33 Toelichting Deze bepaling ligt geheel in de lijn van de algemeene regel, dat het wachtgeld de helft bedraagt van de gederfde bezol diging en is dus billijker dan de bestaande bepaling, krach tens welke het wachtgeld verminderd wordt met tiet bedrag der nieuwe bezoldiging. Deze bepaling is noodig wegens de gewijzigde berekening van den pensioensgrondslag. Het kan toch zijn, dat de middel som der bezoldiging, gedurende de laatste 60 maanden genoten, hooger is dan de laatstelijk genoten bezoldiging. In dat geval is het billijk den ambtenaar in de gelegenheid te stellen den hoogeren pensioensgrondslag te handhaven. Is deze bezoldiging lager, dan wordt het wachtgeld terug gebracht tot de helft van het verschil tusschen beide bezol digingen. Het wachtgeld wordt verleend en het bedrag daarvan vast gesteld bij besluit van Burgemeester en Wethouders, dat in afschrift aan den Raad wordt medegedeeld. De artt. 12, 14, 16 en 17 zijri ook op het wachtgeld van toepassing. Art. 19. Van de besluiten van Burgemeester en Wethouders ter uitvoering dezer verordening genomen, kunnen belangheb benden binnen 3 maanden in beroep komen bij den Ge- meenteraad. Art. 20. De pensioenen en wachtgelden worden jaarlijks op de gemeente-begrooting in uitgaaf gebracht; de door de ambte- naren en gewezen ambtenaren verschuldigde bijdragen onder i de ontvangsten der begrooting opgenomen. Art. 21. Deze verordening treedt in werking op 1 April 1902. Op dat tijdstip vervalt de Verordening van 4 December 1884 (Gem. BI. n°. 5). Art. 22. Overgangsbepaling. In afwijking van het bepaalde bij het le lid van art. 10 bedraagt de bijdrage aan de gemeentekas slechts 1 voor die ambtenaren, die tot dusverre voor hun pensioen 1 van hun bezoldiging bijdroegen. Indien ten gevolge van het in werking treden van deze verordening de pensioensgrondslag voor ambtenaren, die reeds voor hun pensioen bijdroegen, eene verlaging zou ondergaan, heeft de ambtenaar de keuze om of den voor hem geldenden pensioensgrondslag te handhaven bf dezen in overeenstemming te doen brengen met de bepalingen dezer verordening. Hij doet binnen 1 maand na het in werking treden dezer veror dening aan Burgemeester en Wethouders van zijne keuze blijken, bij gebreke waarvan de bepalingen dezer verordening zullen worden toegepast. De bepaling van het laatste lid van art. 9 geldt niet voor ambtenaren, die bij het in werking treden van deze verorde ning reeds in dienst der gemeente waren, ten aanzien van de door hen bekleede betrekkingen, waaraan aanspraak op pen sioen verbonden was. TABEL bedoeld bij art. 8. Waardcering van het genot van vrije voeding en kleeding. Voeding: Bij jaarwedden tot f 400. boven f 400.-- tot 500.— en verder voor iedere 100.hoogere wedde 25. meêr (gedeelten van f 100.— voor 100 gerekend) iVIaximum. K1 e e d i n g Voor de inspecteurs en controleurs van politie agenten van politie brugwachters f 200 225.- 850.- f 100.- 92. 65 Waardeering van het genot van vrije woning. Bij vrije woning alleen1/e van het bedrag der jaarwedde, met een minimum van 100.—. Bij vrije woning met inbegrip van vuur en licht, van het bedrag der jaai wedde met een minimum van 150.— Indien behalve vrije woning ook vrije voeding genoten wordt, wordt de vrije woning berekend op ('g van het geza menlijk bedrag van de jaarwedde en van dat, waarop volgens kolom 1 de voeding gewaardeerd is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 5