147 »Men zou er, om dat doel te bereiken, op bedacht moeten zijn »om liet kanaal in de nabijheid van den Ouden Rijn op ruime «schaal aan te leggen, en om den Rijn zelve tusschen het «kanaal en de Schrijversbrug te verbreedon, zoodat daar ge- «schikte los- en laadplaatsen zouden gevonden worden." Gaarne zouden wij vernemen, welke der beide richtingen men in Uwe gemeente in het gemeentebelang het meest ge- wenscht acht, en wij verzoeken U daarom ons hieromtrent het gevoelen van de Kamer van Koophandel en den Raad Uwer gemeente te willen mededeelen. De Gedeputeerde Staten der Provincie Zuid-Holland Patijn, Voorzitter. F. Tavenraat, Griffier. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. N°. 345. Leiden, 14 October 1901. Den 31en December van dit jaar vervalt de verordening van den 22en October 1896 (Gem.Blad van 1897, n°. 3) regelende de heffing van eene belasting onder den naam van «bruggeld" in de gemeente Leidenaangezien deze heffing bij Kon. Besl. van 31 December 1896, n°. 58, slechts voor den tijd van vijf jaar werd goedgekeurd. Ten einde deze belasting te handhaven, zal dus de verordening, hetzij al dan niet gewijzigdopnieuw door Uwe Vergadering moeten worden vastgesteld. Bij de herziening, welke dientengevolge plaats had, werd door ons, overeenkomstig de destijds door ons gedane toezeg ging, tevens overwogen in hoeverre door een wijziging dezer belasting en van die, geregeld bij de verordening van 30 No vember 1899 op de heffing van havengeldzou kunnen worden tegemoetgekomen aan de bij herhaling geopperde klachten over den overlast, welken de ingezetenen van het veelvuldig geopend zijn der bruggen in de zoogenaamde «Nieuwe Vaart" ondervinden Gelijk U bekend is, was het aanvankelijk onze bedoeling aan dit euvel tegemoet te komen door eene algeheele wijziging van het stelsel dezer belastingen. Het was namelijk ons voor nemen U voor te stellen zoowel de verordening op de heffing van havengeld als die op de heffing van bruggeld af te schaffen, en deze te vervangen door ééne uniforme belasting op het ver blijf in onze gemeentewateren. Behalve toch dat daardoor de controle op de heffing belangrijk zou kunnen worden vereen voudigd, zou ook alleen op die wijze zonder financieel nadeel voor de gemeente aan den zoo vaak geuiten wensch kunnen worden voldaan. Wij zijn echter van dat denkbeeld teruggekomen door de groote bezwaren, van de zijde van de Kamer van Koophandel en Fabrieken daartegen ingebracht. Uit den aard der zaak toch zou het verblijf in de gemeentewateren iets, zij het weinig, zwaarder moeten worden belast, dan thans ingevolge de ver ordening op het havengeld voor het binnenkomen der gemeente wateren verschuldigd is, in de eerste plaats omdat het brug geld geheel zou komen te vervallen, en in de tweede plaats omdat de rechtstreeksche doorvaart door de gemeente dan langs iederen weg vrij van belasting zou zijn. En hoewel nu die belasting ook dan nog minder zou bedragen dan in de naburige groote gemeenten voor het gebruik der gemeente wateren verschuldigd is, hebben wij gemeend ons bij de be zwaren der Kamer van Koophandel en Fabrieken te moeten neer leggen, die bestendiging van het bestaande stelsel en van het bestaande tarief, waaraan de schippers nu eenmaal gewend waren, gewenscht achtte. Het eenige middel wat dan echter overbleef om de bekende grief tegen het zoo vaak geopend zijn der bruggen in de Nieuwe Vaart weg te nemen, was om de rechtstreeksche doorvaart door onze gemeente ook langs een anderen weg, namelijk langs Vliet, Steenschuur, Nieuwe Rijn, Zijlsingel, Oude Rijn vrij te stellen, daar toch al die vaartuigen, welke niet onder de Turfmarktsbrug, maar wel onder de vaste bruggen in de zooeven genoemde vaart door kunnen varen, aan den laatst- bedoelden weg, als zijnde korter, de voorkeur zouden geven. Intusschen, wilde deze wijziging afdoende doel treffen, dan kon alléén met dit hulpmiddel niet worden volstaan. Immers, het lag voor de hand dat al die schippers, wier vaartuigen niet, zonder dat zij geopend worden, onder