59
onbillijkheid is ook hier niet te voorkomenwaar men, zooals
bij elke algemeene regeling, onmogelijk rekening kan houden
met de bijzondere omstandigheden, waarin ieder, die bij de
regeling betrokken wordt, verkeert. In het algemeen echter
komt het ons voor dat aan henwier inkomen meer dan
12.v 's weeks bedraagt, zonder onbillijk te zijn een bijdrage
van 5 in het ten hunnen behoeve opgerichte pensioenfonds
mag worden opgelegd.
En, wat de tweede vraag betreft, achten wij een gelijke
tegemoetkoming van 0.30 per week voor allen billijkomdat
juist die gelijkheid medebrengt, dat de werklieden, naarmate
hun loon stijgt, iets meer uit eigen zak aan het fonds zullen
bijdragen. Terwijl toch een werkman, wiens loon 8.10 be
draagt 0.13 zal bijpassen, zal deze bijdrage met het stijgen
van: het loon geleidelijk klimmen en b v. voor een met een
weekloon van 12.— 0.38 bedragen. Eene regeling, die o. i.
alle aanbeveling verdient.
Nemen wij nu aan, dat ook door de commissie van beheer
van Endegeest dezelfde verhooging zal worden toegekend en
dat daarvoor b. v. 7 beambten in aanmerking komen, dan
zullen in het geheel 225 personen de wekelijksche verhooging
van f 0.30 deelachtig worden, n. 1. 106 werklieden aan de
gasfabriek, 76 stadswerklieden, 29 brugwachters, 7 andere
beambten en 7 beambten van Endegeest en zal dus deze ver
hooging in het geheel weder een jaarlijksehe uitgave mede
brengen van ƒ3500.—. Deze som gevoegd bij de ƒ14000.—
door de gemeente jaarlijks in het fonds te storten, brengt
dus de jaarlijksehe bijdrage van de gemeente in de zorg der
gemeente-ambtenaren voor de toekomst van vrouw en kin
deren op een totaal bedrag van 17.500.een bedrag, reeds
zoo hoog, dat overschrijding daarvan zich niet met een voor
zichtig beheer der gemeentelijke finantiën zou laten vereenigen.
Alles tezamen genomen geven wij Uwe Vergadering daarom
in overweging aan de stadswerklieden en daarmede naar het
oordeel van Burg. en Weth. gelijk te stellen ambtenaren,
voor zoover hun pensioensgrondslag, indien hun loon per week
wordt uitbetaald, 12.— of minder 's weeks en, indien per
maand of kwartaal uitbetaald, 600.— of minder 'sjaars
bedraagt, eene verhooging van salaris toe te kennen van resp
ƒ0.30 per week of f 15.— per jaar, en voorts om, ten einde
ons in staat te stellen die verhoogingen alsnog over dit jaar
uit te betalentot de vaststelling der hierbij overgelegde
begrootingsstateh over te gaan, waarbij die verhoogingen over
9 maanden alzoo met ingang van 1 April 1.1., zijn uitgetrokken.
Indien toch door Uwe Vergadering op grond der ingevoerde
pensioensregeling tot eenige loonsverhoogingen besloten wordt,
dan schijnt het ons niet meer dan natuurlijkdat die loons
verhoogingen ook tegelijk met die regeling zelve in werking
treden, en dus alsnog aan de betrokken personen de verhoo
ging van af 1 April 1,1. wordt uitgekeerd.
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog
8753.beschikbaar. De begrootingsstaten beloopen tezamen
ƒ1203.75.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth- van Leiden.
N°. 89. W Leiden, 11 April 1902.
Naar aanleiding van nevensgaand verzoek van den heer
J. A. van Dijk en onder overlegging van het daaromtrent door
de commissie voor de bewaarscholen uitgebracht advies, geven
wij U in overweging aan den heer J. A. van Dijk op zijn ver
zoek, met ingang van 1 Mei a. s., op de meest eervolle wijze
ontslag te verleenen als lid van de commissie voor de bewaar
scholen^ onder dankbetuiging voor de groote diensten, door
den heer van Dijk als lid en secretaris dier commissie aan de
gemeente bewezen.
Aan den Gemeenteraad. i Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 9 April 1902.
Ter voldoening aan het verzoek, uitgedrukt in uw missive
van 8 April j. 1. n°. 10c/4, hebben wij de eer te adviseeren den
Gemeenteraad voor te stellen, het door den heer J. A. van
Dijk gevraagde ontslag als lid van de commissie der Bewaar
scholen alhier, op de meest eervolle wijze te verleenen.
Het bij uwe missive gevoegd verzoekschrift van den heer
van Dijk gaat hierbij terug.
