104
N°. 198. Leiden, 1 Augustus 1902.
Den 15en Augustus a.s. expireert het met P. P. de Jong
alhier gesloten contract betreffende de verhuring van het land
aan den Zoeterwoudschen Singel, aangekocht ten behoeve eener
eventueele proefneming met biologische reiniging.
Blijkens nevensgaand adres wenscht P. P. de Jong dit land
wederom onder de bestaande condities in te huren, thans even
wel voor den tijd van 0 jarenterwijl hij tevens verzoekt de
dikke grasbossen-welke door de koeien niet gegeten worden,
te mogen maaien.
In overeenstemming met het te dezer zake door de commis
sie van fabricage uitgebracht advies bestaat bij ons noch tegen
het een, noch tegen het ander bezwaar. Immers krachtens de
gewone in de contracten der gemeente opgenomen clausule
kan de gemeente toch ten allen tijde de huur ook tusschen-
tijds doen eindigenmits daarvan 3 maanden tevoren aan den
huurder kennis gevende, terwijl tegen een eventueel misbruik
maken van de vergunning tot het maaien der grasbossen kan
worden gewaakt door aan die vergunning de uitdrukkelijke
voorwaarde te verbinden, dat zij ten allen tijde dooi' ons col
lege kan worden ingetrokken.
Mitsdien geven wij U in overweging met inachteming van
het bovenbepaalde en overigens onder de gewone voorwaar
den, in de huurcontracten der gemeente opgenomen, het land
aan den Zoeterwoudschen Singelkadastraal bekend onder
sectie M nis. 765 en 766, gemeente Leiden, met ingang van
15 Augustus a. s. voor den tijd van 6 jaren te verhuren aan
P. P. de Jong, stalhouder alhier, tegen een huurprijs van
f 95.per H.A. per jaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen ondergeteekende,
het navolgend beleefd verzoek
het land, gelegen Zoeterwoudsche Singel, thans aan onder
geteekende verhuurd per jaar, te willen verhuren voor den tijd
van zes jaren, met het recht, volgens de huurceel, gemeld land
met drie maanden te kunnen opzeggen door de Gemeente;
verzoekt ondergeteekende verder om in gemeld land de dikke
grasbossen, welke door de koeien niet gegeten worden, te
mogen maaien.
Zulks is een goede maatregel om de weide te verbeteren.
'tWelk doende,
Leiden, 25 Juli 1902. P. P. de Jong.
N°. 199. Leiden, 2 Augustus 1902.
Met de commissie van fabricage komt het ons voor, dat
op nevensgaand verzoek van D. J. C. Speet om een einde te
maken aan den onaangenamen en schadelijken toestand, ver
oorzaakt door de sloot, gelegen vóór zijn perceel aan den
Hoogen Rijndijk n°. 8, vooralsnog afwijzend behoort te worden
beschikt.
De gemeente behoort ten deze nog steeds te staan op het
standpunt, door ons ingenomen in het aan Uwe Vergadering
uitgebracht praeadvies van 9 Augustus 1900, opgenomen onder
n°. 185 der Ingekomen Stukken van dat jaar, en op grond
waarvan door u in uwe vergadering van 23 Augustus d. a. v.
afwijzend werd beschikt op het verzoek van eigenaars en bewo
ners van huizen aan den Zoeterwoudschen Singel om verbe
tering te brengen in den toestand der vóór hun huizen
gelegen sloot.
De Raad sprak toen als zijne meening uit dat het niet
aanging die sloot van gemeentewege te doen dempen en
rioleeren en aldus een partieele verbetering aan te brengen,
waar weldra eene beslissing mocht worden verwacht omtrent
een algemeen rioleeringsplan dezer gemeente, bij welks aan
neming het partieele werk weder ongedaan zou moeten worden
gemaakt; een argument, dat te zwaarder moest wegen,waar
tal van andere sloten in niet minder ongunstige conditie
verkeerden en dus een gunstige beschikking op dat verzoek
noodwendig de demping van al die andere slooten ten gevolge
zou moeten hebben. Mocht echter eventueel een verzoek tot
demping der sloot voor rekening der eigenaren zeiven inkomen,
zoo meende Uwe Vergadering op zoodanig verzoek wel een
gunstige beschikking in uitzicht te mogen stellen.
Het komt ons voor, dat op volkomen dezelfde gronden ook
thans weer dezelfde beslissing behoort te worden genomen.
Wel is inmiddels, zij het dan ook niet rechtstreeks, eene beslis
sing omtrent het destijds aanhangige groote rioleerplan genomen,
en bleek Uwe Vergadering met ons van meening dat met het
oog op de hooge daaraan verbonden kosten aan een uitvoering
van dat plan niet kon worden gedacht, maar daar staat tegen
over, dat inmiddels de reiniging van het rioolvocht langs
biologischen weg meer op den voorgrond trad en vrij alge
meen het denkbeeld post vatte dat in die richting de oplos
sing van het voor tal van gemeenten zoo moeielijke riolee-
ringsvraagstuk moest worden gezocht.
