31
Toelichting
gemeente en den ambtenaar rechtvaardigt toch deze voor hem
zoo gunstige bepaling.
d. De beperking van het recht op pensioen tot die gevallen
waarin de ambtenaar geen schuld heeft aan het hem over
komen ongeluk, schijnt ons niet meer dan billijk.
Nu ook tijdelijke ambtenaren na een diensttijd van 3 jaar
pensioengerechtigd worden, schijnt ons deze bepalng billijk
tegenover de ambtenaren, die destijds (na de grensuitbreiding)
van de gemeenten Leiderdorp en Zoeterwoude in tijdelijken
dienst van deze gemeente zijn overgenomen.
Deze bepaling is een natuurlijk uitvloeisel van de in art, 3
litt. c. en cl. opgenomen beperking.
Dit geval kan zich voordoen bij de leeraren aan de Hoogere
Burgerschool, ten gevolge van de onlangs ingevoerde salaris
regeling, wanneer het aantal hunner lesuren een vermindering
ondergaat. Indien zij dit wenschen, kunnen zij in zoodanig
geval den vroeger voor hen vastgestelden hoogeren pensioens
grondslag handhaven.
heid, plichtsverzuim of opzet van den ambtenaar zei ven zijn
te wijten.
Indien op wachtgeld gestelde ambtenaren na het verstrijken
van de in art. 18, 3e lid vermelde termijnen, niet in dienst
der gemeente zijn herplaatst, kunnen zij hunne aanspraken
op pensioen ingevolge het bepaalde bij littera b van dit artikel
behouden, mits zij als voorheen voor hun pensioen blijven
bijdragen en hun wensch daartoe binnen 1 maand na het
ophouden van het wachtgeld te kennen geven.
Art. 4.
In afwijking van het bepaalde sub. litteris a en b van art. 3
kunnen vrouwelijke ambtenaren en politiebeambten, behalve
de Commissaris van Politie en de Inspecteurs, reeds na 30-jarigen
dienst en op 55-jarigen leeftijd hunne aanspraken op pensioen
doen gelden.
Art. 5.
Voor de ambtenaren, die vóór den len Augustus '1896 in
dienst waren der gemeenten Leiderdorp en Zoeterwoude en
daarna in verband met de wet van 13 Juli 1896 tot veran
dering van de grens tussehen de gemeente Leiden eenerzijds
en eerstgenoemde gemeenten anderzijds, in den dienst dei-
gemeente Leiden zijn overgegaan, wordt de tijd door hen in
bezoldigden dienst van de gemeenten Leiderdorp en Zoeter
woude doorgebracht, bij de berekening van hunnen diensttijd
mede in aanmerking genomen.
Art. 6.
Burgemeester en Wethouders beslissen of de gevallen
bedoeld sub. litteris c en d van art. 3 aanwezig zijn, na
schriftelijke voorlichting van twee door hen te benoemen
geneeskundigen.
Art. 7.
Bij twijfel of een ambtenaar in de gevallen bedoeld bij
art. 3 sub. litteris c en J bij voortduring voor de waarneming
zijner betrekking ongeschikt zal zijn, kunnen Burgemeester
en Wethouders het pensioen voor bepaalden tijd verleenen
en zich de beslissing omtrent definitieve toekenning voor
behouden.
Art. 8.
Als pensioensgrondslag geldt het bedrag der bezoldiging of der
laatstelijk genoten bezoldiging, berekend over een vol jaar.
Hij wordt met inachtneming van onderstaande regelen door
Burgemeester en Wethouders vastgesteld: voor de reeds in
dienst zijnde ambtenaren bij het in werking treden dezer
verordening, voor later aangestelde ambtenaren bij hunne
aanstelling, terwijl bij iedere wijziging die hunne bezoldiging
ondergaat, een hernieuwde vaststelling van den pensioens
grondslag plaats heeft.
Onder bezoldiging worden verstaan alle inkomsten, die
onder de benaming van tractement, loon, toelage, vaste emo
lumenten of percentsgewijze belooning aan den ambtenaar
als zoodanig uitdrukkelijk zijn toegekend, terwijl indien boven
dien of uitsluitend vrije woning, voeding of kleeding wordt
genoten, het daarvoor in de bij deze verordening behoorende
tabel vastgestelde bedrag mede als bezoldiging wordt aange
nomen tenzij daarvoor bij de aanstelling of bij verordening
een ander bedrag is bepaald.
Loon voor werkzaamheden die een ambtenaar tijdelijk zijn
opgedragen buiten de gewone, voor de vervulling zijner
betrekking gevorderde diensten, komt niet als bezoldiging in
aanmerking.
Bij vermindering zijner bezoldiging wordt den ambtenaar
de keuze gelaten om of met behoud van de daaraan ver
bonden verplichtingen zijnen bestaanden pensioensgrondslag te
handhaven, öf wel dezen in overeenstemming te doen brengen
met de nieuwe bezoldiging, llij doet van zijne keuze binnen
één maand, nadat zijn bezoldiging verminderd is,schriftelijk
aan Burgemeester en Wethouders blijken bij gebreke waarvan
de verminderde bezoldiging als zijn pensioensgrondslag zal
gelden.
Wachtgeld-genietende ambtenaren behouden den pensioens
grondslag die voor hen gold vóórdat het wachtgeld werd
toegekend.
Art. 9.
Het jaarlijksch pensioen bedraagt:
1°. in de gevallen, bedoeld sub litteris a, b en c van art. 3
(daaronder begrepen de afwijkingen voor vrouwelijke ambte
naren en politiebeambten, vermeld in art. 4), voor ieder jaar
dienst van den pensioensgrondslag zonder het 2/3 daarvan
te kunnen overschrijden;
Diensten, bewezen door personen beneden den leeftijd van
18 jaar, komen bij de berekening vari den diensttijd niet in
aanmerking.