De Commissie der Bewaarscholen te Leiden,
J. A. van Hamel, Voorzitter.
F. de Stoppelaar, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Onder dankzegging voor het gedurende een lange reeks van
jaren in mij gestelde vertrouwen verzoek ik U beleefd mij
tegen lo. Mei aanstaande ontslag te verleenen als lid van de
Commissie der Bewaarscholen te Leiden.
't Welk doende enz.
- Leiden, den 5en April 1902. J. A. van Dijk.
N°. 90. Leiden, 11 April 1902. - 7
Onder overlegging van nevensgaand schrijven van de com
missie voor de bewaarscholen geven wij U in overweging tot
de benoeming van een lid dier commissie over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den 4den April 1902.
Ter vervulling der vacature, die met den laatsten dezer
maand in onze Commissie ontstaan zal door het vertrek van
ons geacht medelid, den heer J. A van Dijk, hebben wij de
eer U aan te bevelen de heeren
J. WUYSTER
en S. C. VAN DOESBURGH. s
De Commissie der Bewaarscholen te Leiden,
J. A. van Hamel, Voorzitter
F. de Stoppelaar, loco-Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden.
N°. 91. Leiden, 11 April 1902.
Hoewel nevensgaand verzoek van de weduwe Verhoeff-
Niemandsverdriet om »in overweging te willen nemen of het
niet mogelijk ware'' adressante met een gratificatie uit de ge
meentekas te begiftigen, aan ons college gericht is, hebben
wij toch gemeend het ter kennis van Uwe Vergadering te
moeten brengen, omdat zoo al niet de beschikking op het
verzoek, dan toch de zaak zelve, welke het geldt, door U
behoort te worden beslist.
En hoezeer het ons dan leed doet U te moeten adviseeren
aan adressante de door haar gewenschte gratificatie niet toe
te kennen, omdat er naar ons oordeel zoo niet meer, dan
toch zeker evenveel reden bestaat om aan haar en andere
weduwen en kinderen van reeds overleden gemeente-ambte
naren pensioen toe te kennenals aan de toekomstige weduwen
en kinderen van nog levende gepensionneerde gemeente
ambtenaren, nu door Uwe Vergadering eenmaal besloten
werd alleen de laatsten in het pensioenfonds voor weduwen
en kinderen te betrekken, meenen wij te mogen aannemen,'
dat Uwe Vergadering op dezen weg niet verder heeft willen gaan.
Daai bij zou tegemoetkoming aan den wensch van adressante
een zeer gevaarlijk antecedent opleveren, omdat dan onge
twijfeld tal van gelijkluidende verzoekschriften van in dezelfde
omstandigheden verkeerende weduwen UweVergadering zouden
bereiken.
Mitsdien geven wij U in overweging ons te machtigen aan
adressante te berichten, dat Uwe Vergadering geen vrijheid
vinden kan haar een gratificatie uit de gemeentekas toe
te kennen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der
gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de weduwe
J. Verhoeff, geb. Niemandsverdriet, wonende in het Jeruzalems-
hof aan de Kaiserstraat te Leiden
dat adressante de vrijheid neemt Uw geëerd College er op
te wijzen, dat haar man gedurende 22 jaren als stadswerkman
in dienst der gemeente was, toen hij op 23 Februari 1901 op
het alleronverwachts kwam te overlijden;
dat indien dit overlijden niet hadde plaats gehad, wijlen
haar man hoogstwaarschijnlijk thans nog in dienst der ge
meente ware geweest en bijgevolg deelgerechtigd zou zijn ge
worden in het door de gemeente opgericht weduwen- en
weezenfonds
dat tot adressante's groot leedwezen in bedoeld fonds niet
zijn opgenomen de weduwen van de bij zijne in werkingtreding
reeds overleden ambtenaren of werklieden der gemeente;
dat wel is waar adressante zelve nog in dienst is der ge
meente als werkvrouw en als zoodanig een inkomen geniet
van ƒ2.50 's weeks, doch dat de daaraan verbonden werkzaam
heden haar bij het klimmen harer jaren, thans ruim 72, uiterst
bezwarend beginnen te vallen en zij die zonder de hulp harer
dochter moeielijk naar den eisch zoude kunnen volbrengen;
dat het voor adressante dus een groote steun ware geweest
indien haar vanwege haar overleden man eenig, ware het dan
ook gering, pensioen ten deel had mogen vallen;
datdaar dit echter met het oog op de nieuwe pensioens
verordening niet het geval kan zijn en adressante daarin dus
dient te berusten, zij zich tot Uw geëerd College wendt met
eerbiedig verzoek wel in overweging te willen nemen, of het
niet mogelijk ware haar, adressante, ter vervanging van dit
voor haar beduidend en grievend gemis met eene gratificatie
uit de gemeentekas te willen begiftigen
't Welk doende enz.
Uwe dienstw. dienaresse
Wed. J. VerhoeffNiemandsverdriet.
Leiden, 8 April 1902.