52 1°. den eigendom af te staan van een strookje grond, kadas traal bekend onder Sectie A n°: 4580, gedeeltelijk, gemeente Zoeterwoude, groot 6 M2 tegen een koopprijs van ƒ5.— per M2 en tegen betaling van de kosten, op de overdracht vallende 2°. tot wederopzeggens toe ten gebruike af te staan een strookje grond, kadastraal bekend onder Sectie A n°, 4580, gedeeltelijk, gemeente Zoeterwoude, groot 2 M2, tegen be taling eener jaarlijksche recognitie van 0.15 per M2. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de EdelAchtb. Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. WelEd. Achtb. Heeren. De ondergeteekende geeft met verschuldigden eerbied te kennen, dat hij zeer gaarne het door hem per abuis ingenomen stukje grond aan den Haagweg in huur ontving, waarvan grootte bij UEd Achtb. bekend is, volgens aanwezige kadastrale teekening. In het vertrouwen dat UEd.Achtb. in deze mij ter wille zal zijn, blijf ik met verschuldigde eerbied, Hoogachtend, U dw. dienaar, P. Van Driel Bzn. No. 75. Leiden, 28 Maart 1902. Bij nevensgaand adres wordt door L. E. Nieuwenhuizen alhier vergunning gevraagd om eene tusschen zijne perceelen aan den Morschweg gelegen, aan de gemeente in eigendom toebehoorende sloot te mogen dempen en rioleeren en voorts verzocht om den door demping verkregen grond in gebruik te mogen ontvangen. Aangezien tegen de inwilliging van dit tweeledig verzoek noch bij de Commissie van Fabricage, blijkens haar in de Lees kamer ter inzage liggend rapport, noch bij ons college bezwaar bestaat, mits daaraan de gebruikelijke voorwaarden worden ver bonden, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan L. E. Nieuwenhuizen, fabrikant alhier: a. behoudens rechten van derden, vergunning te verleenen tot demping van een gedeelte, ter lengte van ongeveer 38 Meter, van de aan de gemeente in eigendom toebehoorende Lobsloot (Lopsensloot), begrepen tusschen het Galgewater en den Morsch weg en kadastraal bekend onder Sectie L n°. 76, onder de navolgende voorwaarden 10. dat het te dempen gedeelte sloot worde ontdaan van bodem- en drijfvuil en worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burg. en Weth. aan te geven hoogte; 2°. dat over de lengte van het gedempte gedeelte sloot worde gelegd een riool, inwendig wijd 50 bij 75 cM., van cementen bodem- en kruinstukken, op doorgaande grondplank en met den bodem binnenwerks op 1.70 M. N. A. P.; 3°. dat het riool aan elk der beide uiteinden van een ruim- damkast en ongeveer in het midden van een ruimkast voorzien worde, welke ruimdamkasten en ruimkast, waarvan de af metingen nader door Burg. en Weth. zullen vastgesteld worden, van klinkers in sterke trasspecie gemetseld en met hardsteenen dekstukken of met gegalvaniseerd gegolfd ijzeren platen af gedekt moeten worden; 4°. dat de rioolmond aan de zijde van het Galgewater worde voorzien van een rooster ten einde het binnendringen van vaste of van drijvende stoffen te beletten 5<>. dat het materiaal eigendom worde van de gemeente en deze bevoegd zal zijn in de ligging van het riool ten allen tijde zoodanige wijzigingen te brengen als Burg. en Weth. noodig zullen achten 6°. dat alle werken ten genoegen van Burg. en Weth. worden uitgevoerd; 7°. dat daags vóór den aanvang der werkzaamheden daarvan worde kennis gegeven op het bureau van gemeentewerken; 8°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den eersten Augustus 1902 geen gebruik is gemaakt. b. den door demping verkregen grond tot wederopzeggens ten gebruike af te staan ten behoeve van daarop te plaatsen gemetselde spoelbakken, tegen betaling van eene jaarlijksche recognitie van ƒ0.10 per M2. onder voorwaarde dat de gemeente ten allen tijde in de gelegenheid gesteld worde om, zoo noodig, liet riool te doen inspecteeren of te doen reinigen, of daarop andere riolen of loozingen te doen aansluiten; en voorts onder mededeeling dat op de eerste aanzegging van Burg. en Weth. de bakken moeten worden weggenomen en de grond ter beschikking van de gemeente moet worden gesteld, zoodra daaraan, uit welken hoofde ook, behoefte zal ontstaan. