DONDERDAG 21 AUGUSTUS 1902. 115 XVI. Verzoek van W. F. Hofkes om vergunning tot het dempen van een gedeelte sloot langs den Witten Singel en het in gebruik nemen van den door demping verkregen grond. (Zie Ing. St. n°. 190). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. XVII. Voorstel tot onderhandsche verhuring van het land aan den Zoeterwoudschen Singel, kadastraal bekend onder Sectie M Nis. 705 en 700. (Zie Ing. St. n°. 198). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XVIII. Vaststelling der verordening, houdende wijziging der verordening van 19 April 1900, regelende de heffing van school gelden aan de Openbare scholen voor Lager Onderwijs te Leiden. (Zie Ing. St. n°. 203). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vast gesteld. XIX. Vaststelling dei' verordening, houdende wijziging van de verordening van 19 April 1900, regelende de helfing van schoolgeld aan de gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. (Zie Ing. St. n°. 203). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vast gesteld. XX. Vaststelling der verordening, houdende wijziging van de verordening van 19 April 1900, regelende de invordering van schoolgeld aan de gemeentelijke Kweekschool voor onder wijzers en onderwijzeressen te Leiden. (Zie Ing. St. n°. 203). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vast gesteld. XXI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de her stelling van de verwarmings-inrichting in de Stads-Gehoorzaal. (Zie Ing. St. n°. 193 en 214). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XXII. Voorstel tot kostelooze overname in eigendom en on derhoud bij de gemeente van de Prinsenlaan. (Zie Ing. St. n°. 201). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. XXIII. Verzoek van het College van kerkvoogden der Nederd. Hervormde gemeente te Oudshoorn om toekenning van eene subsidie in de kosten van de restauratie van de kerkramen der Hervormde kerk aldaar. (Zie Ing. St. n°. 185 en 214). De heer van Lidth de Jeude. Mijnheer de Voorzitter. Tot mijn spijt kan ik niet meegaan met de voordracht van Bur gemeester en Wethouders. Zoolang in onze gemeente nog ver schillende verbeteringen achterwege moeten gelaten worden om financieele redenen, geloof ik dat het niet op onzen weg ligt uitgaven te doen voor eene gemeente, die niet de onze is. U zult mij misschien toevoegen, dat ƒ150.van niet veel belang is, maar ik vind het een stap in de verkeerde richting en een antecedent, waartoe ik niet wensch meê te werken, en zou dit punt dus gaarne in stemming zien gebracht. De heer de Goeje. Er is opgegevendat de kosten voor dat raam alleen begroot worden op ƒ425.—Dit is nog maar een klein gedeelte van de geheele restauratie. Is nu een subsidie van ƒ150.een subsidie die doel treft? Kunt U, mijnheer de Voorzitter, daaromtrent eenige zekerheid geven? De Voorzitter, 't Is alleen eene tegemoetkoming in de kosten voor de restauratie van dat raam. De heer de Goeje. Denkt U dat, als dit bedrag wordt toe gestaan, de restauratie van dit raam zal geschieden? De Voorzitter. Dat willen wij hopen; er is reden om te onderstellen, dat dit wel het geval zal zijn. Wanneer het raam niet behoorlijk zal zijn gerestaureerd, zullen wij de 150. niet geven. De heer van Kempen. Ik kan er mij niet mee vereenigen, mijnheer de Voorzitter, dat als wij iets in het jaar 1000 heb ben present gegeven, wij nu het onderhoud daarvan moeten betalen. Wie weet wat niet al in die voorgaande eeuwen present gegeven is; ik meen ook iets van dien aard aan de Kerk te Gouda, waarvoor wij ook zouden kunnen geroepen worden om bij te dragen. Indien wij konden beschikken over veel middelen en niet op eene kleinigheid behoefden te zien, zou ik er uit een aesthetisch oogpunt voor zijn dat te doen; maar nu wij veel dingen moeten achterwege laten omdat ons de middelen ontbreken, en deze uitgaaf niet bepaald noodza kelijk is, moet zij ook achterwege blijven. Ik zal dus tegen het voorstel stemmen. De Voorzitter. Het is geene verplichting voor ons om die f 150.