DONDERDAG 17 OCTOBER 1901. 123 bedoelde sollicitant daarmede geen genoegen, dan twijfel ik niet of Burg. en Weth. zullen wel een ander kunnen krijgen, die met dien titel wel genoegen neemt. De Voorzitter. Als ik mij niet vergis, dan is in de stuk ken nergens sprake van een adjunct-directeur, maar van een adj unct-inspecteur. De heer de Lange. Er staat toch in de toelichting van het voorstel Wanneer toch met 1 Januari 1903 het openbaar slacht huis in exploitatie komt, zal aan den directeur een adjunct directeur-veearts moeten worden toegevoegd, voor welke be trekking, bij gebleken bekwaamheid en geschiktheid, uit den aard der zaak de thans c. q. te benoemen adjunct-inspecteur in de eerste plaats zou in aanmerking komen". Als nu deze zaak hier in het geheel niet besproken was, zouden Burg. en Weth. later reden hebben om te zeggen, dat wij reeds besloten hebben een adjunct-directeur te benoe men en dat deze veearts dat zal worden. De Voorzitter. De Raad is volkomen vrij te zijner tijd te benoemen wien hij wil, hij is door niets in dat opzicht ge bonden. Wij hebben hij ons advies gezegd, wat onze meening is. Maar op dit oogenblik wordt geen adjunct-directeur van het openbaar slachthuis benoemd; wij vragen machtiging om te benoemen een adjunct-inspecteur van de vee- en vleesch- keuring. Nu blijft de Raad volkomen vrij om dien man later al dan niet tot adjunct-directeur te benoemen of hem een anderen titel dan adjunct-directeur te geven. Ik acht dus praematuur uw protest, want later kan de Raad anders be slissen. Noch aan dien man, noch aan den toekomstigen titel van adjunct-directeur zijn wij gebonden. De Raad zal volko men vrij blijven om later bij het aanstellen van personeel geen adjunct-directeur te benoemen. Het geldt hier een bui tengewoon gevalde persoon neemt genoegen met het aan geboden salaris, maar stelt daarbij den eisch dat hij zal ver krijgen den titel van adjunct-inspecteur. En dien eisch meenden wij te moeten toestaan, om een verdienstelijk man aan onzen dienst te verbinden. De heer De Lange. M. d. V. Ik ben thans geheel bevre digd door uw antwoord, dat toch in elk geval een vrucht is van dit debat, en heb verder geen bezwaar tegen deze voor dracht. De heer Bosch. M. d. V.! TJ hebt het doen voorkomen alsof ik iemand beschuldigd heb zijn plicht niet te hebben gedaan. Dat heb ik niet gedaan, ik heb wellicht de zaak eenigszins verkeerd beschouwd; ik dacht dat de inspecteur van de vee- en vleeschkeuring belast was met de zorg voor de uitvoering van de verordening, en dat op een ingrijpend punt de verordening niet was uitgevoerd, meende ik te moeten wijten aan gebrek aan toezicht. Vergis ik mij daarin, dan vervalt ook hetgeen ik hieromtrent meende te moeten zeggen. De Voorzitter. Met. de uitvoering van eene verordening zijn belast Burg. en Weth. natuurlijk met behulp van onze ambtenaren. Maar het gaat niet aan, wanneer er in eenigen tak van dienst eene malversatie heeft plaats gehad, de schuld daarvan te schuiven op den man die aan liet hoofd van dien tak van dienst staat. Ik acht mij verplicht tegen eene der gelijke onbewezene en onbewijsbare beschuldiging jegens een zeer verdienstelijk ambtenaar zoo krachtig mogelijk op te komenook omdat die ambtenaar zich hier niet kan ver dedigen. De heer Pera. M. d. V.! De verklaring van Burg. en Weth dat er onder de talrijke sollicitanten niet één te vinden was die aan de eischen om benoemd te worden, beantwoordde, trok zeer mijne aandacht. Ik heb toch kennis gemaakt met iemand, die ik niet anders ken dan dat hij behoort tot de sollicitanten. Die persoon, een nog jonge man, uit Utrecht, had daar een zaak als vleeschhouwer, welke zaak bij echter heeft opgegeven om den tegenzin die zijne vrouw in dat bedrijf had. Het is een fatsoenlijk, bemiddeld man die bezig heid wenscht te hebben, en nu eene betrekking zoekt op bet terrein, waarmede hij bekend is. De man had 8 uitnemende getuigenissen en maakte op mij een alleszins gunstigen indruk door de animo waarmede hij zich op de hoogte wilde stellen van hetgeen hij nog noodig had voor deze betrekking te weten. Te zeggen, dat men nie mand heeft gevonden die bruikbaar was, komt mij dus vreemd voor. Wellicht komt dit daarvan, dat wij menschen in zaken, in den regel personen in onzen dienst krijgen, die tot op zekere hoogte eerst nog opgeleid moeten worden, terwijl de gemeente iemand schijnt noodig te hebben die terstond van alles op de hoogte is. Of nu juist voor deze betrekking een veearts de aangewezen persoon is, komt mij ook twijfelachtig voor. Er komt nog bij, dat