110 j)of als kweekelingen aan de kweekschool voor onderwijzers en onder wij zei'essen geplaatst worden." TERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 19 April 1900, regelende de heffing van school geld aan de gemeentelijke Kweekschool voor onder wijzers en onderwijzeressen te Leiden. Eenig artikel. In de eerste alinea van art. 10 der bovengenoemde verorde ning wordt achter de woorden »De kwartalen beginnen" in- gelascht »voor leerlingen der Afdeeling A metl Mei, 1 Augustus, 1 November en 1 Februari; voor leerlingen der Afdeeling B." YERORDENINGr, houdende wijziging van de verordening van 19 April 1900, regelende de invordering van schoolgeld aan de gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen te Leiden. Eenig artikel. In het 2e lid van art. 1 der bovengenoemde verordening worden de woorden svóór den len September, den len Decem ber, den len Maart en den len Juni vervangen door de woor den »vóór den aanvang van elk kwartaal. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 204. Leiden, 8 Augnstus 1902. Ter vervulling der vacature van 3e onderwijzeres aan de Openb. lagere school der 4e klasse, n». 1 hebben wij de eer U, in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na ingewonnen bericht van het hoofd der school, de volgende voordracht aan te bieden: 1°. Mej. M. J. G. PLANKEN, tijdelijk werkzaam aan een bijzondere school te Hazerswoude; 2°. Mej M. C. VAN CAMPEN, tijdelijk werkzaam aan de school 3e klasse n°. 1 en 3°. Mej. M. S. DEN BLAAUWEN, tijdelijk werkzaam aan de school 2e klasse voor Jongens en Meisjes. Onder mededeeling dat de desbetreffende stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij U alsnu tot eehe benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N0. 205. Leiden, 8 Augustus 1902. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van M. H. van Waveren, om vergunning tot het maken van een zwemin richting op een terrein in den Marendijkschen Polder en om ten behoeve dier inrichting gebruik te mogen maken van een deel der Poelwetering, merken wij in de eerste plaats op, dat voor het maken van een zweminrichting »als zoo danig" nergens de vergunning hetzij van Uwe Vergadering, hetzij van ons college vereischt wordt. Aangezien adressant evenwel ten behoeve dier inrichting gebruik wenscht te maken van een gedeelte van een gemeentewater, komt in dit geval de zaak vrijwel op hetzelfde neer, alsof ook voor het stichten der zweminrichting Uwe vergunning noodig was, omdat Uwe Vergadering, voor de vraag gesteld of zij het ge bruik van het gemeentewater zal toestaan, daarbij uit den aard der zaak tevens zal overwegen, of oprichting eener zwem inrichting daar ter plaatse haar al dan niet gewenscht voor komt. Bij de beantwoording nu dier vraag zal voornamelijk op twee zaken moeten worden gelet. Op de belangen der scheep vaart en op die der hygiëne. Wat de eerste betreft, merken wij op, dat van de Poel wetering als vaarwater nagenoeg geen gebruik wordt ge maakt. Maar ook al ware dit zoo, dan nog zou er geen bezwaar kunnen bestaan om een strook water ter breedte van meter ten behoeve der zweminrichting af te staan, omdat er dan toch nog op het nauwste gedeelte een breedte van 3£ meter zou overblijven, terwijl de doorvaartwijdte der bruggen zoo wel in den Maredijk als in den Rijnsburgerstraat weg slechts 2.85 meter bedraagt. Evenmin kunnen er naar het ons voorkomt uit hygiënisch oogpunt bezwaren tegen de oprichting der zweminrichting bestaan. Teneinde ons op dit punt zekerheid te verschaffen verzochten wij den Directeur van den keuringsdienst van eet- en drinkwaren een onderzoek in te stellen omtrent de bruikbaarheid van het water der Poelwetering voor zwem inrichting, en om tevens, teneinde ons de beoordeeling ge makkelijker te maken, omtrent de samenstelling van het water der beide bestaande zweminrichtingen een onderzoek in te stellen. Dit onderzoek, dat uit den aard der zaak, aangezien het op verschillende tijden moest worden herhaald, eenigszins tijdroovend