Dekhuijzen, de Goeje, Hasselbach, Kroon, de Vries, van Dissel en de Voorzitter. Tegen stemmen de heeren: Aalberse, A. J. van Hoeken J.Jzn, P. J. Mulder, Bosch, Pera, van Kempen, P. J. van Hoeken, J. P. Driessen, Kerstens, Bots, Timp en van Tol. Het aldus gewijzigde art. 11 wordt zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. De artt. 12 en 13 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De verordening in haar geheel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. X. Vaststelling van de verordening tot regeling van den werkkring der Commissie voor het openbaar slachthuis. (Zie Ing. St. n°. 202). Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. Art. 1 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 2, luidende: »De door den Raad te kiezen leden der Commissie worden jaarlijks in de vergadering op den len Dinsdag in de maand September benoemd." De heer van Dissel. Hier zal een overgangsbepaling noodig zijn, denk ik. Het zal toch wel de bedoeling zijn die commissie vóór 1 Septembr 1903 in functie te doen treden; maar wan neer dit artikel zonder eenige overgangsbepaling wordt aan genomen, dan zal dat onmogelijk zijn. Daarvoor zal dus hier of in eene volgende vergadering moeten worden gezorgd. De Voorzitter. In de toelichting staat: »dat de eerste be noeming der commissie van bijstand uit den aard der zaak, in afwijking van art. 2 der desbetreffende verordening, nog vóór het in werking treden der verordening zal moeten plaats hebben." De heer van Dissel. Wanneer deze voorziening door U voor voldoende wordt gehouden, dan heb ik voor mij daar tegen geen bezwaar. Art. 2 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aange nomen. Artt 3—6 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 7, luidende: »De Commissie dient den Raad, het College van Burgemeester en Wethouders of den Burgemeester van bericht en raad, hetzij dit van haar wordt gevraagd, of zulks door haar wenschelijk of noodig geacht wordt. Zij houdt toezicht op het aan het Openbaar Slachthuis ver bonden personeel, op het behoorlijk onderhouden der geheele inrichting en op alle leveringen ten behoeve der inrichting, zoomede op de nakoming der voor die leveringen te sluiten overeenkomsten. Zij adviseert omtrent plannen voor verbetering, vernieuwing of uitbreiding." De heer Fockema Andrew. De Commissie voor de huishou delijke verordeningen is door het betoog van Burg. en Weth. niet overtuigd, dat inderdaad de tweede alinea van dit artikel moet blijven zooals die is. Zij meent, dat de Commissie een zeker toezicht kan houden op het behoorlijk onderhouden van de geheele inrichting, en, wanneer die taak met verstand wordt opgevat, dat zij ook toezicht houden kan op het aan het openbaar slachthuis verbonden personeel; maar dat het inderdaad onmogelijk is toezicht te houden »op alle leveringen ten behoeve der inrichting, zoomede op de nakoming der voor die leveringen te sluiten overeenkomsten." Zij kan toch niet tegenwoordig zijn bij de leveranties en de leveranties niet controleeren. Hoe wil eene commissie in eene andere kwa liteit heb ik daarvoor gestaan en de onmogelijkheid daarvan gevoeld controleeren, of inderdaad worden geleverd b.v. chemicaliën, die de directeur noodig heeft voor zijn onderzoek? Hoe wil de Commissie nu controleeren of geleverd worden steenkolen, zooals zij besteld zijn en in de bestelde hoeveel heid? Dat is onmogelijk. Wanneer aan eene commissie eene dergelijke taak wordt opgelegd, weet men wel hoe het gaat. Er is een maand-commissarisdie krijgt de dag- of weekstaten en teekent die, zonder de juistheid er van te kunnen contro leeren. Als men aan eene commissie dergelijke verplichtingen oplegt, gaat zij er toch de hand mede lichten. Ik stel dus namens mijne medeleden van de Commissie voor om uit de alinea te doen vervallen de woorden: ven op alle leveringen ten behoeve der inrichtingzoomede op de nakoming der voor die leveringen te sluiten overeenkomsten.'" De Voorzitter. Het is jammer dat wat nu door U wordt voorgesteld, niet reeds bij het advies der Commissie werd voorgesteld, dan hadden wij de zaak kunnen overwegen. De heer Fockeme Andreae. M. d. V. Uit het advies van Burg en Weth. blijkt wel dat zij de zaak in haar geheel hebben overwogen. Maar waar wij zeggende Commissie kan deze taak niet vervullen, terwijl Burg. en Weth. van een tegenovergesteld gevoelen blijven, daar preciseeren wij nu en stellen voor om die verplichting te doen vervallen. (De heer van Dissel verlaat de vergadering). De Voorzitter. Ik vind het voorstel nogal van zeer ingrij penden aard. De leveringen zullen dan geheel aan het toe zicht van de Commissie worden onttrokken, en ik stel mij voor dat een dergelijk toezicht, met name op de overeen komsten, zeer noodig kan zijn. De heer Pera. Ik ben zeer voor het behoud van de tegen woordige redactie. Het gaat mijns inziens niet aan om de Commissie te ontslaan van hare verplichting om op alles goed toe te zien. De heer van Kempen. Ik zou alleen dit willen zeggen. Wanneer iets niet meer wordt gecontroleerd, dan vertrouwen wij alleen op de eerlijkheid van den leverancier. En nu zijn er zeker in deze stad heel veel eerlijke leveranciers, maar ik vind het toch wel wat kras, dat wij eene belangrijke inrich ting als het slachthuis in dit opzicht' zonder eenige controle zullen laten. De heer Fockema Andrew. Ik ben er zeker niet voor om de leveranciers te laten zonder controle, maar het komt mij voor dat de Commissie van bijstand niet is het aangewezen lichaam om die controle uit te oefenen. De Directeur van het slachthuis of degeen, wien hij dat opdraagt, kan die controle oefenen, maar dat kan onmogelijk de Commissie van bijstand. De heer van Kempen. Mag ik daarop antwoorden, dat de bedoeling van het artikel is toezicht te houden, en dat de Commissie kan controleeren wanneer zij dat wenscht; maar wanneer zij zegt: ik wensch vandaag niet te controleeren, dan gaat het zonder controle. Dat moet worden overgelaten aan de Commissie, die dat op eene verstandige manier zal weten te regelen. De heer Pera. Tegen de opmerking van den heer van Kempen vandaag eens controleeren en een volgenden dag niet, moet worden opgemerkt, dat in het artikel staat alle leveranties; en daar zou ik niets willen aflaten. De gelegenheid is er om te kunnen toezien, en dat dient ook zoo te wezen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement der Commissie voor de huishoudelijke ver ordeningen in stemming gebracht, wordt verworpen met 21 tegen 6 stemmen. Tegen stemmen de heeren: Aalberse, Drucker, A. J. van Hoeken J.JzP. J. Mulder, Bosch, Pera, Korevaar, van Hamel, Dekhuyzende Goeje, Hasselbach, Kroon, de Vries, van Kempen, P. J. van Hoeken, J. P. Driessen, Kerstens, Bots, Timp, van Tol en de Voorzitter. Voor stemmen de heeren: Fockema Andreae, van Lidth de Jeude, Zaaijer, Sijtsma, Witmans en Kaiser. Art. 7 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 8 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 9, luidende: «Jaarlijks vóór den len April wordt door de Commissie aan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 10