48
MEMORIE VAN TOELICHTING.
Volgens het voorstel van Burg. en Weth. zoude de tegen
woordige grondslag, zijnde 1/6o, worden gehandhaafd, waar
door zij dus ria het volbrengen van 30 dienstjaren 1lt van
het laatstelijk door hun genoten salaris ontvangen, terwijl
zij, om in het voorrecht van vol pensioen te deelen, noch
thans 40 dienstjaren zouden moeten volbrengen. Daardoor
zouden dan die ambtenaren misschien eenigermate belem
merd zijn in hun pogingen om het volle pensioen te behalen.
Werpt men een blik in de statistiek der politieambtenaren,
dan blijkt daaruit, dat tot heden nog nimmer een zoodanig
ambtenaar 40 dienstjaren heeft kunnen behalen. De meeste
dier ambtenaren worden na 25—30 jaar gepensionneerd. Met
vertrouwen mag men aannemen, dat een politieambtenaar
na 40 jaar, zijnde dus minstens 63 jaar oud, niet meer in
staat is om naar behooren zijne zoo gewichtige taak te ver
vullen. Men doet als politieambtenaar zijn dienst en dan ten
volle met alle verantwoordelijkheid daaraan verbonden
of men doet deze niet. Kan men dus na 30 jaar niet meer
zoo goed zijn dienst doen als een jongere collega, dan zoude
daarvoor aanleiding kunnen worden gevonden om een zoo-
danigen ambtenaar op pensioen te stellen zoodat dus, oud
zijnde en minder geschikt om dan nog eene andere werk
kring te vinden, niet in staat is om voldoende in zijn onder
houd te voorzien. Bij andere takken van dienst zijn voor
beelden van 40 jarige dienstvervulling niet vreemd en daar
is het mogelijk om een ambtenaar eenige lichtere werkzaam
heden op te dragen, wanneer deze oud is en niet meer zoo
goed in staat is om ten volle zijn hem opgelegde taak te
volbrengen, zoodat dus diens taak wordt vergemakkelijkt en
deze dus niet behoeft aan te dringen om op pensioen te
worden gesteld. Zoo iets is bij de politie beslist onmogelijk.
Is men soms ziek geweest en trekt men de uniform weer
aan, dan is men, op straat zijnde, weer ten volle verant
woordelijk voor alles wat er om hem heen geschiedt en wat
in strijd is met Wet of Verordening. Verlichting van dienst
is voor die ambtenaar niet mogelijk en kan dus ook niet in
practijk worden gebracht.
Wanneer men dus iets verder ging en ook de grondslagen
voor de Politieambtenaren wijzigde en deze bracht van ^eo op
x/45 dan zoude men daaraan geenszins eene onbillijkheid begaan
tegenover de andere deelgerechtigde gemeenteambtenaren.
Immers, de politie is bij voortduring blootgesteld aan weer
en wind en aan elke verandering in temperatuur, terwijl men
bij voorkeur als politieambtenaar een uitermate gezond en
sterk gestel moet bezitten, wil men ten volle beantwoorden
aan de eischen welke door den dienst worden gevorderd, want
deze eischt voortdurend inspanning van lichaam en geest.
Hiermede hebben wij gemeend voldoende ons nevensgaand
request te hebben gemotiveerd ons voor verdere inlichtingen
bereid verklarende, verblijven wij, na Uw College nogmaals
aan het groote gewicht, dat uit een eventueel door Uw College
te nemen beslissing, voor deze categorie van ambtenaren
voortvloeien kan, gewezen te hebben verblijven wij van Uw
Ed.Achtb. College.
Namens de Vereeniging van bezoldigde Agenten van Politie
»Door Eendracht Saamgebracht"
G. van Putten.
C. A. Slierings.
Leiden, 12 Maart 1902.
Bijlage III.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geven eerbiedig te kennen: R. Pronk, Hoofdinspecteur van
Politie, W. Balfoort, Inspecteur van Politie le klasse, W. A.