Nog in December 1900 werd dan ook, zooals u bekend is,
de »Nederlandsche Maatschappij tot automatische vernietiging
van rioolstoffen te 't Gravenhage" door ons uitgenoodigd ons
omtrent de mogelijkheid eener reiniging, hetzij van de geheele
gemeente, hetzij van een of meer harer onderdeelen, langs
biologischen weg van advies te dienen, alsmede ons de noodige
inlichtingen te verschaffen omtrent de kosten, aan een c. q.
te nemen proefneming met die reiniging verbonden, terwijl
door u bij besluit van 23 Mei 1901 (zie Ingek. Stukken n°. 129)
ten behoeve dier proefneming tot den aankoop van een stuk
grond aan den Zoeterwoudschen Singel werd besloten, ter
plaatse waar eventueel de proefinstallatie zou moeten worden
opgericht.
En juist dezer dagen werd, nadat gedurende ruim een jaar
monsters rioolvocht uit de meest vervuilde grachten der gemeente
door Prof. Dr. Bakhuys Roozeboom te Amsterdam waren
onderzocht, den 15 Juli 11. het te dezer zake door de maat
schappij uitgebracht rapport door ons ontvangenen na eene
voorloopige kennisneming in handen gesteld der commissie
van fabricage.
Binnen niet al te langen tijd mag dus uwe beslissing om
trent deze hoogst gewichtige zaak worden tegemoetgezien.
In afwachting daarvan thans voor rekening der gemeente
tot de demping en rioleering van een enkele sloot over te gaan
schijnt ons al evenmin geraden, als dit vóór twee jaren ten
aanzien der Zoeterwoudsche Singelsloot het geval was.
En mocht onverhoopt, hetzij om financieele hetzij om tech
nische overwegingen, de biologische reiniging al even onuit
voerbaar blijken als dit met het groote rioleerplan het geval
was, dan zal o. i., daar toch eindelijk verbetering behoort te
worden gebracht in den inderdaad onhoudbaren toestand,
dien zoo vele kwalijk riekende slooten in de gemeente mede
brengen, wel niet anders overblijven dan tot demping en
rioleering dier slooten op de oude wijze over te gaan, al zal
daarvan dan ook eene verontreiniging van de singelgrachten
en wellicht toenemende vervuiling van de wateren in de
binnenstad het gevolg moeten zijn.
Ook dan echter zal het allerminst zaak zijn de demping
en rioleering van deze of gene sloot, al naar door de daarbij
belanghebbenden meer of minder wordt geklaagd, het eerst
ter hand te nemen, maar zal het noodig zijn, alvorens met de
uitvoering van dat werk te beginnen, allereerst een kosten
berekening te maken voor alle slooten in de gemeente die
voor demping geheel of ten deele voor rekening der gemeente
in aanmerking komen, om daarna, al naar demping meer of-
minder noodzakelijk is en de daarvoor benoodigde gelden
beschikbaar zijn, die demping en rioleering geleidelijk en
naar een vast vooropgesteld plan ten uitvoer te brengen.
Inmiddels geven wij U in overweging thans afwijzend op
het ingediende verzoek te beschikken maar ons te mach
tigen ook ditmaal aan adressant mede te deelen dat op een
eventueel verzoek tot demping der sloot voor eigen rekening
een gunstige beschikking kan worden tegemoet gezien.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 9 Juli 1902.
Aan den EdelAchtbaren Raad der Gemeente Leiden.
EdelAchtb. Heeren.
Ondergeteekende David Johannes Cornelis Speet, wonende
aan de Stationsweg n°. 49 te Leiden, geeft met verschul
digden eerbied te kennen, dat voor zijn perceel gelegen aan
de Hoogen Rijndijk n°. 8 een sloot gelegen is waarin de uit
watering van het riool der naastbij gelegene woningen uitloopt,
dat door het toevloeien van dat rioolwater eene onhoudbare
toestand is ontstaan doordien genoemde sloot doodloopt en
de faecalieën geen afvoer vinden, eene toestand welke bepaald
gevaar oplevert voor de gezondheid.
Redenen waarom de requestrant zich tot UEdelAchtb. wendt
met het verzoek dat aan deze onaangename en schadelijke
toestand een einde worde gemaakt.
't Welk doende de requestrant
D. J. C. Speet.
N°. 200. Leiden, 2 Augustus 1902.
Wij hebben de eer U hierbij over te leggen het door het
Hoofdbestuur van de Vereeniging van Leeraren aan Inrich
tingen van Middelbaar Onderwijs bij Uwe. Vergadering inge
diend adres, houdende verzoek »om de jaarwedden aan de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes te herzien, zoodat deze in
betere verhouding komen tot die, welke aan de H. B. S. voor