3G Toelichting. Uit deze zinsnede blijkt thans duidelijk, dat het latere pen sioen niet altijd gelijk behoeft te zijn aan het vroeger door de vrouw genotene, zooals in de raadsvergadering van 17 Oc tober (Zie Handelingen pag. 125, le kolom), door den heer de Goeje werd ondersteld. De door ons voorgestelde regeling, waarbij de weduwe de voor haar gunstigste aanspraken kan doen gelden, komt ons rationeel voor. De woorden »uit anderen hoofde" slaan b.v. op het geval, dat de weduwe hertrouwt, in welk, geval haar eigen pensioen ophoudt en aan hare kinderen een afzonderlijk kinderenpen- sioen wordt toegekend. Voorts kan zich b.v. het geval voor doen, dat bij kinderen uit verschillende huwelijken gesproten een tak uitsterft, zoodat de kinderen uit een anderen tak daardoor recht op een hooger pensioen krijgen. Art. 9. Het eenmaal bepaalde kinderenpensioen, daaronder ook begrepen het bedrag, waarmede het weduwenpensioen ingevolge art. 7 litt. b 2e lid is vèrhoogd, wordt tot zijn vol bedrag uitgekeerd, totdat het jongste kind den leeftijd van 18 jaar heeft, bereikt. Art. 10. Door het huwelijk eener weduwe gaat de aanspraak op weduwenpensioen, aan een vorig huwelijk ontleend, voor haar verloren. Het tot dusver als verhooging voor kinderen genoten bedrag wordt als afzonderlijk kinderenpensioen uitbetaald. Bij overlijden van den lateren echtgenoot herleeft hare aan spraak op het haar vroeger toegekend weduwenpensioen, tenzij zij aan het overlijden van den lateren echtgenoot aanspraak op een hooger pensioen ontleent. In geen geval kunnen hare aanspraken op pensioen tegelijkertijd op meer dan een huwelijk gegrond zijn. Art. 11. De weduwen- en kinderenpensioenen worden verleend door Burgemeester en Wethouders bij met redenen omkleed besluit, dat in afschrift aan den Raad wordt medegedeeld. Art. 12. Het pensioen gaat in, daags nadat de bezoldiging, het pensioen of het wachtgeld van den overledene is opgehouden of in het geval, bedoeld bij het 2e lid van art. 4, daags na het over lijden van de daar bedoelde ambtenaren. Art. 13. Het bedrag van het pensioen wordt in guldens afgerond. Onderdeelen van een gulden worden voor een gulden berekend. Art. 14. De pensioenen worden ter beoordeeling van Burg. en Weth. per kwartaal, per maand of per week uitbetaald. De uitbetaling houdt op na afloop van het kwartaal, waarin het recht daarop is komen te vervallen. Bij overlijden der weduwe of indien uit anderen hoofde het kinderenpensioen moet worden herzien, wordt de gewijzigde berekening eerst na afloop van het kwartaal toegepast. Art. 15. Pensioenstermijnen, welke niet zijn ingevorderd binnen een jaar na den verschijndag, vervallen van rechtswege aan het in art. 18 vermelde fonds. Het pensioen, dat gedurende 5 achtereenvolgende jaren niet is ingevorderd, is vervallen. Art. 46. Het recht op pensioen vervalt bij vervreemding, verpanding of beleening voor zoover de vervreemde, verpande of beleende termijnen betreft. Kosten van verpleging in een ziekenhuis, een krankzinnigeö- gesticht of een instelling van weldadigheid kunnen door Burg. en Weth. ten behoeve dier inrichtingen van het pensioen worden afgehouden. Art. 17. Zij, die tot gevangenisstraf, hechtenis of plaatsing in een rijks-werkinrichting zijn veroordeeld, hebben gedurende den tijd dat de straf wordt ondergaan, geen aanspraak op pensioen. Burg. en Weth. kunnen, zoolang een weduwe naar hun oordeel een slecht levensgedrag leidt, de uitkeering van haar pensioen doen ophouden. In beide gevallen kunnen zij echter ten behoeve van de kinderen geheel of gedeeltelijk over het vrijgevallen pensioen i van de weduwe beschikken. Art. 18. Er wordt opgericht een pensioenfonds voor weduwen en kinderen van ambtenaren der gemeente. Ten bate van dit fonds wordt op de bezoldiging, het pensioen of het wachtgeld eene doorloopende bijdrage geheven, bedra gende voor de mannelijke ambtenaren 5% 'sjaars en voor de vrouwelijke 1% 'sjaars van hun pensioensgrondslag, hun pensioen of hun wachtgeld. Bij de toepassing dezer bepaling wordt de pensioensgrondslag, het pensioen of het wachtgeld echter niet hooger berekend dan f '2400 Ook indien tengevolge van het gelijktijdig bekleeden van meer dan één ambt de pensioensgrondslagen, pensioenen of wacht gelden te zamen meer dan 2400.— zouden bedragen, wordt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 8