46
en verruiming van de buizen, die het gas naar de stad voeren
(voor zoover deze in het terrein der gasfabriek liggen), is
daardoor noodzakelijk geworden. Een nieuwe regulateurkamer
zal moeten worden gebouwd, waarmede gepaard kan gaan de
aanbouw van een nieuw meterlokaal. Naar dat lokaal zullen
de beide aanwezige fabrieksgasmeters worden overgebracht,
terwijl nog genoeg ruimte zal overblijven, om in de toekomst
een derde fabrieksgasmeter bij te plaatsen.
In een der stokerijen zullen twee ovens, die reeds van 1881
hebben dienst gedaan, geheel moeten worden afgebroken. Aan
gezien de nieuw te bouwen ovens van grootere capaciteit zulen
zijn, en aan bestaande ovens zullen aansluiten, zal het noodig
zijn ook een nieuwe fundeering te leggen.
De verschillende waterreservoirs beginnen vernieuwing te
eischen; het is daarom gewenscht een flink nieuw reservoir
op een 42 meter hooge stelling te bouwen.
Verder is in dezen winter de aanschaffing van een tweeden
reservoir voor het geconcentreerd ammoniakwater noodzakelijk
gebleken.
Ook blijft het buizennet in de stad uitbreiding en op ver
schillende plaatsen verzwaring eischen.
Het opgenoemde is noodig tengevolge van de gestadige uit
breiding van het gasverbruikdat ook in de naaste toekomst
nog zal blijven toenemen, daar de verbruikers gasmeters van
grootere capaciteit blij ven vragen, en er niettegenstaande met
het plaatsen van muntgasmeters, (in 1901: 296 stuks) wordt
voortgegaan, nog een groot aantal aanvragen op aansluiting
wachten.
De kosten van deze werken zijn geraamd als volgt:
Nieuw regulateur- en metergebouw met fundeering
voor verschillende toestellenf 46000.—
Regulateur met aansluiting aan de gashouders en
het stadsbuizennet; aansluitingen van de fabrieks
gasmeters, enz9000.
Twee ovens met fundeering, compleet met klim-v
pijpen, hydraulic-mains en verschillende kranen 15500
Waterreservoir met stelling2500.
Reservoir voor geconcentreerd ammoniakwater 1000.—
Uitbreiding van het buizennet in de stad 6000.—
Onvoorzien4000.
te zamen 54000.
Voor het Uitbreidings- en Vernieuwingsfonds is
bij de begrooting voor 1902 toegestaan 14000.
Voor het uitvoeren der genoemde werken in
4902 is dus nog noodigf 40000.
Daar wij het noodig achten dat deze werken in 1902 tot
stand komen, hebben wij de eer Uw College voor te stellen,
bij den Gemeenteraad eene som van f 40000.voor aanvulling
van het Uitbreidings- en Vernieuwingsfonds voor 4902 aan te
vragen.
De Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek
H. C. Juta, Voorzitter.
A. W. Kroon Jr.
P. J. Kaiser.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 39. Leiden, 8 Februari 1902.
In uwe vergadering van den 20sten jUni van het vorige
jaar werd door U besloten tot eene reorganisatie van de
Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen en van
het onderwijs aan de openbare lagere scholen der 2e klasse
(Zie n°. 453 der Ingek. stukken van 4901).
Voor zooveel de onderwijsinrichtingen betreft, gehuisvest
in het voormalig Nosocomium aan de Oude Vest, kwam
die reorganisatie in hoofdzaak hierop neer dat de driejarige
cursus van de lagere school zou worden veranderd in een
zesjarigen, dat de betrekkingen van Directeur der Kweek
school en van Hoofd der lagere school niet langer door een
en denzelfden persoon zouden worden bekleed en dat de
lagere school niet langer dienst zou doen als leerschool voor
de Kweekschool.
De woning, thans bij het Hoofd der leerschool in gebruik,
zou ook na vermindering harer localiteit met een tweetal
vertrekken welke bij de lagere school zouden moeten worden
gevoegd, groot genoeg blijven om als woning voor het Hoofd
der school 2e klasse te kunnen dienen
Algemeen was men van oordeel dat aldus op alleszins vol
doende wijze in de behoeften van het onderwijs, zoowel aan
de Kweekschool als aan de lagere school, zou kunnen worden
voorzien.
Bij de voorbereiding der veranderingen, die deze reorganisatie
noodig maakt, en bij een nadere uitwerking der oorspronkelijke
plannen is intusschen gebleken, dat het, zoo al niet volstrekt
noodzakelijk, dan toch zeker hoogst wenschelijk moet worden
geacht, de geheele localiteit van het voormalige Nosocomium
met inbegrip van de woning van het hoofd der tegenwoordige
leerschool, voor het onderwijs beschikbaar te stellen.
