DONDERDAG 30
JANUARI 1902.
13
Zitting; van Donderdag SO Januari 1002
Geopend des namiddags te 2 uur.
Voorzitter: de heer Mr. F. WAS, Burgemeester.
Te behandelen onderwerpen
1°. Voorstel tot wijziging van de verordening voor de Plaatse
lijke Commissie van Toezicht op de scholen voor Middel
baar Onderwijs. (27)
2°. Benoeming van een lid der Commissie van Toezicht op
het Middelbaar Onderwijs. (26)
3°. Benoeming van een, secretaris der Commissie van Toezicht
op het Middelbaar Onderwijs. (27)
4°. Verzoek van J. A. Longepee, om continuatie in de betrek
king van Stads-heelkundige. (24)
5°. Benoeming van een keurmeester van eet- en drinkwaren.
(22)
6°. Verzoek vanA. van der Harst, om eervol ontslag als leeraar
aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen.
(147 van 1901 en 20).
7°. Verzoet van L. van Oeverenom eervol ontslag als 2e on
derwijzer aan de Jongensschool 2e klasse. (21)
8°. Verzoek van Mej. P. W. de Vries, om eervol ontslag als
3e onderwijzeres aan de school der 3e klasse n°. 5. (29)
9°. Verzoek van C. J. Leendertz, leeraar aan de Hoogere
Burgerschool voor jongens, om verlof (25)
10°. Verzoek van Mr. H. M. G. Kloppenburg, om terugbetaling
van schoolgeld, Lager onderwijs. (28)
11°. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst
1901, van de dienstd. Schutterij. (31)
12°. Voorstel tot:
a onderhandsche opdracht van de vernieuwing van den
onderbouw van de Kraaierstraatsbrug aan P. J. Harte velt.
b. beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de uit
voering van het sub a genoemde werk. (30)
13°. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve
van voorbereidende maatregelen voor de uitvoering van
de woningwet. (23)
'14°. Voorstel tot:
a. het oprichten van een Ge openbare lagere school der
3e klasse. (19)
b. aankoop van een terreingelegen achter den Morscb-
weg aan het -einde van de Paul Krügerstraat, voor de op
richting der sub a bedoelde school. (19)
15°. Vaststelling der Verordening, houdende regeling van de
jaarwedden der leeraren aan het Gymnasium te Leiden. (18)
Aanwezig zijn 26 leden, als de heeren: van Lidth de Jeude,
Fockema Andreie, van Tol, Bosch, Sijtsma, Witmans, de Lange,
A. J. van Hoeken J.Jzn., P. J. Mulder, Timp, Bots, Iverstens,
J. P. J. Driessenvan Dissel, de Vries, Hasselbach, deGoeje,
Kaiser, Juta, van Hamel, Korevaar, Drucker, Zaaijer, Pera,
Kroon en P. J. van Hoeken alsmede de Burgemeester,Voorzitter.
Afwezig zijn de heerenvan Kempen wegens uitlandigheid,
Aalberse wegens verhindering, L. Driessen wegens ongesteld
heid, en de heeren A. Mulder en Dekhuyzen.
De Notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
van 9 Januari 1902 worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen
1°. Missive van de Ged. Staten ten geleide van het Koninklijk
besluit tot goedkeuring van de raadsbesluiten tot heffing van
bruggeld, havengeld en van rechten voor het gebruik van
openbare gemeentewerken en bezittingen.
2°. Missive van Prof. Dr. P. J. Blok, houdende mededeeling
dat hij de benoeming tot lid der Commissie voor de Lakenhal
aanneemt.
3°. Missive van de Ged. Staten ten geleide van het goedge
keurd 2e suppl. kohier der plaats, dir. belasting, dienst 1901.
4°. Missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken,
houdende mededeeling van de goedkeuring van het raadsbesluit
tot vaststelling eener regeling van de jaarwedden der leeraren
aan de Hoogere Burgerschool voor jongens.
5°. Dispositie van de Ged. Staten ten geleide van het goed
gekeurd raadsbesluit tot verkoop van twee strookjes grond
met hakhout van den berm van het jaagpad van Leiden naar
Haarlem, aan J. de Groot en Zoon te Noordwijk.
6°. Dispositie van de Ged. Staten ten geleide van het goed
gekeurd raadsbesluit tot afstand van een gedeelte grond van
de voormalige Plaatsteeg aan het Bestuur der Roomsch-
Katholieke gemeente van de Heilige Petruskerk op de Ruïne.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verslag over 1901 van de Commissie tot wering van
schoolverzuim.
Zal in het Gemeenteverslag opgenomen en in druk aan de
leden toegezonden worden.