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Edelachtbare Heeren Geeft met verschuldigden eerbied te kennenL. E. Nieuwen huizen, fabrikant van verduurzaamde groenten te Leiden aan den Morschweg; dat hij de Lobsloot gelegen tusschen het fabrieksterrein en van het in eigendom behoorende perceel aan de andere zijde verzoekt te mogen dempen en voorts den door demping ver kregen grond tot wederopzeggens te mogen gebruiken. Hoogachtend, UEd. dw. dr., L. E. Nieuwenhuizen. Leiden, 15 Maart 1902. N°. 76. Leiden 28 Maart 1902. Door den aannemer van den bouw van de 4e wethouders kamer wordt bij nevensgaand adres kwijtschelding verzocht van de hem opgelegde boete van 120.—wegens de 12 dagen te late oplevering van dit werk. Het komt ons met de Commissie van fabricage voor, dat er wel termen zijn om de krachtens de besteksbepalingen opgelegde boetezoo al niet geheeldan toch voor het grootste gedeelte kwijt te schelden. Ten slotte toch is het werk tot onze tevredenheid opgeleverd en de overschrijding van den opleveringstermijn moge tot eenig ongerief voor den betrokken wethouder hebben aanleiding gegeven, dat de gemeente dientengevolge werkelijk schade zou hebben geleden, kan moeielijk worden gezegd. Ook mag dunkt ons, in aanmerking worden genomen, dat het werk voor een inderdaad lage som is aangenomen. Van den anderen kant echter mag evenmin uit het oog worden verloren, dat de aannemer, indien hij slechts met den vereischten spoed had gewerkt, zeer goed op tijd had kunnen gereed zijn. Op grond van een en ander komt het ons daarom gewenscht voor den aannemer althans eenigszins voor zijn gebrek aan diligentie te doen boetenzoodat wij u in overweging geven de opgelegde boete tot een bedrag van 100.kwijt te schelden en ons te machtigen deze som alsnog aan den aan nemer te doen uitbetalen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 24 Maart 1902. Aan Edelachtbare Heeren Gemeenteraad van Leiden. De ondergeteekende Cornelis Jocobus de Nie, aannemer te Leiden. Geeft met verschuldigde eerbied te kennen waarmede hij beleefd verzoekt kwijtschelding van boete wegens te late oplevering der Wethouderskamer. Met Hoogachting, UEd. dw. dn. C. J. de Nie. aannemer te Leiden. N°. 77. Leiden, 28 Maart 1902. Uw besluit tot reorganisatie van de Kweekschool voor onder wijzers en onderwijzeressen, tengevolge waarvan na 1 Mei a. s. de Directeur der Kweekschool niet tevens meer zal zijn Hoofd der zgn. Leerschool, en de school 2e klasse voor jongens en meisjes niet meer als leerschool dienst zal doenmaakte een herziening van de bij Verordeningen van 25 Augustus 1881 (Gem.BI. n°. 16) en 8 Juni 1893 (Gem.BI. n°. 7) gewijzigde verordening van 14 October 1880 (Gem.BI. n°. 10) voor de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen te Leiden, noodzakelijk. Dientengevolge hebben wij de eer U hiernevens een gewij zigde concept-verordening op de Kweekschool voor Onderwij zers en Onderwijzeressen ter vaststelling aan te bieden. Haar inhoud is in hoofdzaak gelijkluidend aan dien van de bestaande verordening. De voornaamste afwijking daarvan komt hierop neer, dat in de thans voorgedragen verordening dui delijk uitkomt, dat de Kweekschool feitelijk uit twee afzon derlijke af deelingen bestaat, de eene bestemd voor de eigen lijke kweekelingende andere voor de onderwijzers, die zich na het verkrijgen van de acte, bedoeld bij art. 56 litt. a der Wet op het Lager Onderwijs, verder wenschen te bekwamen, eene splitsing, die in de bestaande verordening niet voldoende tot haar recht kwam, met het gevolg dat hare raadpleging wel eens tot misverstand aanleiding gaf. Vandaar dan ook een gewijzigde indeeling van de artikelen in het thans voorge dragen concept. Voorts maakte het losmaken van de betrekking van Hoofd der leerschool van die van Directeur der Kweekschool eene

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 2