GEMEENTERAAD VAN LEIDEN, 13 i x;KKim i:\ stukken. N°. 23. Leiden, 17 Januari 1902. Door art. 26 der Woningwet worden de gemeentebesturen in de gelegenheid gesteld in bepaald omschreven gevallen in het belang der volkshuisvesting tot onteigening over te gaan, zonder dat een voorafgaande verklaring bij de wet, dat het algemeen nut de onteigening vordert, noodig is. Hoewel nu het tijdstip, waarop de wet zal in werking treden, tot dusverre, in afwachting der verschillende alge- meene maatregelen, ter uitvoering harer voorschriften noodig, nog niet kon worden bepaald, mag toch met grond worden verwacht, dat dit tijdstip niet ver meer af is. Het is daarom dat wij reeds thans zouden wenschen over te gaan, in aansluiting aan het destijds door ons ingesteld en met zoo uitnemenden uitslag bekroond woningonderzoek tot voorbereiding der maatregelen, welke, door de woningwet mogelijk geworden, ongetwijfeld ook in deze gemeente ter verbetering van den woningstoestand zullen moeten worden genomen. Wanneer dan later de wet in werking treedt, zal aanstonds met kracht hare uitvoering ter hand kunnen worden genomen. Ten einde nu de kosten dier voorbereidende maatregelen te kunnen bestrijden, geven wij U in overweging voorloopig een bedrag van f 600.te onzer beschikking te stellen, welke som uit den aard der zaak uit de Onvoorziene Uitgaven waarop thans nog f 11188.beschikbaar zijn, zal moeten worden gevonden. Den desbetreffenden staat van af- en overschrijving bieden wij U hiernevens ter vaststelling aan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 24. Leiden, 22 Januari 1902. Onder overlegging van nevensgaand verzoek geven wij Uwe Vergadering in overweging den heer J. A. Longepée weder voor den tijd van 3 jaren in zijn betrekking van stads-heel- kundige te continueeren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad. Geeft met de verschuldigde gevoelens te kennen Jean Adrien Longepée, Gemeente-Heelkundige, dat de tijd van zijne benoeming verstreken is, weshalve hij beleefd verzoekt weder in die betrekking bestendigd te worden. Leiden, 18 Januari 1902. 't Welk doende, J. A. Longepée. N°. 25. Leiden, 22 Januari 1902. Door den heer C. J. Leendertz, leeraar aan de Iloogere Burgerschool voor Jongens alhier, die wegens ongesteldheid reeds geruimen tijd verhinderd was zijne lessen aan de Hoo- gere Burgerschool te geven, is thans onder overlegging van een geneeskundige verklaring verzocht hem tot herstel zijner gezondheid verlof te verleenen tot 1 April a. S. Aangezien tegen de inwilliging van dat verzoek noch bij de Commissie van Toezicht, noch bij ons college bezwaar bestaat, geven wij U in overweging gunstig op het verzoek van den heer J^eendertz te beschikken en ons te machtigen inmiddels in de waarneming zijner lessen te doen voorzien. Aan den Gemeenteraad. - Burg. en Weth. van Leiden. N°. 26. loeiden, 22 Januari 1902. Wij hebben de eer U hiernevens over te leggen een schrijven van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, waarbij zij U een aanbeveling aanbiedt van twee personen ter vervulling der vacature, welke in haar midden is ontstaan ten gevolge van het vertrek van den heer Dr. J. W. Muller. U verzoekende tot eene benoeming van zijn opvolger over te gaan, maken wij van deze gelegenheid tevens gebruik U voor te stellen aan den heer Dr. J. W. Muller den dank Uwer Vergadering te betuigen voor de vele en goede diensten door hem in zijn hoedanigheid van lid en secretaris der commissie gedurende geruimen tijd aan de gemeente bewezen. Leiden, 20 Januari 1902. Ter vervulling der plaats, in onze Commissie opengevallen ten gevolge van het door den Heer Dr. J W. Muller genomen ontslag, hebben wij de U, overeenkomstig art. 2 der Verorde ning van 7 Mei 1896, aan te bevelen de Heeren: Dr. J. J. SALVERDA DE GRAVE, Dr. G. J. BOEKENOOGEN. Wij veroorloven ons hierbij te voegen dat wij het, met het oog op de vele en belangrijke diensten die de Heer Muller als lid en als secretaris onzer commissie heeft bewezen, zeer op prijs zullen stellen, zoo hem daarvoor de dank van den Gemeenteraad betuigd wordt. De commissie van Toezicht op het Middelbaar Onder wijs. H. A. Lorentz, Voorzitter. Egbert be Vries, loco Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. I.eiden, 10 Januari 1902. Ondergeteekende neemt bij dezen, overeenkomstig art. 6 der Verordening van 7 Mei 1896 (Gem.bl. n°. 6) wegens aan staand vertrek uit deze gemeente zijn ontslag als lid der Plaatselijke Commissie van Toezicht op de scholen voor Mid delbaar Onderwijs alhier. Met de beste wenschen voor den bloei zoowel van die scholen als van de geheele gemeente Leiden. J. W. Muller. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 27. Leiden, 22 Januari 1902. Uit het hierbij overgelegd schrijven zal U blijken, dat de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs niet in de gelegenheid is. ter vervanging van Dr. J. W. Muller, het secretariaat aan een harer leden op te dragen, zoodat zij ons in overweging geeft een secretaris te benoemen, die niet tevens lid der commissie is. Daartoe zal echter eene wijziging van art. 7 der Verordening van 7 Mei 1896 (Gem.bl n°. 6) voor de Plaatselijke Commissie van Toezicht op de Scholen voor Middelbaar Onderwijs te Leidennoodig zijn, aangezien dat artikel bepaalt, dat de commissie haar bestuur uit haar midden benoemt. Noch tegen het een, noch tegen het ander bestaat bij ons bezwaar. Alleen komt het ons voor, dat de benoeming van dien secretaris, niet-lid der commissie, dan toch, evenals ten aanzien van den secretaris van curatoren van het gymnasium het geval is, door Uwe Vergadering zal behooren te geschieden. Bovendien zouden wij de mogelijkheid willen laten bestaan, dat toch eventueel later het secretariaat weder aan een lid der commissie wordt opgedragen, zoodat een facultatieve regeling te dier zake ons gewenscht voorkomt. Mitsdien geven wij U in overweging: 1°. te besluiten tot wijziging der Verordening van 7 Mei 1896, door toevoeging aan art. 7 van een 2e alinea, luidende: «Echter kan op verzoek der commissie een secretaris, buiten het college staande, aan haar worden toegevoegd, in welk geval ook de secretaris door den Raad wordt benoemd, na daartoe van de commissie eene aanbeveling te hebben ont vangen." 2°. over te gaan tot de benoeming van een secretaris der Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 20 Januari 1902. Na het door den Heer J. W. Muller, wiens schrijven hier nevens teruggaat, genomen ontslag, is het ons onmogelijk ge bleken, het secretariaat onzer commissie aan een der leden op te dragen. Wij hebben derhalve thans de eer, U de be noeming van een secretaais die niet tevens lid is in overweging te geven, en bevelen U als zoodanig aan den Heer Mr. H. M. A. Coebergh. Tevens meenen wij Uwe aandacht te moeten vestigen op eene wijziging die, in verband hiermede, art. 7 der Verordening van 7 Mei 1896 (Gem.blad n°. 6) zal moeten ondergaan. De commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs H. A. Lorentz, Voorzitter Egbert de Vries, loco Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van loeiden. Aan den Gemeenteraad, Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1902 | | pagina 1