Afgescheiden toch van de werischelijkheid in het algemeen,
dat onderwijsinrichtingen zoo worden ingericht, dat zij aan
hare bestemming, den geregelden en goeden gang van het
onderwijs te bevorderen, zoo veel mogelijk beantwoorden,
zijn het hoofdzakelijk de volgende drie overwegingen, die
ons tot deze slotsom hebben gebracht:
'1°. de volkomen ongeschiktheid van een tweetal vertrekken,
tot dusverre bij de kweekschool in gebruikom langer als
leerlokalen dienst te doen;
2°. de onmogelijkheid om, al ware het met opoffering van
groote kostende keuken en de mangelkamer van de woning
van het tegenwoordig hoofd der leerschool, tot behoorlijk
bruikbare leerlokalen voor de lagere school in te richtenen
3n. de eisch, dat twee onderwijsinrichtingen, die geheel op
zichzelf en tot elkander in geenerlei betrekking staan,indien
zij al (wat in beginsel af te keuren is) door de omstandig
heden gedwongen worden onder één dak te huisvesten, dan toch
in ieder geval zooveel mogelijk van elkander worden gescheiden
waaraan men dan nog in de 4e plaats zou kunnen toevoegen,
dat het bij iedere verandering verstandig is rekening te houden
met de behoeften van de toekomst, en zich niet te vergenoegen
met hetgeen tot bevrediging van de behoefte van het oogen-
blik zou voldoende zijn.
Gaan wij thans ieder dier overwegingen nog eens in het
bijzonder na, dan merken wij in de eerste plaats op, dat de
beide vertrekken op de bovenverdieping, tot dusverre bij de
kweekschool in gebruik (op de plattegrond met een rood
kruisje aangegeven), gelegen naast de gang en de zoldertrap,
alleen wegens gebrek aan voldoende localiteit tot nu toe in
gebruik moesten blijven. De ruimte in het grootste dier lo
kaaltjes is zoo klein dat de onderwijzer, die daar les geeft,
zich verplicht ziet steeds de deur in de scheidingswand open
te laten staan, ten einde aan de verbruikte lucht gelegenheid te
geven zich over een grootere ruimte te verdeelen. Toch helpt
dit zoo weinig, dat gedurende een les van twee uren de
temperatuur van beneden 60° bij den aanvang tot boven 70°
aan het einde stijgt. Dat èn de opmerkzaamheid der leerlin
gen èn de gezondheid zoowel van onderwijzer als leerlingen daar
van de schadelijke gevolgen ondervinden, behoeft wel niet
nader te worden betoogd. Door een behoorlijke ventilatie aan
die bezwaren tegemoet te komen is niet mogelijk, daar dan
in het niet minder groote euvel van een voortdurende tocht
wordt vervallen. De bovenbedoelde onderwijzer verklaarde ons
dan ook na alloop van zijn les het lokaal gewoonlijk met
hoofdpijn te verlaten.
Alleen door het wegbreken van den tusschenmuur en van
de zoldertrap en vereeniging van beide lokalen tot één zou
een behoorlijke toestand kunnen worden geschapen. Behalve
echter dat hiermede nog niet de vraag zou opgelost zijn,
waarheen dan de zoldertrap te verplaatsen, kan voor een
dergelijke kostbare verbouwing te minder reden zijn, waar,
zooals later blijken zal, die localiteit, ook zonder noemens
waardige verandering, aan de voorziening van andere nood
zakelijke behoeften kan worden dienstbaar gemaakt.
Ook de verbouwing van de keuken en van de mangelkamer
van de woning van het tegenwoordig hoofd der Leerschool
tot lokalen voor de lagere school, zooals aanvankelijk het voor
nemen was, blijkt bij nadere overweging niet aanbevelens
waardig.
Ook al werden toch geen kosten gespaard om die lokalen
zoo góed mogelijk te maken, toch zou de toestand wegens
gebrek aan het noodige licht altijd onvoldoende blijven, om
dat dat licht moet worden ontleend aan een nauwe donkere
poort, die slechts 3 meter breed is.
Dat eindelijk de Kweekschool en de lagere school, ieder
door een eigen hoofd bestuurd, zooveel mogelijk van elkander
behooren te worden gescheiden, ten einde den geregelden
gang van het onderwijs op iedere inrichting te verzekeren en
moeielijkheden tusschen de hoofden te voorkomen, zal wel
geen nadere toelichting behoeven. Nu volgt reeds uit de
splitsing op zich zelve der tot dusverre in één persoon ge
combineerde betrekkingen van Directeur der Kweekschool en
Hoofd der leerschool, dat meerdere localiteit noodig zal zijn.
Immers had tot dusver de Directeur der Kweekschool slechts
één spreekkamer, aan den ingang der leerschool, in het vervolg
zullen èn de Directeur èn het Hoofd der leerschool iedereen
eigen spreekkamer moeten hebben. Ook voor de boekerij der
Kweekschool zal een andere plaats moeten worden gezocht.
Maar afgescheiden daarvan zal het in het vervolg ook niet
meer mogelijk zijn, dat ten behoeve van de kweekelingen
gebruik gemaakt wordt van lokalen der lagere schoolzooals
tot dusverre het geval is. Kon een dergelijke vermenging
van twee scholen vroeger zonder al te groot bezwaar plaats
hebben, nu ieder dier scholen haar eigen hoofd krijgt, zal
men gereedelijk toegeven, dat op den duur bij een dergelijke
vermenging moeielijkheden niet zouden kunnen uitblijven.
Houdt men nu in het oog, dat blijkens het bovenstaande