— te geven; het is hier eene quaestie om een stuk oude kunst voor vernietiging te behoeden, maar ook om een kostbaar raam waarop de wapens van verschillende oude Leidsche familiën geschilderd zijn, te behouden. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel wordt in stemming gebracht en met 14 tegen 12 stemmen verworpen. Tegen stemden de heeren J. P. Driessen, van Kempen, van Lidth de Jeude, P. J. Mulder, Timp, van Tol, Bosch, Pera, Aalberse, Kerstens, P. J. van Hoeken, Zaaijer, A Mulder en A. J. van Hoeken J.Jzn. Voor stemden de heeren: Bots, L. Driessen, de Goeje, Ilas- selbach, van Hamel, Sijtsma, de Vries, Korevaar, van Dissel, Kroon, Dekhuyzen en de Voorzitter. XXIV. Verzoek van M. II. van Waveren om het gebruik van een gedeelte van de Poel wetering in den Maredijkschen polder, voor het stichten van eene zweminrichting. (Zie Ing. St. n°. 205). De Voorzitter. Naar aanleiding van dit voorstel wil ik mededeelen, dat de heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Burg. en Weth. er opmerkzaam op heeft gemaakt, dat wanneer het zwembassin tot stand komt, het overschietende gedeelte van de breedte der vaart op die hoogte geen voldoende diepte meer zal hebben voor de schuiten. Burg. en Weth. erkennen de juistheid van die opmerking en zijn den heer van Hoeken erkentelijk voor zijne opmerking, maar meenen dat in dit bezwaar kan worden voorzien, wanneer aan de reeds gestelde voorwaarden nog eene nieuwe voorwaarde wordt toegevoègd van den volgenden inhoud: 3°. dat door de gemeente voor rekening van adressant het overblijvende gedeelte van de Poel wetering worde gebracht en gehouden op de diepte door Burg. en Weth. ten behoeve der scheepvaart noodig geacht. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Dan zou in zoover aan mijn bezwaar zijn voldaan, maar ik geloof dat Burg. en Weth. daartoe geen vergunning zullen krijgen van het betrokken polderbestuur, omdat wanneer men de vaart dieper gaat maken, verzakking van den oever zal plaats hebben. Bij eene breedte van het bassin van 2.75 M., komt men juist in het hart van de vaart; de 3.25 M., die overblijft, is op het oog wel eene goede breedte, maar de diepte daarvan is niet voldoende voor de schuiten, die geladen daar passeeren. Mijns inziens zou er minder bezwaar zijn, indien de heer van Waveren zich met een Meter minder tevreden stelde. De Vootzitter. Wanneer de heer van Hoeken de nieuwe voorwaarde goed gehoord heeft, dan zal hij ook hebben be merkt, dat aan zijn bezwaar is tegemoet gekomen, want het voortdurend onderhoud van den tegenoverliggenden oever zal steeds moeten geschieden ten genoegen van Burg. en Weth. Wij kunnen dus niet alleen zorgen dat het vaarwater ten allen tijde op behoorlijke diepte wordt gehouden, maar ook dat de oeververdediging in goeden staat blijft. Blijkt het later dat de aanvrager niet aan zijne verplichtingen voldoet, dat de vaardiepte inderdaad minder wordt, dan kunnen Burg. en Weth. altijd de concessie weder intrekken. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. Ik opper geen bezwaren om den heer van Waveren moeielijkheden in den weg te leggen, maar wanneer het bassin er eenmaal is, krijgt men het zoo licht niet weder weg. Nu reeds ondervinden geladen schuiten, die steenkolen, bouwmaterialen enz. vervoeren, moeielijkheid met het passeeren, omdat er geen water genoeg staat. Het is de eenige toegangs vaart tot het dorp Oegstgeest, Endegeest en de bouwterreinen van de Leidsche Bouwmaat schappij. De Voorzitter. U spreekt over den tegenwoordigen toe stand, maar ik beweer juist, dat de toestand in de toekomst niet minder zal worden, omdat de concessionaris verplicht zal worden het vaarwater op behoorlijke diepte te houden en voor eene goede verdediging van den tegenoverliggenden oever te zorgen. Voldoet hij niet aan die verplichting, dan hebben Burg. en Weth. het ten allen tijde in hun hand om de concessie op te zeggen. En met dit zwaard van Damocles boven het hoofd, zal hij wel zorgen aan zijne verplichtingen te voldoen. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. M. d. V. Ik zal mij er bij nederleggen en afwachten de dingen die komen zullen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 3