80 behoort te worden voldaan. Bovendien is het geenszins onmo gelijk dat ook bij de verbouwing van de villa Rijngeest weder verborgen gebreken zullen aan het licht komen, wier herstel alweder nieuwe uitgaven zal medebrengen. Ten einde nu in deze eventueele behoeften te kunnen voorzien wensclit de com missie alsnog een bedrag van f 6250.ter harer beschikking gesteld te zien, waarna zij vertrouwt, dat dan ook van ver dere aanvragen om verhooging geen sprake meer zal behoeven te zijn. Het komt ons met haar voor, dat deze verhooging, waarvan natuurlijk alleen dan zal worden gebruik gemaakt, wanneer dit inderdaad noodig is, alleszins wenschelijk is. Immers de ervaring heeft reeds geleerd hoe moeilijk het is voor een werk als dit een eenigszins juiste raming te maken, en daarom zou het ook ons aangenamer zijn, indien thans reeds de beschik king over dit surplus werd gegeven, dan later genoodzaakt te zijn weder om een verhooging bij Uwe Vergadering te moeten aankloppen. Alles te zarnen genomen zullen dus de reeds beschikbaar gestelde gelden alsnog met 42900.— moeten worden verhoogd, zoodat wij U in overweging geven tot de vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat tot een totaal bedrag van 49 900 over te gaan, waarin thans ook de reeds vroeger toegestane maar nog niet op de begrooting geregula riseerde ƒ7000.— begrepen zijn. Voor het overige meenen wij U voor een nadere detailleering der boven aangegeven posten naar het overzicht van den Direc teur van Gemeentewerken te mogen verwijzen, waarin die posten tot in bijzonderheden zijn toegelicht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 135. Leiden, 30 Mei 1902. Nevensgaand adres van de Leidsche Duinwatermaatschappij geeft ons aanleiding tot de volgende opmerking. Bij een nadere lezing van hare aanvrage van den 7en Mei (Zie Ingek. Stukken N°. 112) is ons inderdaad gebleken, dat die aanvrage een ruimere strekking had, dan daaraan door ons werd gehecht. Dit misverstand laat zich verklaren zoowel daardoor, dat het ons bekend was dat de aanvrage van de gemeente Oegstgeest in verband stond met het doortrekken der hoofdbuis van »Endegeest" naar »Rhijngeest", als door den naam Leiderweg, waarmede naar wij meenden de Rijks straatweg langs »Endegeest" bedoeld was. Het blijkt nu even wel, dat dit de giindweg van Leiden naar Rijnsburg is. Intusschen nu adressant bij deze latere aanvrage haar oor spronkelijk verzoek beperkt tot de in den naasten omtrek van het gesticht »Endegeest" gelegen of te bouwen perceelen, kan tegen inwilliging daarvan o. i. geen bezwaar bestaan. Immers, zooals adressant terecht opmerkt, gelden daarvoor geheel dezelfde motieven, welke in ons praeadvies van 12 Mei zijn aangevoerd. Mitsdien geven wij U in overweging alsnog goed te keuren, dat door de Leidsche Duinwatermaatschappij voor den duur der concessie duinwater wordt verstrekt ten behoeve der perceelen, welke zijn gelegen of nog zullen worden gebouwd aan den Rijksweg, ten zuid-westen van het gesticht »Endegeest", voor zoover die perceelen in den naasten omtrek van het ge sticht zijn gelegenter onzer beoordeeling, en dit onder dezelfde voorwaarden, als aan uw besluit van den 15en Mei zijn verbonden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met den meesten eerbied te kennen de Leidsche Duin- water-Maatschapijgevestigd te Leiden dat zij erkentelijk is voor het besluit, genomen in Uwe Vergadering d.d. 15 Mei 1902, voor waterleverantie in Oegst geest van af het gesticht Endegeest"— Rhijngeest". dat het echter blijkens hare aanvrage van 7 Mei 1.1. hare bedoeling is geweest om ook de thans en later te bouwen perceelen gelegen van af het gesticht »Endegeest"— Leiderweg hierin te betrekken dat zij echter voorloopig meent te kunnen volstaan met de aansluiting der perceelen in den naasten omtrek van het ge sticht »Endegeest'' gelegen of te bouwen dat voor inwilliging van dit verzoek geheel dezelfde motieven gelden als waardoor Uwe Vergadering goedgunstig heeft be schikt op ons vorig request van 7 Mei j. 1. Redenen waarom de Leidsche Duinwater-Maatschappij zich alsnog tot den Raad der gemeente Leiden wendt, met het eerbiedig verzoek om gedurende de loopende concessie hare goedkeuring te verleenen dat aan de perceelen, welke zijn gelegen of nog zullen worden opgericht aan den Rijksweg in westelijke richting van het gesticht »Endegeest", voor zoover die perceelen in den naasten omtrek van het gesticht zijn gelegenduinwater wordt geleverd. 't.Welk doende, De Leidsche Duinwa ter -Maatschappij Ch. van Spall. Leiden, 26 Mei 1902. N°. 136. Leiden, 30 Mei 1902. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van den heer J. J. van Hoeken hebben wij de eer U mede te deelen dat destijds aan den heer v. Hoeken bij besluit van ons college vergunning werd verleend tot het bouwen van het door hem gewenschte houten gebouw. Aangezien evenwel door den heer v. Hoeken tot dusverre van die vergunning geen gebruik is gemaakt en de verordening op de Bouwpolitie inmiddels in dien zin is gewijzigd, dat voor de oprichting van houten ge bouwen vergunning van den gemeenteraad noodig is, dient hij thans andermaal dit verzoekthans bij Uwe Vergadering in. Tegen inwilliging daarvan bestaat echter bij ons college geenerlei bezwaar. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging aan den heer J. J. van Hoeken de bij art. 3b der verordening op het bouwen en sloopen vereischte vergunning te verleenen voor het maken van een houten gebouw op steenen voet op het terrein aan de Haarlemmervaart, kadastraal bekend onder sectie L. N°. 424, gemeente Leiden, overeenkomstig de door hem ingediende teekening. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan EdelAchtbare Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigde eerbied te kennen de onderge- teekende Jasper Jacobus van Hoeken, houthandelaar, wonende Maredijk te Leiden, dat hij het tweede houtmagazijn gebouwd van hout op steenen voet met pannen en asphalt-mastiek gedekt, wenscht te bouwen, waarvoor hem bereids bij missive van 15 Mei 1899 vergunning werd verleend op het kadastrale perceel sectie L N°. 424. Redenen waarom hij UEd.Achtb. verzoekt de verleende vergunning te willen hernieuwen of bekrachtigen. 't Welk doende enz. Leiden, 23 Mei 1902. J. J. van Hoeken. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 4