van Resteren en A. L. van Beusekom, beiden Inspecteur van
Politie 2e klasse;
dat zij hebben kennis genomen van de ontwerp-verordening,
regelende het verleenen van pensioen en wachtgeld aan ge
meente-ambtenaren
dat zij met erkentelijkheid hebben gezien, dat in artikel 4
dier verordening o. avoor de politie-beambten eene gunstige
bepaling is gemaakt wat betreft den diensttijd en den leeftijd,
waarop die beambten aanspraak op pensioen kunnen doen
gelden
dat volgens de toelichtingen op de Verordening zulks voor
gesteld wordt, omdat de aard der betrekking van bedoelde
beambten medebrengt, dat men daardoor vroeger ongeschikt
wordt dan met andere betrekkingen het geval is;
dat ondergeteekenden evenwel niet mogen verzwijgen hunne
bevreemding, dat die bepaling beperkt is tot de controleurs
en agenten van politie;
dat toch hun dienst evenzeer geheel afwijkt van dien van
alle ambtenaren in dienst der Gemeente, aangezien hij, zoowel
op week- als Zondagen, niet alleen des morgens in den regel
te 8 uur aanvangt en des avonds eerst te 10 uur eindigt,
maar bovendien zeer [dikwijls des nachts moet verricht worden;
dat bovendien een der Inspecteurs beurtelings evenzeer met
de controle op den straatdienst, ook des nachts, belast is, ter
wijl voorts geen der Inspecteurs buiten den ambulanten dienst
wordt gesteld, daar zij toch allen bij brand, feestelijkheden,
optochtenrumoerige bewegingen en altijd daar, waar agenten
van politie gezamenlijk optreden, tegenwoordig moeten zijn;
dat zij verder niet mogen verzuimen te wijzen op de om
standigheid, dat de meesten hunner, eerstondergeteekende
zelfs dertien achtereenvolgende jaren, geregeld den straat
dienst, ook 's nachts, hebben waargenomen
dat zij voorts de vrijheid nemen op te merken, dat, even
zeer als dit met de agenten en Controleurs het geval is, zij
ook buiten eene vergelijking met andere ambtenaren kunnen
blijven, op grond dat voor eene benoeming tot Inspecteur
van Politie een veel oudere leeftijd gevorderd wordt;
dat hieruit voortvloeit, dat het voor hen hoogst moeielijk,
ja zelfs bijna niet mogelijk is om in hunne betrekking 40
jaren dienst te presteeren, ten einde eerst daardoor aanspraak
te kunnen doen gelden op een pensioen van 2/3 hunner jaar
wedde.
Redenen waarom zij beleefdelijk doch ernstig bij U aan
dringen
1°. om de Verordening wel zoodaning te willen vaststellen,
dat alle politieambtenaren en beambten na 30 jaren politie
dienst en op 55-jarigen leeftijd aanspraak op pensioen hebben, en
2°. het pensioen ten hunnen aanzien, in afwijking van het
voorgestelde bij artikel 9 der Verordening te willen bepalen
voor ieder jaar dienst op 1/i5 van den pensioensgrondslag tot
een maximum van 2/3 van dit bedrag.
't Welk doende enz.
Leiden, 14 Maart 1902. Pronk.
W. Balfoort.
van Resteren.
A. L. van Beusekom.
Bijlagen IV.
Aan het College van HH. Burgemeester en Wet
houders der Gemeente Leiden.
Edel Achtbare Heeren,
Bescheiden neemt ondergeteekende Hermanus van Leeuwen,
geboren den 23sten October 1829, (gepensionneerd Stads-
uurwerkmaker) de vrijheid
U door dezen beleefd te verzoeken hem in het belang zijner
ruim 72-jarige echtgenoote aan den Raad uwer gemeente te
willen voordragen voor opname onder hen, aan wie de toe
treding tot het op te richten «Pensioenfonds voor Weduwen
en Weezen van Gemeente-Ambtenaren" wordt veroorloofd.
Met den verschuldigden eerbied van UEdel-
Achtbaren de dienstwillige dienaar,
H. van Leeuwen,
Leiden, 15 Februari 1902. Hoogewoerd 110.
Aan het College van Burgemeester en
Wethouders der gemeente Leiden.
Edel Achtbare Heeren.
Door dezen neemt de ondergeteekende Johannes Kuiper,
voormalig politieagent der gemeente Leidengepensioneerd
wegens in en door de dienst ontstane lichaamsgebreken, be
scheiden de vrijheid U door dezen beleefd te verzoeken hem
in het belang zijner echtgenoote en 13-jarige dochter te willen
opnemen onder henaan wie de toetreding tot het op te
richten Pensioenfonds voor weduwen en weezen van Gemeente-
Ambtenaren wordt veroorloofd.
Met den verschuldigden eerbied,
J. Kuiper.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren.
Bescheiden neemt de ondergeteekende, Andries Spijker, ge
pensionneerd «Opzichter bij de Fabricage der Gemeente
Leiden" de vrijheid:
U door dezen beleefd te verzoeken, hem in het belang
zijner echtgenoote te willen opnemen onder henaan wie de
toetreding tot het door U op te richten «Pensioenfonds voor
Weduwen en Weezen van Gemeente Ambtenaren" wordt
veroorloofd.
Met het vertrouwen, dat bovenstaand verzoek door U wel
willend zal worden ontvangen, meent hij zich te mogen
vleien, uit overweging:
10. dat punt 6 van de op 17 October 1901 door U vastge
stelde «Grondslagen" ondanks zijne voor de reeds thans
gepensionneerde ambtenaren ongunstige redactie het op
te richten Fonds stempelt tot een Pensioenfonds voor Wedu-