GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
07
INGEKOMEN STEKKEN.
N°. 111. Leiden, 10 Mei 1902.
Door een onwillekeurig verzuim werd nagelaten het adres
van den heer Verhey van Wijk achter ons praeadvies, opge
nomen onder n°. 108 der Ingekomen Stukken, af te drukken.
Wij laten thans den inhoud daarvan alsnog hieronder volgen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden 8 April 1902.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
liet feit dat Burgemeester en Wethouders dezer Gemeente
een voorstel, dat voor de Leidsche Duinwater-Maatschappij
van groot belang was, bij uwe vergadering aanhangig maakten
zonder den door den Raad benoemden commissaris bij die
maatschappij daarin te kennen, was voor mij aanleiding het
van uwe vergadering ontvangen mandaat ter harer beschikking
te stellen. Het was mijn voornemen, nu de maatschappij door
het overlijden van den directeur in een stadium van crisis
verkeert, de gevoeligheid van dit voorbijgaan op te schorten
totdat door de vergadering van aandeelhouders in de ontstane
vacature definitief zoude zijn voorzien. De omstandigheden
brengen evenwel verandering in mijn voornemen.
In de gemeenteraadszitting van 27 Maart zijn, volgens het
verslag, door den voorzitter ten mijnen aanzien uitdrukkingen
gebezigd, welke doen denken aan moedwillige verwaarloozing
der gemeentebelangen en schromelijke plichtsverzaking.
Zonder het gebied der fantasie te betreden durf ik beweren
dat de schaarschheid aan water zelf den kundigen controleur
verrast heeft; waar deze op den morgen van Zaterdag 0 Juli
1901 den directeur der Maatschappij nog op het kantoor ge
sproken heeft, daar heeft hij dien 's middags of 's avonds van
dienzelfden dag, na een bezoek aan de reservoirs te Katwijk,
met den dreigenden waternood telegrafisch in kennis gesteld
en eerst dienzelfden dag werd het mij door hem persoonlijk
medegedeeld. Het gaat, dunkt mij, nu niet aan de verant
woordelijkheid van deze, tot de geschiedenis behoorende. ca
tastrophe op rekening te stellen van de mindere activiteit van
den Commissaris der gemeente Ten overvloede geef ik hierbij
de verzeker ing dat van een te verwachten of te vreezen water-
nood mij hoegenaamd niets bekend was, wel dat de in Oc
tober 1898 bij uwe vergadering voorgestelde uitbreiding niet
aan de verwachtingen had beantwoord.
De vergoelijkende, althans niet onwelwillende houding door
den voorzitter der raadsvergadering van 18 Juli 1901 aange
nomen toen er van tekortkomingen der maatschappij wel
degelijk sprake was, vormt een levendig contrast inet zijne
onvriendelijke woorden aan het adres der maatschappij, op
het oogenblik dat de maatschappij in staat is aan hare ver
plichtingen te kunnen voldoen en er geen de minste vrees
behoeft te bestaan dat onregelmatigheden, als in het vorige
jaar zich voordeden, zich zullen herhalen. Trouwens de voor
zitter der vergadering verklaarde op 18 Juli 1901 dat hem en
aan Burg. en Weth. bij persoonlijk onderzoek zou gebleken
zijn dat de uitbreiding van toen voor twee jaren voldoende
zou zijn.
Aan welke beweegredenen deze veranderde houding is toe
te schrijven vermag ik niet te zeggen, maar maakt die hou
ding het mij onmogelijk de belangen der gemeente verder
naar behooren waar te nemen, waarom bij deze het beleefde
verzoek aan uwe vergadering gericht wordt mij als gecom
mitteerde bij de Leidsche Duinwatermaatschappij ontslag te
willen verleenen.
Verhey van Wijk.
N°. 112. Leiden, 12 Mei 1902.
Nevensgaand verzoek van de Leidsche Duinwatermaatschappij
staat in verband met het doortrekken van de hoofdbuis der
waterleiding van het gesticht »Endegeest" naar het sanatorium
«Rijngeest", waartoe door de maatschappij aan de gemeente
Oegstgeest vergunning is gevraagd.
Tegen inwilliging van dit verzoek kan naar het ons voorkomt
geenerlei bezwaar bestaan.
Immers, zou het reeds op zich zelve als een hardheid mogen
worden beschouwd, waar de buis door een andere gemeente
loopt, aan de onmiddellijk aan die buis gelegen perceelen de
gelegenheid tot aansluiting te onthouden, zeer terecht wordt
er bovendien door de maatschappijop gewezendat het ook
voor de gemeente Leiden van groot belang is, indien de on
middellijk rondom «Rijngeest" en «Endegeest" gelegen per
ceelen duinwater kunnen gebruiken.
