Indien wij dan ook in onze uiteenzetting wellicht wat uit voeriger zijn geweest dan strikt noodzakelijk was, zoo ver trouwen wij dat Uwe Vergadering ons dit ten goede zal houden, waar het ons inderdaad van het hoogste belang scheen de ongegrondheid van een zoo ernstige beschuldiging duidelijk in het licht te stellen. Wat nu de motie zelve van den heer A. J. van Hoeken betreft, het zou inderdaad al heel treurig met de financien onzer gemeente gesteld zijn, indien dit ons moest weerhouden tot het leggen van de brug over de Zoeterwoudsche Singel gracht over te gaan. Zoo erg is het dan ook gelukkig niet. Een percentage van moge voor onze gemeente vrij hoog zijn, juist dit is het beste bewijs van den hoogst bevredigenden staat, waarin, ondanks het vele goeds, dat in de laatste jaren werd tot stand gebracht, onze gemeentelijke financiën verkeeren. Immers, terwijl het percentage in het laatste tiental jaren bijna geregeld 3 heeft bedragen, in de beide voorafgaande jaren zelfs 2£ en 2j '0zoo is het ook tharis a 3|% nog lager dan in de meeste, zoo niet alle, gemeenten, die met Leiden op ééne lijn kunnen worden gesteld het geval is, ter wijl ook het getal opcenten op het personeel hier niet hooger is dan elders. Inderdaad niet zulk een bedenkelijke toestand dat wij ons alleen daarom van de uitvoering van een nuttig werk zouden moeten laten afschrikken. Trouwens ook hier weer maakt de heer A. J. van Hoeken zich, tegen beter weten in, aan een verkeerde voorstelling van feiten schuldig, waar hij verklaart dat dit jaar en het volgende jaar duizende guldens meer aan rente moeten worden betaald, zonder dat hiertegen over baten te stellen zullen zijn. De heer van Hoeken weet evengoed als wij, dat het sanatorium Rijngeest nog in het laatst van dit jaar, het openbaar slachthuis met 1° Januari of althans Februari in exploitatie zal worden genomen. Ook de mededeeling dat de bouw der brug een vaste jaarlijksche verhooging van 1000.a f 2000.zal medebrengen is, zoo positief gesteld, onjuist, daar toch indien door Uwe Vergade ring tot het leggen eener verbinding in den door den heer van Dissel aangegeven geest besloten wordt, bij berekening van rente en aflossing op 5 daarvoor jaarlijks slechts f 650.— zal benoodigd zijn. Wat dus ook Uwe Vergadering tot het uitstellen van den bouw der brug over de Zoeterwoudsche Singelgracht zou kunnen doen besluiten, de financieele toestand der gemeente in het algemeen, noch de wijzigingen, welke daarin sinds 9 Januari zijn gekomen, behoeven daarvoor zeker geen reden te zijn. Aan den gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 17 Juni 1902. Sinds de motie van den heer Drucker in de vergadering op 9 Januari van dit jaar waardoor de beslissing op welke wijze de verbinding over den Zoeterwoudschen Singel tot stand zou komen werd verdaagd, zijn de omstandigheden m. i. zoo veel veranderd en van dien aard gewordendat zij mij nopen mijne verwondering te kennen te geven, dat Burg. en Weth. blijven vast houden aan eene verbinding van 40000.— gld. en zoo dit de Raad te hoog mocht zijn mede te gaan met het door den heer van Dissel geopperde denkbeeld. Zoo wel het eene als het andere komt mij onbegrijpelijk voor, als ik daarbij in aanmerking neem, dat het onzen Voorzitter nog geen 4 weken geleden goed dacht den Raad tot zuinigheid te moeten aansporen. Het deed mij goed die aansporing te hooren en ik ver wachtte dan ook met allen ernst dat Burg. en Weth. nu daarna zelf ook blijken zouden gaan geven de zuinigheid te willen betrachten. In plaats daarvan is m. i. juist het tegen overgestelde te bemerken en schijnt het zuinigheidsargument alleen te berde te komen, als een of meer raadsleden een amendement hebben op een voorstel van Burg. en Wethouders. Tot deze conclusie moest ik komen na de handelingen der Raadsvergaderingen te hebben nageslagen. Met genoegen werd door mij kennis genomen, dat in de memorie van antwoord op de begrooting voor 1902 door B. en W. werd gezegd, dat het vhun ivensch was om bij y>het beheer der gemeentefmantien met overleg te werk te vgaan en gepaste zuinigheid te betrachten Bij die begrooting was het percentage der plaatselijke direkte belasting tegen de 3 in uitzicht gesteld en mocht in geen geval dit bleek bij de behandeling der begroo ting het budget met maar een paar duizend gulden ver hoogd worden of het percentage moest noodwendig tot boven de 3% stijgen. Nu zou men met grond mogen verwachten dat bij B. en W. zuinigheid en overleg zouden domineeren, maar wat zien wij in het jaar 1902, dat B. en W. met verschil lende voorstellen kwamen die groote sommen vergden, de uitgaven met circa 16000 gld. verhoogden en ten gevolge hadden dat het percentage met 1ji moest worden verhoogd. Dit hooge procent had m. i. Burg. en Weth. tot nadenken moeten stemmenmet het oog op onze finantiën moesten Burg. en Weth. het geraden vinden, vooralsnog hun voorstel niet aan de orde te stellen en hiervoor zou alleszins reden zijn na de woorden door den Voorzitter in den vergade ring van den 15den Mei gesproken dat vde voorzichtigheid eischte eerst af te wachten hoe de finantieele toestand in de volgende jaren zal zijn.'' Ons jaarlijksch budget is reeds te over belast met vaste posten en kan dus daardoor geen verhooging meer velen; elke vaste verhooging zal het percentage der plaatselijke direkte belasting doen stijgen. Ook voor deze redeneering vind ik grond als ik even citeer wat door den Voorzitter in antwoord aan den heer Bosch werd gezegd vdat de Raadsleden raar zullen opkijken vals zij de begrooting voor het volgende jaar zien en wat het vpercentage van de inkomstenbelasting dan zal moeten worden." Al dit gesprokene mag geen ijdele klank zijn en blijven en de Raad zou tegen beter weten in handelen indien zij B. en W. niet hielden aan het geschreven woord van over leg en zuinigheid. Het komt mij voor dat zoo lang het Openbaar Slachthuis en het Sanatorium Rhijngeest niet in exploitatie zijn, zuinigheid en overleg gebieden zeer spaar zaam aan te doen; dit jaar en het volgende jaar hebben wij duizenden guldens meer aan rente te betalen, zonder dat hiertegen over baten te stellen zullen zijn. Elke vaste ver hooging van een of twee duizend gulden die de verbinding over den Zoeterwoudschen Singel toch jaarlijksch aan rente, aflossing enz. kosten zal zal dus noodwendig verhooging der belasting ten gevolge moeten hebben en daarmede heb ben wij rekening te houden. Laat men toch vooral voorzichtig zijn en de belasting niet hooger maken dan zij reeds is. Wil men echter toch door gaan, welnu ik heb gewaarschuwd, maar laat men er dan ook in de toekomst op rekenen dat verhooging van belasting niet straffeloos geschiedt. Dit alles te zamen doet mij U de volgende motie voorstellen De Raadvan oordeel dat het gewenscht is alvorens eene beslissing te nemen op welke wijze de verbinding over den Zoeterwoudschen Singel tot stand zal komen af te wachten hoe de finantieele toestand in de volgende jaren zal zijn Besluit de beslissing 24 maanden te verdagen. A. J. van Hoeken J.Jzn. Aan den Gemeenteraad. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 2