109 meesters van vee en vleesch worden benoemd tot keurmeesters, tevens opzichters, aan het Openbaar Slachthuis, tellen de jaren, gedurende welke zij de gemeente als keurmeester van vee en vleesch hebben gediend, mede bij de berekening van het hun ingevolge artikel 5 toekomend salaris, onverminderd het genot van vrije woning volgens artikel 7. Art. 13. Deze verordening treedt in werking tegelijk met die krach tens art. 4, 3° der Hinderwet, betreffende het oprichten, heb ben of gebruiken van slachterijen of vilderijen van vee, pen- serijen of darmwasscherijen. C. VERORDENING tot regeling van den werkkring der Commissie voor het Openbaar Slachthuis. Artikel 1. De Commissie voor het Openbaar Slachthuis staat Burge meester en Wethouders bij in alle zaken, welke het slachthuis der gemeente betreden. Art. 2. De door den Raad te kiezen leden der Commissie worden jaarlijks in de vergadering op den len Dinsdag in de maand September benoemd. Art. 3. De Commissie vergadert ten minste éénmaal 's maands, op door haar te bepalen dag en uur, in het administratie-gebouw. Art. 4. Het secretariaat der Commissie wordt, zoo zij dit noodig oor deelt, opgedragen aan een der ambtenaren ter Secretarie, door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen. Art. 5. De Directeur van het Openbaar Slachthuis woont, indien de Commissie het noodig oordeelt, de vergaderingen der Com missie bij en verstrekt haar alle door haar gevraagde inlich tingen. Art. 6. De Commissie kan, zoo dikwijls zij dit verlangt, in haar geheel of door een of meer harer leden inzage nemen van de boeken en bescheiden en de kas controleeren. Art. 7. De Commissie dient den Raad, het College van Burgemeester en Wethouders of den Burgemeester van bericht en raad, hetzij dit van haar wordt gevraagd, of zulks door haar wenschelijk of noodig geacht wordt. Zij houdt toezicht op het aan het Openbaar Slachthuis ver bonden personeel, op het behoorlijk onderhouden der geheele inrichting en op alle leveringen ten behoeve der inrichting, zoomede op de nakoming der voor die leveringen te sluiten overeenkomsten. Zij adviseert omtrent plannen voor verbetering, vernieuwing of uitbreiding. Art. 8. Jaarlijks vóór den len April zendt de Commissie aan Burge meester en Wethouders het door den Directeur aan haar uit gebracht verslag omtrent den toestand en den gang der exploitatie van het Openbaar Slachthuis, zoomede omtrent den dienst der vee- en vleeschkeuring in het afgeloopen jaar. Dit verslag zal in druk aan de leden van den Raad worden gezonden. Art. 9. Jaarlijks vóór den len April wordt door de Commissie aan Burgemeester en Wethouders een overzicht van de inkomsten en uitgaven der inrichting over het afgeloopen jaar, voorzien van de noodige bescheiden, overgelegd. Art. 10. De Commissie zendt jaarlijks vóór den len Juni aan Burge meester en Wethouders eene raming van de ontvangsten en uitgaven voor het Openbaar Slachthuis in het eerstvolgend dienstjaar. Art. 11. Deze verordening treedt in werking tegelijk met die krach tens art. 4, 3° der Hinderwet betreffende het oprichten, hebben of gebruiken van slachterijen of vilderijen van vee, penserijen of darmwasscherijen. N°. 203. Leiden, 2 Augustus 1902. Ten gevolge van de reorganisatie van het onderwijs aan de scholen 2e klasse, en de wijziging van de verordening op de kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen zijn enkele wijzigingen in de verordening van 19 April 1900 (Gem.BI. i'°. 10, in haar geheel afgedrukt in het Gem.BI. n«. 28 van 1899) «regelende de heffing van schoolgelden aan de Openbare Scholen voor Lager Onderwijs te Leiden" en die van 19 April 1900 (Gem.BI. n°. 8, in haar geheel afgedrukt in het Gem. BI. n°. 