DONDERDAG 24 OCTOBER 4901. 439 De Voorzitter. En mij is ook gebleken, dat het Bestuur altijd moeite doet om jongens, die daarvoor in aanmerking kunnen komen, nog naar «Mathesis" te zenden. De bedoeling is dus geenszins om «Mathesis" leeg te pompen. Volgn. 441 wordt daarna zonder, hoofdelijke stemming goed gekeurd. De volgnrs 142163 worden achtereenvolgens zonder be raadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, nadat bij Volgn. 154 de begrooting der Stedelijke Werkin richting zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming is vast gesteld in ontvang en uitgaaf op f 4000. De Voorzitter. Volgn. 164 moet worden verhoogd met f 800 3t5, als f 312.— voor pensioen aan de weduwe de Vries, f 312 voor pensioen aan de weduwe den Tonkelaar en 170.31s voor pensioen aan den brugwachter J. Sehreuder, terwijl het wordt verminderd met f 266.— van het pensioen van den heer Steijgerwalt, die overleden is. De verhooging bedraagt dus f 533. Volgn. 164, verhoogd met f 533, en de volgnrs 165—176 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoof delijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over volgn. 177, luidende: Toelage aan de eigenaars van den Schouwburg f 1500.—." De heer van Kempen. M. d. V. De Raad begint te lachen omdat men wellicht meent over deze zaak eene lange rede voering van mij te zullen hooren. Doch dat is niet het geval. Ik wensch alleen te releveeren, dat ik nog deel het gevoelen van den heer Aalberse, vroeger uitgesproken, dat wij dezen post uit een juridisch oogpunt beschouwd, gerust kunnen afstemmenen daar het mijne overtuiging is, dat het verlee- nen van deze bijdrage eene onbillijkheid is, verzoek ik U, M. d. V., alleen den post in stemming te brengen. De heer de Lange. M. d. V. Ik sluit mij geheel aan bij hetgeen zooeven gezegd is door den heer van Kempen. Maar ik heb nog eene andere opmerking. In het sectieverslag lees ik dat aan Burg. en Weth. werd gevraagd om bij het schouw burgbestuur pogingen aan te wenden, ten einde te verkrijgen eenige voorstellingen van goede stukken tegen lagen entree prijs. Burg. en Weth. antwoorden daarop: «Naar aanleiding van den hier uitgesproken wensch hebben wij ons gewend tot het bestuur van den schouwburg, dat zich aanstonds bereid verklaard heeft te doen wat in zijn vermogen was om aan den wensch tegemoet te komen." M. d. V. Ik betreur het zeer, dat Burg. en Weth. zich in deze zaak zoo gehaast hebben, om gevolg te geven aan den wensch van twee raadsleden Om te verkrijgen voorstellingen van «goede" stukken tegen lagen entreeprijs. Burg. en Weth. hebben succes op hunne poging, want aanstaanden Zondag zal men tegen verlaagden entreeprijs kunnen zien opvoeren een «goed" stuk«Mensch erger je niet", een stuk meer dan 200 maal te Amsterdam en elders met uitbundig succes op gevoerd. En nu weten wij allen, dat juist die stukken het meest succes hebben, die van het laagste gehalte zijn. Het komt mij onverklaarbaar voor, dat het Dagel. Bestuur niet geoordeeld heeft zich van inmenging te moeten onthouden, wetendedat een zeer groot gedeelte van de ingezetenen van Leiden gelooft, dat de Zondag (de dag, waarop die goedkoope voorstellingen vanzelf moeten plaats hebben) een dag isons gegeven in de eerste plaats om God te dienenterwijl ons Dag. Bestuur ook kan weten, dat een nog veel grooter deel der ingezetenen absoluut niet gelooft in de opvoedende kracht van het tooneel. Op het Nederlandsch taal- en letterkundig Congres, dit jaar in Nijmegen gehouden, is uitgesproken door den heer Taco H. de Beer: «wat vóór 25 jaar nauwelijks uitgesproken had durven worden, wordt thans op het tooneel gebracht"; terwijl mejuffrouw Westenberg daar uitsprak«dat een dei- oorzaken, dat op het tooneel zooveel is wat anders behoorde te zijn, is het laag staan van vele tooneelspelers en tooneel- speelsters als menschen van ontwikkeling, beschaving en zede lijkheidsgevoel." Van zulke menschen en op zulke plaatsen moet ons volk dan zeker weer leeren de oude deugden, o. a. die van huiselijk heid en spaarzaamheiddie maai- al te veel verloren zijn gegaan. Ik kan het niet anders inzien, dan dat onthouding van in menging in deze zaak van de zijde van Burg. en Weth. noodig geweest ware. De heer Drucker. De heer de Lange heeft getracht de zaak belachelijk te maken, hetgeen in zooverre is gelukt, dat vele leden gelachen hebben over datgene wat in de afdeelin- gen door eenigen, en daaronder ook door mij, is gezegd. Het doet mij intusschen genoegen, dat de heer de Lange als rap porteur volkomen juist heeft weergegeven datgene wat er is gezegd. Wij hebben volstrekt niet in de afdeelingen gevraagd, dat op een Zondag zou worden opgevoerd het stuk«Mensch, erger je niet!" Wij hebben gevraagd, althans dat is mijne bedoeling geweest, dat de gelegenheid die het Gemeentebestuur heeft om in aanraking te komen met het Schouwburgbestuur door de subsidieering, zou worden benuttigd tot het verkrijgen van voorstellingen van goede stukken tegen een lageren entreeprijs. Daarbij heeft mij voor den geest gezweefd wat gebeurt in Duitschland. Daar worden aan verscheidene schouwburgen, zooals bekend is, door de overheid groote subsidies toege kend; en daarvoor wordt ook in verschillende plaatsen ik noem b. v. Gotha, maar er zijn er meer bedongen, dat eenige voorstellingen zullen worden gegeven van goede, zedelijk onberispelijke stukken tegen een lagen entréeprijs, d. w. z. niet tegen f 1.