GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
99
IJS"GEKOMEN STUKKEHT.
N°. 184. Leiden, 9 Juli 1902.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering
mede te deelen dat zijwanneer door U wordt besloten tot
beschikbaarstelling van gelden voor den bouw van een 6e
openbare lagere school der 3e klasse (Ing. Stukken n°. 180)
en voor meubilair en inrichting van de Kweekschool voor
onderwijzers en onderwijzeressen (Ing. Stukken n°. 177),
geene bedenkingen heeft tegen de vaststelling der overgelegde
begrootingsstatenzoodat zij U in dat geval in overweging
geeft tot de vaststelling dier staten te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 185. Leiden, 9 Juli 1902.
Na kennisneming van het omtrent nevensgaande aanvrage
door den gemeente-archivaris uitgebracht rapport, in de Lees
kamer ter uwer inzage nedergelegd, komt het ons voor, dat
voor een bescheiden bijdrage in de kosten van de restauratie
der kerkramen van de Nederd. Hervormde Kerk te Oudshoorn
wel termen aanwezig zijn.
Uit dat rapport toch blijkt dat, naast vele andere lichamen, ook
de gemeente Leiden tusschen de jaren 1667 en 1671 aan de
kerk te Oudshoorn een geschilderd glasraam ten geschenke
heeft gegevendat het behoud van dit kostbare raam voor de
kunstgeschiedenis van groot belang is; dat het benevens het
wapen van de gemeente Leiden, ook voert de wapens van
verschillende Leidsche familiën, als Elema, Hasius, Paedtz en
van Swanewyck; en dat het raam, indien het kerkbestuur niet
over de noodige fondsen voor de restauratie zal kunnen be
schikken, noodwendig zal te gronde gaan.
Met den archivaris zijn wij daarom van oordeel, dat het
behoud van dit glasraam, als historisch stuk, prijkende met
de wapens onzer stad en harer vroedschappen, ook voor deze
gemeente van belang is.
En al kan er dus van een verplichting dezer gemeente tot
onderhoud harer vroegere schenking geen sprake zijn, zoo is
er toch voor een bescheiden bijdrage in de restauratiekosten,
dié voor dit raam 425.zullen bedragen en voor het grootste
deel door het Kerkbestuur zelf zullen worden gedragen, naar
wij meenen, wel wat te zeggen.
Eene subsidie b.v. van 150.zou door de daaraan ook
voor Leiden verbonden historische herinneringen o. i. wel ge
rechtvaardigd zijn.
Mitsdien geven wij U in overweging aan het Kerkbestuur
der Ned. Herv. Gemeente te Oudshoorn een subsidie te ver-
leenen van f 150.— in de restauratie van het destijds door
Leiden aan de kerk geschonken glasraam en tot de vaststelling
van den hierbij overgelegden staat van af- en overschrijving
over te gaan.
Op den post voor Onvoorziene Uitgavenwaaruit deze uit
gave uit den aard der zaak zal moeten worden bestreden, zijn
thans nog 863.45 beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigde hoogachting te kennenhet College
van Kerkvoogden der Nederd. Hervormde Gemeente te Ouds
hoorn
dat het voornemen is over te gaan tot de restauratie der
geschilderde kerkramen in de Nederd. Herv. Kerk aldaar;
dat het Uw College misschien niet onbekend zal zijn dat
deze kerkramen dateerende van de stichting der kerk in
de jaren 16631665 een hooge kunstwaarde bezitten en,
als zoodanig, het behoud daarvan van groot belang is te achten;
dat echter de kosten dezer restauratie, geraamd op f 7500.—
zeer verre de beschikbare middelen te boven gaan, zoodat, bij
gebrek aan financieelen steun van buiten, het werk onuitge
voerd zal moeten blijven, waarvan toenemend verval het on
vermijdelijk gevolg zal zijn;
dat onder de zeventien beschilderde ramen der kerk een
raam voorkomt, bevattende als hoofd wapen het wapen der stad
Leidenmet onderschrift»Urbis Coss", en de restauratie van
dit raam begroot wordt op 425.—
Reden waarom het College zich tot U wendt met beleefd
verzoek, doch tevens met bescheiden aandrang om eene sub
sidie te mogen ontvangen uit de gemeentelijke fondsen als
bijdrage in het voorgenomen belangrijke en zoo uiterst ver
dienstelijke werk der restauratie van de kerkramen der Her
vormde Kerk te Oudshoorn.