30 van 1899) «regelende de heffing en invordering van school geld aan de gemeentelijke kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen" noodzakelijk geworden. In art. 2 der eerstgenoemde verordening wordt nl. bij de regeling van de schoolgelden aan de scholen 2e klasse onder scheid gemaakt tusschen de 3 laagste en de 3 hoogste klassen aan de Jongensschool en aan de Meisjesschool, terwijl daarin voorts nog gesproken wordt van de «voorbereidende" school, die vóór de reorganisatie slechts uit de 3 laagste klassen be stond. Nu evenwel bij de reorganisatie aan de Jongensschool en aan de Meisjesschool 3 klassen voor leerlingen van 6 tot 9 jaar zijn toegevoegd en tevens de voorbereidende school tot eene school van 6 leerjaren voor kinderen van 6 tot 12 jaar is uitgebreidzal de aanhef der desbetreffende bepaling als volgt moeten worden gelezen, waarbij overigens in het bedrag der schoolgelden geen wijziging wordt gebracht. «Voor de leerlingen van een der scholen der 2e klasse: vier gulden per drie maanden voor de leerlingen der school voor Jongens en Meisjes en voor de leerlingen der 6 laagste klassen van de Jongensschool of van de Meisjesschool; zes gulden per drie maanden voor de leerlingen van de 3 hoogste klassen van de Jongensschool of van de Meisjesschool." Voorts zal in de daarop volgende bepaling betreffende ver mindering en vrijstelling van schoolgeld voor kinderen van min- en on vermogenden de uitzondering voor de voorberei dende school moeten vervallen. Die uitzondering, welke des tijds gewettigd was, omdat op de school 2e klasse voor Jon gens en Meisjes geen ander onderwijs werd gegevendan ook op de scholen der 3e en 4e klasse kon worden genoten, is nu na de uitbreiding van het onderwijs aan de gemengde school niet meer geoorloofd. Eindelijk zal in het derde lid van art. 5 dier verordening, waarin eventueele restitutie of kwijtschelding van schoolgeld behandeld wordt, achter de woorden «gevestigd hebben" moeten worden toegevoegd «of als kweekelingen geplaatst worden aan de kweekschool voor onderwijzers en onderwij zeressen." Immers nu de cursus aan de Afdeeling A der Kweekschool (aanvangende 1 Mei) niet meer onmiddellijk aansluit aan het kwartaal (1 April1 Juli) waarover het schoolgeld aan de lagere scholen moet worden betaald, zal ten behoeve der leer lingen, die met 1 Mei de lagere school verlaten om de lessen op de kweekschool te volgen, restitutie van schoolgeld moeten kunnen worden verleend over de maanden Mei en Juni, in welken zin dan ook trouwens reeds door Uwe Vergadering werd be slist, zij het in afwijking der verordening, bij haar besluit van 26 Juni 1.1., ingevolge ons onder n°. 141 der Ingek. Stukken opgenomen praeadvies. En om dezelfde reden (wijziging in het tijdstip van aanvang van den cursus aan de Afdeeling A der Kweekschool) zullen in de verordeningen op de hetfing en invordering van school geld aan de Kweekschool in art. 10 der eerste achter de woor den «De kwartalen beginnen" moeten worden toegevoegd «voor leerlingen der Afdeeling A met 1 Mei, 1 Augustus, 1 Novem ber en 1 Februari, voor leerlingen der Afdeeling B" enz., terwijl in art. 1 der invorderingsverordening de woorden «vóór den len September, den len December, den len Maart en den len Juni zullen moeten worden vervangen door de woor den «vóór den aanvang van elk kwartaal." Op grond van het bovenstaande geven wij U daarom in overweging tot de vaststelling der navolgende verordeningen over te gaan: VERORDENING, houdende wijziging der verordening van 19 April 1900, regelende de heffing van schoolgelden aan de Openbare scholen voor Lager Onderwijs te Leiden. Eenig artikel. De 2e, 3e, 4e, 5e en 6e alinea van het tweede onderdeel van art. 2 der bovengenoemde verordening worden vervangen door de volgende bepalingen: «Vier gulden per drie maanden voor de leerlingen der school voor Jongens en Meisjes en voor de leerlingen der 6 laagste klassen van de Jongensschool of van de Meisjesschool; zes gulden per drie maanden voor de leerlingen van de drie hoogste klassen van de Jongensschool of van de Meisjesschool." Het 3e onderdeel van dat artikel wordt gelezen als volgt: «Voor kinderen van minvermogenden wordt de helft van het schoolgeldvoor kinderen van bedeelden en van hen, die, schoon niet bedeeld, onvermogend zijn, geen schoolgeld ge heven." In de 3e zinsnede van art. 5 dier verordening worden ach ter de woorden «gevestigd hebben" toegevoegd de woorden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 11