—, maar tegen een prijs, bereikbaar voor den kleinen man, n.l. 40 pf. d. i. 24 ct. Nu verschil ik over hetgeen in den schouwburg in het al- meen gebeurt met den heer de Lange van meening. Hij vindt het in het algemeen verderfelijk naar den schouwburg te gaan; die meening deel ik niet. Ik wil trouwens hierop wijzen, dat niet alle geestverwanten van hen, die hier in den Raad het subsidie aan den schouwburg bestrijden, tegen het bezoe ken van schouwburgen bezwaar hebben. Want in die gedeelten van ons land, waar de bevolking overwegend katholiek is, en evenzoo in katholieke streken buiten onze grenzen, bloeit het tooneelwezen ten minste evengoed als hier. De heer de Lange zegt: ik vind het verkeerd; maar met eerbiediging van die uitspraak, kan ik die meening niet deelen, en ik acht het zelfs niet verkeerd ook anderen aan te moedigen er heen te gaan en hen daartoe finantiëel in de gelegenheid te stellen, mits goede stukken worden aangeboden. Ik kan het stuk van a s. Zondag niet in bescherming nemen, om de eenvoudige reden dat ik het niet ken; ik heb alleen aangedrongen op het op voeren van goede stukken, tegen een lagen entréeprijs. Wanneer de heer de Lange nu vraagt, of daarmede huise lijkheid en spaarzaamheid worden bevorderd, dan is het ant woord neen, die bevorder ik daarmede niet. Ik wil die deugden in het algemeen ook bevorderen: maar er zijn tal van men schen, die onder hunne dagelijksche bezigheden ook wel eens eene kleine uitspanning willen hebben; en dan bezorg ik hun liever wat ik vind eene gepaste uitspanning dan dat zij die zoeken op andere wijze. De heer van Kempen. M. d. V. Er wordt tegenwoordig druk over Zondagsrust gesproken; congressen worden gehou den tot bevordering van Zondagsrust; de Troonrede kondigt maatregelen te dien aanzien aan; er wordt aangedrongen op Zondagsrust voor politieagenten, fabrieksarbeiders, enz. maar aan Zondagsrust voor tooneelspelers en al de menschen die bij eene tooneeluitvoering hulp moeten verleenen, denkt niemand. Ik wil den werkman, die lust heeft om naar de komedie te gaan, niet tegenhouden; dat is zijn zaak, maar ik wensch het hem niet gemakkelijk te maken om juist op Zondag daarheen te gaan. Daarom is de Zondag nog niet een dag van verveling, nog minder echter een rustdag om zijn gezin in den steek te laten en naar de komedie te gaan, neen, de man behoort dan bij zijn huisgezin te zijn. Dikwerf is de man door zijn werk gedwongen om bijna van's morgens vroeg tot 's avonds laat afwezig te zijn, dikwerf ook nog des nachts, doch dan is ook de Zondag een heerlijke dag om zich aan het gezin te wijden. De maatschappij wordt dan alleen opgebouwd, wanneer de huisvader zich wijden kan aan zijn gezin; en elke gelegenheid om dit te bevorderen moet door ons worden aangegrepen. Maar dat doen wij zeker niet, wan neer wij juist het uitgaan op Zondag zoo gemakkelijk maken. Bovendien, ik zeide het reeds, waar door allen tegenwoordig zoo op Zondagsrust wordt aangedrongen, daar moeten wij er niet toe medewerken, om juist aan tooneelspelers en aan hen die moeten medewerken, die Zondagsrust zooveel doenlijk onmogelijk te maken. En wanneer men zegt, dat als men het in Leiden niet toestaat, den Haag het wel zal doen, dan antwoord ik: dat moet iedere gemeente voor zichzelf weten. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik was een van de leden die aan Burg. en Weth. gevraagd hebben, om althans te beproeven voor ons subsidie eenige goede tooneelstukken vertoond te krijgen tegen lagen entreeprijs, en daarom moet ik Burg. en Weth. danken, dat zij zich gehaast hebben zich tot het schouw burgbestuur te wenden, met hét gevolg dat aan bovenge noemden wensch gevolg zal worden gegeven. Wat nu het stuk «Mensch erger je niet" betreft, ik kan den heer de Lange de verzekering geven, dat het volstrekt geen stuk is met onzedelijke strekking. En dit zullen de tegenstanders van het tooneel toch wel met mij eens zijn, dat het bezoeken van den schouwburg, wanneer een goed stuk door een goed gezelschap wordt opgevoerd, te verkiezen is boven het gaan zien van stukken van minder goed of slecht gehalte, opgevoerd in lokalen, waar men er op uit is om veel sterken drank te verkoopen, zooals hier in Leiden bijna eiken Zondag geschiedt, en welke lokalen druk worden bezocht. Wanneer men dan, staande op het standpunt der heeren

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 11