de persoon door Burg. en Weth. voor gedragen op mij geen gunstigen indruk maakte, vooral daarom niet, omdat hij dadelijk een zekeren titel als eisch stelt. Ik zou veel liever gezien hebben, dat hij zonder dien eisch hier durfde komen, om door zijne daden te toonen, zoowel op wetenschappelijk gebied als in de praktijk, dat hij recht had op een hoogeren titel dan eersten keurmeester. Ik voor mij zou de voorkeur geven aan iemand met prac- tische kennis, die door ervaring geleerd heeft, boven een veearts. Ik kan er mij dus niet mee vereenigen, als u zegt, dat onder de overige sollicitanten niet een enkele is, van wien men zou kunnen zeggen, dat bij de rechte man zou zijn op de rechte plaats. De Voorzitter. Ons zijn de goede eigenschappen die de heer Pera in een der sollicitanten heeft ontdekt, niet geble ken. Er heeft een oproeping plaats gehad voor een eersten keurmeester, zonder dat er bij stond dat men reeds de be trekking van keurmeester moest hebben bekleed. Toen hebben zich veel slagers en slagersknechts aangemelddie misschien wel geschikt zouden zijn voor keurmeester, maar niet voor eersten keurmeester. De persoon die door ons bedoeld wordt, kan de heer Pera moeilijk kennen, want wij noemen hem niet. Wij bedoelen iemand die veearts isen die er genoegen mede neemt op een zeer lage wedde benoemd te worden, maar dan ook wenscht te krijgen een anderen titel. Och, de een hecht meer aan een titel, de ander minder, doch als wij dien man willen benoemen moeten wij den titel er bij geven. De heer Sijtsma. M. d. V. Het verschil tusschen het salaris wat de keurmeester zou, en dat wat de adjunct-inspecteur zal ontvangen is niet groot en naar mijne meening zoo gering, dat wij bij de meerdere waarborgen die wij krijgen bij het aan stellen van iemand, die het diploma van veearts bezit, er wel toe mogen overgaan dien veearts te benoemen. Het doet er dan weinig toe of die man adjunct-inspecteur heet ot keur meester. Ik vind het in tegenstelling met den heer Pera veel beter, dat die persoon direct daarop staat, dan dat hij na benoeming daar later mee zou komen aandragen. Doch nu zou ik willen vragen of de te benoemen veearts ook hetzelfde werk zal doen als aan een eersten keurmeester zou worden opgedragen, of dat er misschien nog op andere wijze in den dienst moet worden voorzien. In het eerste geval, dan ben ik er voor hem te benoemen, omdat een.veearts krachtens zijne positie ook beter boven de andere keurmeesters staat, wat met een slager of slagersknecht wellicht niet het geval zou zijn. De Voorzitter. De te benoemen persoon wordt eerste keur meester en zal het werk moeten doen dat anders aan een te benoemen eersten keurmeester zou worden opgedragenwel licht nog wat meer omdat hij meer bekwaamheid bezit. Het aantal personen blijft hetzelfde. Wij krijgen alleen een meer ontwikkelden eersten keurmeester. Alleen het kleine verschil in wedde komt ten nadeele van de gemeente, doch dit wordt reeds gecompenseerd door de langdurige vacature. liet voorstel van Burg. en Weth. wordt hierop in stemming gebracht en met 24 tegen 4 stemmen aangenomen. Voor stemmen de heeren: Drucker, van Hamel, Juta, Sijtsma, Witmans, de Lange, A. Mulder, van Tol, Timp, Bots, J. P. Driessen, van Kempen, van Dissel, L. Driessen, Kaiser, Kore- vaar, de Goeje, Aalberse, Kroon, de Vries, Kerstens, Fockema Andreae, Zaaijer en van Lidth de Jeude. Tegen stemmen de heeren: Bosch, Pera, P. J. Muideren P. J. van Hoeken. IX. Voorstel tot het aangaan van een 3lA percents geld- leening ad ƒ500.000. (Zie lng. St. n°. 242). De heer Drucker. M. de V.Ik wensch alleen namens de Commissie van Financiën te verklaren, dat er bij de Commissie tegen het voorstel van Burg. en Weth. geen bedenking bestaat. Het voorstel wordt zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. X. Voorstel betreffende het invoeren eener regeling voor het verleenen van pensioen aan weduwen en weezen van gemeen te-ambtenaren. (Zie lng. St. n°. 133). De Voorzitter. Hierbij zal nu behandeld moeten worden het verzoek van Directeur en leeraren van Mathesis Scien- tiarum Genitrix, om opgenomen te worden in het pensioen fonds voor weduwen en weezen van gemeente-ambtenaren. Het request door den Secretaris voorgelezen luidt als volgt Aan den Edelachtbaren Raad der gemeente Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen de onderge- teekenden, Directeur en Leeraren aan de school van het Genootschap »Mathesis Scientiarum Genitrix" dat zij met belangstelling kennis genomen hebben van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 3