Oudshoorn, Mei/Juni 1902.
Het College voornoemd
C. den Hertog, President.
C. C. Kroon, Secretaris.
N°. 186. Leiden, 9 Juli 1902.
Wij hebben de eer U mede te deelen, dat er bij ons tegen
de inwilliging van nevensgaand verzoek van P. J. van Hoeken
geenerlei bezwaar bestaat.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging aan
P. J. van Hoeken de bij art. 3b der verordening op het bouwen
en sloopen vereischte vergunning te verleenen voor het maken
van een houten gebouw tot berging van houtwaren op het
terrein aan de Havenkade, kadastraal bekend onder sectie
C N". 1732, gemeente Leiden, overeenkomstig de overgelegde
teekening.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigde hoogachting te kennen: Petrus
Johannes van Hoeken, houthandelaar alhier, dat hij voornemens
is een houtloods te bouwen van hout, opgetrokken aan de
Havenkade op het terrein, kad. sectie C n°. 1732.
Aangezien volgens de verordening alle gebouwen van steen
moeten worden opgetrokken, verzoekt hij bij deze uwe toestem
ming bedoeld gebouw even als de naastbij gelegene panden
van hout te mogen bouwen.
De vereischte teekeningen gaan hierbij.
Hoogachtend,
UEd. dw. dienaar
Leiden, 2 Juli 1902 P. J. van Hoeeen.
N°. 187. Leiden, 30 Juni 1902.
Naar aanleiding van Art. 3 van het reglement van beheer
hebben wij de eer U de volgende dubbeltallen voor te dragen
van de leden van ons bestuur buiten den Gemeenteraad, die
jaarlijks op 1 Juli moeten aftreden, zijnde de HeerenDr. J. G.
van der Sluijs, F. de Stoppelaar en W. F. Verhey van Wijk,
welke weder opnieuw benoembaar zijn.
I» Dr. J. G. VAN DER SLUIJS. - Dr. C. L. RUMKE.
20 F, DE STOPPELAAR. H. W. T1ELEMAN.
3° W.F.VERHEY VAN WIJK. B. J. H. HA1TINK.
Bestuurderen der Stedelijke Werkinrichting
L. Driessen, Voorzitter.
H. C. Juta, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
N°. 188. Leiden, 10 Juli 1902.
Ingevolge de artt. 3 en 4 der wet van 5 April 1870 (Staats
blad n°. 63) moet vóór den ten September a. s. door den
Gemeenteraad aan den Commissaris der Koningin eene opgave
worden ingezonden voor de benoeming van drie leden van
het college van zetters voor 's Rijks directe belastingen,
bestaande uit tweemaal zooveel personen als er leden te be
noemen zijn.
Op den laatsten December van dit jaar moeten volgens den
rooster aftreden de heeren: G. van Driel, C. Wassenaar en
A. Boekwijt, die evenwel dadelijk herbenoembaar zijn.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging tot
de vaststelling van de opgave over te gaan, waarvoor U
hierbij eene aanbeveling wordt aangeboden.
Opgave van personen ter benoeming tot zetters van
's Rijks directe belastingen.
I. 1° GOVERT VAN DRIEL, woonplaats Leiden, geboren
11 September 1853, architect;
2° DIRK JAN VAN AMEROM, woonplaats Leiden,
geb. 24 Januari 1848, huisschilder.
II. 1° CORNEL1S WASSENAAR, woonplaats Leiden, ge
boren 21 Juli 1837, fabrikant;
2° BAREND EGBERT SPIJKER P.Hz., woonplaats
Leiden, geboren 4 December 1859, winkelier;