moest zijn, was dan ook de reden, waarom ons praeadvies op het onderhavige verzoek geruimen tijd op zich heeft laten wachten. De resultaten nu van dit onderzoekin de beide in de Lees-V kamer ter inzage liggende rapporten van den Directeur van den Keuringsdienst van 28 Mei en 21 Juli nedergelegd, toonen aan, dat het water der Poelweteringal zal het zeker geen ideale badinrichting kunnen verschaffendaarvoor toch ook niet onbruikbaar kan worden geacht. In ieder geval is de samenstelling van het water gunstiger dan in de zwem inrichting aan den Heerensingel en belangrijk gunstiger dan dat van het water der zweminrichting »Rijnzicht.'' Terwijl toch het zuurstofgehalte in de zweminrichting »Rijnzicht" bij wijlen tot nihil wordt gereduceerd, en in de badinrichting aan den Heerensingel gemiddeld 3.2 cM.3 per Liter bedraagt, beweegt het zich in de Poelwetering vrij constant om eene hoeveelheid van 6 2 cM.3 per Liter. En waar nu in het alge meen kan worden gezegd, dat de verontreiniging der openbare wateren geringer is naarmate zij een hooger zuurstofgehalte vertoonen, blijkt hieruit duidelijk dat het water van de Poel watering voor een badinrichting veel bruikbaarder is dan dat van de bestaande zwemplaatsen. Intusschen dient er voor te worden gezorgddat ook het water in het zwembassin zelf niet door het gebruik vervuilen zal. Want al is het water in de Poel wetering zelf vrij goed daar er in die wetering weinig of geen stroom isis het niet zeer waarschijnlijk, dat het water in het bassin zich van zelf geregeld met het buitenwater zou vermengen. Daarom zal in ieder geval als voorwaarde moeten worden opgelegd, dat er voor een geregelde verversching van het water in het bassin door het buitenwater, b.v. door een scheprad of op welke an dere wijze dan ook, worde zorg gedragen. Voor het overige zal natuurlijk de zweminrichting, behalve aan de eischen van de bouwpolitie, door hare inrichting ook aan die van goede orde, veiligheid en zedelijkheid moeten vol doen. Daarom schijnt het ons dan ook aangewezen aan de vergunning tot het in gebruik nemen van het gemeentewater tevens als voorwaarde te verbinden, dat gedetailleerde plannen voor de zweminrichting vooraf aan ons college zullen moeten worden overgelegd en onze goedkeuring zullen moeten ver werven. Eindelijk schijnt het ons met de commissie van fabricage billijk, dat voor het gebruik van het_ water eene jaarlijksche vergoeding gevraagd wordt van ƒ0.25 per M.3, zoodat bij een totaal-oppervlakte van 220 M.3 door adressant jaarlijks 55.aan de gemeente zal betaald worden. Op grond van een en ander geven wij U thans in over weging aan M. H. van Waveren, behoudens de rechten van derden, tot wederopzeggens toe het op bijgaande situatie- teekening nader aangeduide gedeelte der Poelwetering, ter lengte van 81 Meter en ter breedte van 2.75 Meter, ten behoeve eener door hem op te richten zweminrichting ten gebruike af te staantegen betaling eener jaarlijksche ver goeding aan de gemeente van ƒ0.25 per M.3 van de in beslag genomen wateroppervlakte en onder voorwaarde: 10. dat de gedetailleerde plannen der zweminrichting door ons zullen moeten worden goedgekeurd, alvorens met den aanleg wordt begonnen; 2°. dat ten onzen genoegen voor een behoorlijke verversching en reiniging van het water in het bassin worde zorg gedragen, hetzij door middel van een scheprad of op andere door ons college nader goed te keuren wijze. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Verzoekt eerbiedig de ondergeteekende M. H. van Waveren Industrieel te Leiden, vergunning tot het maken van een Zweminrichting op de perceelen kadastraal bekend Sectie L N°. 627 en 628, gelegen in den Marendijkschen Polder onder de gemeente Leiden, en tevens om deze zweminrichting over eene breedte van 2.75 Meter, ter verversching van het water in de bassins, uit te bouwen in het gemeentewater de Poel wetering Sectie L N°. 616. Leiden, 30 April 1902. M. H. van Waveren. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 12