2°. Bezwaarschriften van W. A. A. Tuijt, W. A. Oudshoorn
en M. J. Arentshorst tegen hunnen aanslag in de plaats,
directe belasting, dienst 1901.
3°. Verzoek van J. W. Goudriaan, om afschrijving van plaats,
directe belasting, dienst 1901.
4°. Verzoek van N. F. Reijst, om vrijstelling van de betaling
van schoolgeld Middelbaar Onderwijs.
5°. Verzoek van J. de Groot en Zoon te Noordwijk, om
den eigendom van een strookje grond van den berm van het
jaagpad van Leiden naar Haarlem.
6°. Verzoek van L E. Nieuwenhuizen, om den eigendom
van een gedeelte der Lobsloot, gelegen aan den Morschweg.
7°. Adres van het Hoofdbestuurder Vereeniging van leeraren
aan inrichtingen van Middelbaar Onderwijs, houdende verzoek
om herziening van de regeling der jaarwedden van de leeraressen
aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
Aan de orde is
1. Voorstel tot wijziging van de verordening voor de Plaatse
lijke Commissie van Toezicht op de scholen voor Middelbaar
Onderwijs.
(Zie lng. St. n°. 27).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
De heer Pera. Mijnheer de Voorzitter. Ik heb met groote
belangstelling kennis genomen van de verschillende inlich
tingen die Burg. en Weth. gegeven hebben ten aanzien van
de benoeming van een keurmeester. Zooals bekend is heb ik
destijds bezwaren geopperd tegen deze benoeming, maar ik
moet eerlijk bekennen, dat de wijze, waarop deze zaak behan
deld is, mij heeft bevredigd, en gaarne breng ik dan ook bij
deze gelegenheid hulde aan Burg. en Weth. voor de
wijze, waarop zij in deze te werk zijn gegaan. Ik heb op zich
zelf tegen de voordracht van Burg en Weth. hoegenaamd
geen bedenkingen, maar wensch toch een bezwaar in het
midden te brengendat bij mij bestaat tegen de benoeming
van N°. 1 der voordracht
De Voorzitter. Ik dacht, dat U in het algemeen over de
benoemingen wildet spreken. Doch U spreekt nu over volgnr. 5.
Ik wil U nu wel laten doorgaan, doch vraag of het niet beter
is te wachten totdat dit punt aan de orde is. Wat U zegt,
klinkt zonderling, nu aan de orde is de benoeming van een
lid der Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs.
De heer Pera. Ik dacht, dat het beter was, dat ik nu sprak,
omdat, dan de benoemingen niet onderbroken behoefden te
worden
Er staat in de stukkendie in de Leeskamer hebben gelegen,
iets, dat niet gestaan heeft in de Ingekomen Stukken. En dat
is wel dat de heer Haarmans, die op de nominatie n°. I staat,
aan zijne sollicitatie eene voorwaarde verbindt, welke, naar
mij voorkomt, van zoo ernstigen aard is, dat het bezwaarlijk
gaat hem op die wijze aan te nemen. Be heer Haarmans ver
bindt aan zijne sollicitatie de voorwaarde, dat zijne vrouw de
vrijheid wordt gelaten haar zaak te blijven drijven en ik meen,
dat wij, door daarin te treden, in zulke groote moeilijkheden
zullen gebracht worden ten aanzien van de ambtenaren der-
gemeente in het algemeen, dat wij ons wel driemaal mogen
bedenken, alvorens daartoe over te gaan.
Ik heb niets ten nadeele van den heer Haarmans te zeggen,
anders zou ik geheime zitting hebben gevraagd. Het strekt
hem tot eer, dat hij in een positie verkeert, zoodat bij benoe
ming tot keurmeester de voordeelen zeer gering zijn voor hem
en hij niet genegen is daarvoor de zaak zijner vrouw op te
offeren.
Nu wordt als n°. 2 opgegeven de heer Wisse, van wien des
kundigen, na een onderzoek te hebben ingesteld, zeggen, dat
zijn vakkennis zeer voldoende is, zijn persoon een netten en
fatsoenlijken indruk maakt, terwijl, naar 't oordeel dier Com
missie, het de voorkeur zou verdienen iemand te benoemen
van buiten de stad, zooals mijnheer Wisse, die geen Leidenaar is.
Verder is de heer Wisse, volgens de Commissie, van een leeftijd,
die mag doen verwachten dat hij, eenmaal aangesteldmet ijver
zal gaan aanleeren, wat voor deze betrekking voor allen nog
aan te leeren valt.
Wanneer wij overgaan tot het benoemen van den heer Haar
mans, leggen wij onszelf aan een band, die in de toekomst