En om diezelfde reden hebben wij er dan ook geen bezwaar
tegen dat deze vergunning, zooals de maatschappij verzoekt,
j voor den duur der concessie verleend wordt en dus niet
tusschentijds weer kan worden ingetrokkenaltijdindien
daaraan ook thans weer het gewone voorbehoud van de vroe
ger verleende vergunningen worde verbonden, dat het duin
water steeds in voor de Leidsche verbruikers voldoende hoe
veelheid en zuiver aanwezig zij.
Dat, behalve de bovengenoemde, onmiddellijk aan de buis
gelegen perceelen ook het raadhuis van Oegstgeest wordt aan
gesloten, schijnt ons voorts een rechtmatig verlangen te zijn.
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering in
overweging goed te keuren, dat door de Leidsche Duinwater
maatschappij voor den duur der concessie duinwater verstrekt
wordt ten behoeve der perceelen, onmiddellijk gelegen aan de
van Endegeest naar Rijngeest door te trekken buis, benevens
ten behoeve van het raadhuis van Oegstgeest, onder dezelfde
voorwaardenwaaronder het water aan de ingezetenen van
Leiden verstrekt wordt, en onder bepaling dat de levering op
de eerste aanzegging van Burg. en Weth. moet worden ge
staakt, zoodra de maatschappij te kort schiet in de haar bij
art. 2 der concessievoorwaarden opgelegde verplichting, dat
het duinwater steeds in voor de verbruikers voldoende hoe
veelheid en zuiver aanwezig zij.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kenneji de Leidsche
Duinwatermaatschappij, gevestigd te Leiden:
dat zij een aanvrage heeft ontvangen van de gemeente
Oegstgeest, om aansluiting van de heden en later te bouwen
woningen alsmede van het Raadhuis, gelegen aan den Rijks
straatweg van af den Leiderweg tot aan het nieuwe Sanatorium
«Rhijngeest" te Oegstgeest;
dat haar voornemen is alle leveringen te doen geschieden
per watermeter, waardoor elke waterverspilling voorkomen
wordt;
dat als grondslag der vaststelling van het minimum bedrag
voor het aan te sluiten perceel zal dienen het abonnement en
de meterhuur, als thans berekend in Uwe Gemeente;
dat zij steeds alle medewerking en steun heeft mogen onder
vinden van de gemeente Oegstgeest bij het aanleggen der
hoofdbuizen van Katwijk naar Uwe Gemeente;
dat zij deze medewerking ook zeer op prijs stelde bij bet
leggen der hoofdbuis voor het Krankzinnigengesticht «Énde
geest";
dat 't zeker ook in het belang is voor beide bovengenoemde
nuttige instellingen, als de omliggende gebouwen aangesloten
kunnen worden aan de waterleiding;
dat het dus ook in het belang der gemeente wenschelijk is,
deze aanvrage in te willigen
Redenwaarom de Leidsche Duinwatermaatschappijals
requestrante, zich tot den Raad der Gemeente Leiden wendt,
met het eerbiedig verzoek om gedurende de loopende concessie
hare goedkeuring te verleenen aan bovengenoemde aanvrage.
'tWelk doende enz.
de Leidsche Duinwatermaatschappij
Leiden, 7 Mei 1902. C. M. van Spall,
Directeur.
N°. 113. Leiden, 13 Mei 1902.
Krachtens Raadsbesluit van 9 Mei 1901 werd het perceel
aan de Aalmarkt n°. 5 voor den tijd van 2 jaren verhuurd
aan A. Gaemers.
Thans heeft deze ons medegedeeld dat hij tengevolge van
een samenloop van treurige omstandigheden niet in staat zal
zijn de op 1 Juni a. s. verschijnende huurtermijn te betalen
en zich ook in het vervolg niet meer van zijn verplichtingen
zal kunnen kwijten. Zijn in de Leeskamer ter inzage liggend
schrijven geeft daaromtrent nadere ophelderingen, welke bij
onderzoek zijn gebleken volkomen juist te zijn.
Onder deze omstandigheden komt het ons wenschelijk voor
Gaemers van zijn verdere verplichtingen tegenover de gemeente
te ontslaan. Immers, aangezien de huur steeds prompt bij voor
uitbetaling is voldaan, heeft de gemeente tot dusver geen
schade geleden, en al zou het nu misschien mogelijk zijn
Gaemers langs den weg van rechten tot naleving der over
eenkomst te dwingen of althans schadevergoeding van hem te
erlangen, dan meenen wij toch dat daartoe in dit geval geen
termen aanwezig zijn.
Bovendien zou daarvan slechts vertraging in de wederver
huring van het perceel het gevolg kunnen zijn, terwijl indien
thans door U in uwe eerstvolgende vergadering tot de ontbin-
f