GO N°. 92. Leiden, 15 April 1902. Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van Jhr. E. C. Siberg, alhier, hebben wij de eer U mede te deelen, dat de dochter van adressant, wegens vestiging in deze gemeente, eerst sedert 1 Februari j.l. de lessen aan de Hoogere Burger school voor Meisjes heeft gevolgd. Mitsdien geven wij U in overweging aan Jhr. E. C. Siberg vrijstelling te verleenen van de betaling van schoolgeld over het eerste kwartaal van den loopenden cursus. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden. Aan Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigde hoogachting te kennenJhr. E. C. Siberg dat zijne dochter Pauline Elisabeth Antoinette, als volgende de Hoogere Burgerschool voor Meisjes van de gemeente Leiden eerst in Februari 1902 de lessen op genoemde school heeft aangevangen. Redenen, waarom hij Burgemeester en Wethouders beleefd in overweging geeft hem, requestrant, vrij te stellen van de betaling voor het kwartaal September t/m November 1901. 't Welk doende, Leiden, 11 April 1902. Siberg. N°. 93. Leiden, 19 April 1902. Aangezien de leerlingen Ysbrand Hendrik, Cornelis Hermanus en Armand Victor Haag wegens vertrek uit deze gemeente respectievelijk de Hoogere Burgerschool voor Jongens, de Jongensschool le klasse en de school 2e klasse voor Jongens en Meisjes den 15en April hebben verlaten, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan Y. H. Haag vrijstelling te ver leenen van de betaling van schoolgeld over het laatste kwar taal van den loopenden cursus voor zijn zoon Ysbrand Hendrik én teruggave van schoolgeld voor zijne beide andere zoons over de maanden Mei en Juni, tot een gezamenlijk bedrag van f 12.6G. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 15 April 1902. De ondergeteekende Ysbrand Hendrik Haag, op 15 April de stad verlaten hebbende, heeft de eer U te verzoeken, hem op grond van het bepaalde bij de verordening wel restitutie te willen verleenen van een deel van het schoolgeld, dat hij voor zijne drie kinderen te veel heeft betaald: voor Ysbrand Hendrik, op de Hoogere Burgerschool; Cornelis Hermanus, op de Jongensschool le klasse; Armand Victor, op de Jongensschool 2e klasse. Van Uwe Vergadering de dienstwillige Dienaar Y. H. Haag. Aan den Raad dezer Gemeente. N°. 94. Leiden, 25 April 1902. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Mej. W. van der Waals geb. Rolloos en van het daaromtrent uitge bracht advies van den stads-vroedmeester, hebben wij de eer U voor te stellen Mej. van der Waals geb. Rolloos wederom voor den tijd van drie jaren in de betrekking van stads- vroedvrouw te continueeren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 23—4'02. De ondergeteekende stadsvroedmeester van Leiden, Professor Dr. J. Veit, heeft bij dezen de eer U mede te deelen, dat hij géén bezwaar heeft tegen de herbenoeming van Mej. W. v. d. WaalsRolloos als stadsverloskundige. De bijlage volgt bijgaande terug. J. VEIT, Stadsvroedmeester. Aan de EdelAchtbare Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. EdelAchtbare Heeren Burgemeester en Wethouders. De ondergeteekende verzoekt UEd. vriendelijk wederom voor den tijd van drie jaar als stadsverloskundige te mogen worden aangesteld. UEdelachtbare Heeren in voorbaat mijnen hartelijken dank zeggendenoem ik mij Met achting, Uw Dienstw. Dienaresse, W. VAN DER WAALS—Roeloos. Leiden, 19 April 1902. N°. 95. Leiden, 25 April 1902. Door II. A. van Ingen Schenau, eigenaar van het aan het kruispunt van den Hoogevoortschen weg en van den rijks straatweg van Haarlem naar 's Gravenhage gelegen perceel in het Villapark te Oegstgeest, wordt, blijkens nevensgaand adres, vergunning verzocht tot het dempen van een gedeelte der tusschen het villapark en den Hoogevoortschen weg ge legen sloot, welke, voorzoover zij zich langs dezen aan de gemeente Leiden toebehoorenden weg uitstrekt, voor de helft aan haar toebehoort en voor de andere helft aan de eigenaren van het villapark. Evenmin als bij de Commissie van Fabricage en de Commissie van Endegeest bestaan bij ons college bezwaren tegen de inwilli ging van het verzoek, zoodat wij, ons met de door die Commissiën gegeven adviezen vereenigende, U in overweging geven aan H. A. van Ingen Schenau, behoudens de rechten van derden, vergunning te verleenen tot het dempen van het op de over gelegde situatieteekening nader aangeduide gedeelte der tus schen den Hoogevoortschen weg en het Villapark te Oegst geest gelegen sloot, onder voorwaarde: 1°. dat het te dempen gedeelte sloot worde ontdaan van bodem- en drijfvuil en worde aangevuld met zuiver zand en voorzien worde van eene rioleering ten behoeve der water- loozing 2°. dat het door demping verkregen terrein worde opge hoogd in verband met de hoogte van den Hoogevoortschen weg en van adressants terrein en verhard worde met steen slag, koolasch en grint; 3°. dat tot afvoer van het hemelwater in het gedempte gedeelte een ijzeren kolk geplaatst worde van het bij de ge meente Leiden in gebruik zijnde model en door middel van verglaasde Engelsch aarden buizen met het riool worde ver bonden 4°. dat de grond van adressant ter halver breedte van de gedempte sloot ten genoegen van Burg. en Weth. van den gemeentegrond worde afgescheiden; 5°. dat adressant zorge voor het behoorlijk schoonhouden van het in het gedempte gedeelte sloot gelegde riool; 6°. dat alle werken ten genoegen van Burg. en Weth. zullen worden uitgevoerd; 7°. dat daags vóór den aanvang der werkzaamheden daar van worde kennis gegeven op het Bureau van Gemeentewerken 8°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den lsten Juni 1902 geen gebruik is gemaakt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. De ondergeteekende, Huibert Anthoriie van Ingen Schenau, wonende te Oegstgeest, wenscht een deel van de sloot, ge legen tusschen de Hoogervoortweg en het Oegstgeester Villa park te dempen zooals op bijgaande teekening is aangeduid, in aansluiting met de sloot langs den Haagschen straatweg, waarvoor de vereischte vergunning tot demping bereids is verkregen. Hij behoeft daartoe de toestemming van UEdelAchtb. en neemt mitsdien de vrijheid bij deze beleefdelijk te verzoeken hem die toestemming te willen verleenen. 't Welk doende, H. A. VAN INGEN SCHENAU. N°. 96. Leiden, 29 April 1902. Ter vervulling der vacature, welke met 1 Juli a.s. ontstaan zal in het college van commissarissen der Stads Bank van Leening tengevolge van de periodieke aftreding van Mr. H. van der Hoeven, hebben wij de eer U krachtens art. I van het Reglement op de Bank van Leening de volgende alphabetische voordracht aan te bieden, met verzoek tot eene benoeming over te gaan: 10 P. ESSERS. 20 Mr. H. VAN DER HOEVEN. 30 A. J. DEN HOLLANDER. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 97. Leiden29 April 1902. Wij hebben de eer U voor te stellen de tiend van de onder Leiderdorp te veld staande aardappelenevenals vorige jaren, ook over het jaar 1902 ondershands, tegen taxatie, aan de tiendplichtigen af te staan. De administratie van het kroondomein, dat voor de helft deelgerechtigd is in deze tiendheffing, kan zich, blijkens ont vangen mededeeling, met deze regeling vereenigen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 4