DONDERDAG 20 SEPTEMBER 1901.
117
nemen, absoluut niet denken: hoeveel verdien ik daaraan?
Het is eene zaak van toewijding. En wanneer iemand de kracht
en den tijd heeft om eene volgens den heer van Kempen dub
bele functie waar te nemen, dan geloof ik, dat zooiemand
niet eischen zou dubbel te worden beloondmaar dat hij met
liefde ziel en hoofd aan die taak zou geven.
De Voorzitter, Ik zal niet veel voegen bij den inhoud
van het voorstel, waarin duidelijk is omschreven waarom
wij de benoeming van een vierden wethouder noodzakelijk
achten. Ik geloof dat de heer Sijtsma uit het oog verliest,
dat de taak van het Gemeentebestuur ontzettend toeneemt
in den laatsten tijd, en dat, naar ik hoop, wij met de uit
breiding van die taak nog niet aan het eind zijn. Laten wij
eens denken aan alles wat nog moet gebeuren in het belang
van de volksgezondheid, de hygiène en de sociale aangelegen
heden; werkelijk, dat vertegenwoordigt op zichzelf reeds een
onderwerp, waarvoor men een wethouder behoeft. En zoo is
het eigenlijk met alle takken van dienst er komt wel bij,
maar er gaat niet af. Wij zijn dankbaar voor den lof over
onzen ijver, maar dan moeten wij er ook voor waken, dat die
lof zou kunnen overgaan in afkeuring. En dat zou werkelijk
gebeuren, wanneer Burg. en Weth. al te zeer overladen zijn
met werkzaamheden. Het is voor ons niet alleen eene vraag
van willenmaar ook van kunnen. En daarom doen wij dit
voorstel niet in ons belang, maar uitsluitend in het belang
van de gemeente.
Het voorstel van Burg. en Weth., daarop in stemming ge
bracht, wordt aangenomen met 27 tegen 2 stemmen.
Voor stemmen de heeren: Kroon, L. Driessen, Kaisér, Pera,
van Dissel, de Lange, van Lidth deJeude, de Vries, Fockema
Andre®, Dekhuyzen, Zaaijer, P. J. Mulder, A. Mulder, Bosch,
Juta, Ivorevaar, Drucker, A. J. van Hoeken J. J.zn., Timp,
van Tol, Bots, Aalberse, J. P. Driessen, P. J. van Hoeken,
van Kempen, Hasselbach en de Goeje.
Tegen stemmen de heeren: Witmans en Sijtsma.
De oorzitter. Aangezien de heer Sijtsma mij verzocht
heeft een der onderwerpen van de agenda eerst in geheime
zitting te besprekenstel ik voor dit alsnu te doenen ver
ander ik dus de openbare vergadering in eene vergadering
met gesloten deuren.
(De openbare vergadering, na eenigen tijd geschorst te zijn
geweest, wordt voortgezet.)
II. Benoeming van een lid en van een plaatsvervangend lid
van de Commissie van aanslag voor de belasting op bedrijfs-
en andere inkomsten.
(Zie Ing. St. n». 221).
De Voorzitter. Mag ik den heeren Dekhuyzen, van Kempen
en Kroon verzoeken met mij het stembureau uit te maken.
Benoemd wordt tot lid met 28 stemmen de heer J. de Lange,
1 briefje was in blancoen tot plaatsvervangend lid, de heer
J. P. Creyghton met algemeene (29) stemmen.
De heer de Lange verklaart zich bereid de benoeming aan
te nemen.
III. Benoeming van twee Curatoren van het Gymnasium.
(Zie Ing. St. n°. 217).
Achtereenvolgens worden benoemd de heeren: Dr. A. W.
Kroon met 28 stemmen1 stem was uitgebracht op den
heer Kaiser; en Dr. W. Nolen met algemeene stemmen.
De heer Kroon verklaart zich bereid de benoeming aan te
nemen.
IV. Voorstel tot continuatie van H. H. Breuning als tijdelijk
leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor jongens.
(Zie Ing. St. n°. 222).
Benoemd wordt de heer H. H. Breuning met 27 stemmen.
De heer Bots verkreeg 1 stem en 1 briefje was in blanco.
V. Benoeming van een Directeur-Scheikundige van den
keuringsdienst van eet- en drinkwaren.
(Zie Ing. St. n<>. 218).
Wordt met algemeene stemmen benoemd, met ingang van
1 Januari 1902, de heer Dr. ,T. D. Filippo.
VI. Benoeming van een leeraar aan de Kweekschool voor
onderwijzers en onderwijzeressen.
(Zie Ing. St. n°. 220).
Benoemd wordt met 24 stemmen de heer Dr. II. J. Taverne
de heer Montagne verkreeg 4 stemmen, 1 briefje was in blanco.
VII. Benoeming van een tweede onderwijzeres aan de open
bare Meisjesschool 2e klasse.
(Zie Ing. St. n°. 219).
Benoemd wordt met 28 stemmen Mej. C. M. W. Bos; Mej.
van Andel verkreeg 1 stem.
VIII. Benoeming:
a. van een Wethouder ter vervulling van de vacature Dr.
M. C. Dekhuyzen.
b. van een vierden Wethouder.