de beweegbare bruggen van den Nieuwen Rijn kunnen doorvaren, toch weder de Nieuwe Vaart zouden volgen, omdat daar ook vrijdom van bruggeld is verleend. Een noodwendig uitvloeisel van de vrij stelling der rechtstreeksche doorvaart door den Nieuwen Rijn van havengeld moet dus zijn, dat daar evenals in de Nieuwe Vaart ook vrijstelling van bruggeld wordt verleend. Een en ander geeft ons aanleiding U voor te stellen de des betreffende artikelen der thans geldende verordeningen dien overeenkomstig te wijzigen. De mindere opbrengst, welke daarvan het gevolg zal zijn, I wordt door ons geraamd voor de havengelden op f 400.— a 500.voor het bruggeldop 250.Met eenige zeker heid is daaromtrent evenwel niets te zeggen. Voor het overige behoeft de verordening op de bruggelden geen ingrijpende wijzigingen te ondergaan. Alleen zal, evenals in 1899 bij de hernieuwde vaststelling der verordeningen op de haven- en liggelden is geschiedin verband met de gewij zigde voorschriften omtrent de rijksmeting van vaartuigen eenige verandering in de desbetreffende artikelen moeten wor den aangebracht. Art. 2 zal namelijk geheel kunnen vervallen, terwijl art. 6 zal moeten worden vervangen door een nieuw artikel, geheel gelijkluidend aan art. 2 der verordening op het havengeld en art. 5 der verordening op het liggeld. Voorts zal de verordening van den 4en October 1883, (Gem.BI. van 1884, n°. 2) regelende de invordering der belasting meer in overeenstemming moet worden gebracht met den inhoud der verordeningen regelende de invordering van haven- en liggeld. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering thans in overweging tot de vaststelling der navolgende ver ordeningen over te gaan. VERORDENING, regelende de heffing van eene belasting onder den naam van „bruggeld" In de gemeente Leiden. Artikel 1. Voor het ten gerieve van de scheepvaart openen der van gemeentewege gemaakte bruggen wordt eene belasting geheven onder den naam van bruggeldvolgens onderstaand tarief: Laadvermogen van het vaartuig, waarvoor het bruggeld wordt geheven. Bedrag van het bruggeld. Voor het openen der navolgende bruggen wordt geen brug geld geheven: a. voor die liggende in de richting Schrijversbrug, Haven, Oude Vest, Galgewater, zijnde alzoo Schrijversbrug, Groote Havenbrug, Pauwbrug, Janvossenbrug, Marebrug, Turfmarkts brug en Blauwpoortsbrug; b. voor die liggende in den Nieuwen Rijn, zijnde alzoo de Singelbrug aan den Nieuwen Rijn, Rijnstraatsbrug, Kraaier- straatsbrug en Gansoordbrug. Art. 2. Het bruggeld is verschuldigd voor iedere maal dat een vaar tuig. waarvoor de brug geopend moet worden, deze doorvaart. Art. 3. Voor vaartuigen, die op last van den havenmeester van lig plaats veranderen, of die blijkens eene schriftelijke verklaring van den directeur van gemeentewerken in dienst der gemeente worden gebruikt, is geen bruggeld verschuldigd. Vaartuigen in dienst van aannemers van gemeentewerken worden niet geacht in dienst der gemeente te worden gebruikt. Art. 4. De gewone tijd voor het openen der bruggen is als volgt: In de maanden November, December en Januari, van 's mor gens acht tot 's avonds vijf uren. In de maand Februari, van 's morgens 8 tot 's avonds zes uren. In de maand Maart, van 's morgens zeven tot 's avonds zeven uren. In de maanden April, Mei, Juni, Juli en Augustus, van 's morgens zes tot 's avonds acht uren. In de maand September, van 's morgens zes tot 's avonds zeven uren. In de maand October, van 's morgens zeven tot 's avonds zes uren. Op Zondagen, de Paaschdagen, Hemelvaartsdag, de Pinkster en Kerstdagen is onder den gewonen tijd van openen niet begrepen, de tijd des morgens tusschen acht en twaalf uren, des namiddags tusschen een en twee uren en des avonds tusschen vier en zes uren. Op gewonen tijd van openen. Buiten den gewonen tijd van openen. Een vaartuig van 51 ton en daarboven, i) n n 5041 n n 40 31 r v 30 21 20-11 11 en daaronder. f 0.15 0.12" 0.10 0.07" 0.05 0.02" f 0.30 0.25 0.20 0.15 0.10 0.05

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 3