(Zie Ing. St. n°. 232).
De "Voorzitter. Mijne heeren! Vóórdat wij tot deze benoe
mingen overgaan, wensch ik eerst een enkel woord te spreken.
Al zullen wij den heer Dekhuyzen nog eenigen tijd als
Raadslid behouden, toch gevoel ik behoefte en ik meen
uit uw aller naam te spreken om thans reeds, nu de heer
Dekhuyzen zijn ontslag neemt als wethouder, hem onzen harte-
lijken dank te betuigen voor alles wat hij in die betrekking
tot nut van de gemeente heeft gedaan. Met groote toewijding
en grooten ijver heeft de heer Dekhuyzen verscheidene jaren
de taak, die hem was opgelegd, vervuld. Behalve wat hij
in zake onderwijs en in zake fabricage heeft gedaan, mag ik
wel in het bijzonder hier wijzen op hetgeen door den heer
Dekhuyzen is tot stand gebracht op het gebied der volks
gezondheid. Dat in onze uitgestrekte gemeente bijna geen
wroning slechts zeer enkelen te vinden is, die niet is
aangesloten aan de duinwaterleiding, dat danken wij zeker
voor een groot deel aan de uitstekende zorgen, welke de heer
Dekhuyzen daaraan heeft besteed. Daarvoor brengen wij hem
onzen dank. Ook het College van Burg. en Weth. lijdt een
gevoelig verlies; in hem hebben wij altijd gewaardeerd een
vriendelijken en weiwillenden ambtgenoot. De heer Dekhuyzen
kan zich verzekerd houden, dat wij hem nimmer zullen ver
geten, en wederkeerig bevelen wij ons aan in zijne vriend
schap eri welwillend aandenken. Toejuiching
De heer Dekhuyzen. Mag ik daarop even antwoorden, M. d. V.
Het is mij een voorrecht geweest gedurende de laatste tien
jaren werkzaa,m te zijn geweest zoo goed als ik kon maar
dat mag ik eigenlijk niet zeggen in ieder geval mijn best
te hebben gedaan en te hebben kunnen doen voor de gemeente
Leiden. Veel is onafgedaan moeten blijvenzeer zeker tot mijn
eigen leedwezen. Maar daarover mag ik niet spreken, want
dat was noodzakelijk. En wanneer ik denk aan het zeer vele,
wat door den Raad van deze gemeente in de laatste tien jaren
onder voorlichting van het Dagelijksch Bestuur, waarvan ik
de eer had lid te zijn, is tot stand gebracht, dan gevoel ik
in vele opzichten dankbaar te moeten zijn, al moge ik ook in
veel zijn tekort gekomen.
Ik dank F zeer, M. d. V., voor de hartelijke woorden tot
mij gesproken. Ik kan van mijn kant zeggen, dat ik dankbaar
ben voor het genoten vertrouwen en de ondervonden vriend
schap als raadslid en als wethouder, en dat ook voor mij die
jaren geheel en al onvergetelijk zullen blijven. Ik dank U zeer
voor de vriendelijke woorden namens het Dagelijksch Bestuur
tot mij gesproken; wederkeerig verzeker ik, dat u allen in
hartelijk aandenken bij mij zult blijven voortleven.
Ik mag niet eindigen, M. d. V., waar ik nu voor het laatst
het woord voer in deze vergadering, daar ik waarschijnlijk
na eenige vergaderingen het lidmaatschap van den Raad zal neer-
leggen, zondervoor de gemeente Leiden den wensch uit te spreken
tot haar voortdurend welzijn onder Uw aller verlicht Bestuur.
Toejuiching
Benoemd worden nu:
a. tot wethouder in de vacature-Dekhuyzende heer J. A. van
Hamel, met 16 stemmen; uitgebracht zijn yoorts 6 stemmen
op den heer Pera, 4 stemmen op den heer Aalberse, 1 stem
op den heer Bots en 1 op den heer de Lange, terwijl 1 biljet
in blanco is.
De Voorzitter. Den heer van Hamel zal van zijne benoeming
worden kennis gegeven, aan wien een termijn van drie dagen
blijft gelaten om zich over de aanneming te beraden.
b. tot vierden Wethouder: de heer Mr. P. J. M. Aalberse,
met 15 stemmenvoorts verkregen de heeren Pera 10 stemmen,
de Lange 2 stemmen en Hasselbach 1 stem, terwijl 1 biljet
in blanco was.
De Voorzitter. Is de heer Aalberse bereid deze benoeming
aan te nemen of wenscht hij dat 24 uren in beraad te houden?
De heer Aalberse. Ik zal heel gaarne van dien zeer korten
termijn gebruik maken, M. d. V., omdat ik werkelijk niet had
gedacht, dat deze stemming zoo zou loopen.
De Voorzitter. De heer Aalberse zal dus de aanneming
24 uren in beraad houden, zooals de gemeentewet toestaat.
Ik dank de heeren van het stembureau voor hunne welwil
lende medewerking.
(De heer van Kempen verlaat de vergadering).
IX- Verzoek van M. Dijkhuis, om eervol ontslag als derde
onderwijzer aan de openbare school der 3e klasse n°. 5.
(Zie Ing. St. n°. 230).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
gunstig op beschikt.