GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
77
IN«EK«}IE]I STI IlkDX.
N°. 155. Leiden, 4 Juni 1901.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering
mede te deelen dat er bij haar geene bedenking bestaat tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders van den laten
dezer (Ing. Stukken n°. 141) tot beschikbaarstelling van een
bedrag van ongeveer ƒ1400.ten behoeve van de plaatsing
van remmingwerk in het Kort Galgewater.
Zij stelt U daarom voor tot de vaststelling van den overge-
legden suppletoiren begrootingsstaat over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 156. Leiden, 4 Juni 1901.
Bij de behandeling der begrooting voor het dienstjaar 1899
werd door Uwe Vergadering besloten tot het instellen van
een onderzoek omtrent de wenschelijkheid van de invoering
van een algemeenen keuringsdienst van levensmiddelen en
een bedrag van f 2150.voor dit doel beschikbaar gesteld.
Blijkens de toelichting, aan ons voorstel toegevoegd, opgenomen
in de Memorie van Toelichting van bovengenoemde begrooting
op pag. 77 onder volgnummer 120a, zou een dergelijke proef
neming hoogst waarschijnlijk voor Leiden onder bijzonder
gunstige omstandigheden kunnen plaats hebben, omdat de
belangen van het Booger Onderwijs tegelijk met die der
gemeente Leiden door de proef zouden kunnen worden gediend.
Bet plan toch was dat de proef zou plaats hebben onder lei
ding van den Boogleeraar-Directeur van het Pharmaceutisch
Laboratorium in van rijkswege beschikbaar gestelde localiteiten,
met het vrij gebruik van door het Rijk beschikbaar gestelde
hulpmiddelen en met de kostelooze assistentie van meer
gevorderde studenten, die den door de gemeente aan te stellen
scheikundige bij zijn onderzoekingen zouden behulpzaam zijn.
De gemeentelijke scheikundige zelf zou, met behoud zijner
volledige verantwoordelijkheid tegenover de gemeente, als
assistent bij het onderwijs aan den Directeur worden toe-
toegevoegd en dus als zoodanig aan dezen ondergeschikt
worden. De proef zou twee a drie jaren duren, waarna met
vrucht zou kunnen beoordeeld worden of de invoering van
een keuringsdienst hier ter stede zou noodig zijn.
Inderdaad mocht het ons gelukken op den boven omschreven
voet eene regeling tot stand te brengen, neergelegd in de met
curatoren der Rijks-Universiteit gesloten overeenkomst, opge
nomen onder n°. 39 der Ingekomen Stukken van het jaar
1899. Vervolgens werd den léden Maart van dat jaar Dr. J. D.
Filippo tot gemeentelijk scheikundige voor den tijd van één
jaar benoemd, (welke benoeming sedert tweemaal weder met
een jaar werd verlengd) en den 27sten April d. a. v. door
den Boogleeraar-Directeur in overleg met Burg. en Weth.
een instructie voor den gemeentelijken scheikundige als assistent
aan het Pharmaceutisch laboratorium vastgesteld, opgenomen
in Gemeentebl. n°. 5 van dat jaar.
Werd boven gezegd, dat het de bedoeling was de proef
2 a 3 jaar te doen voortduren, al spoedig bleek uit de indie
ning van het belangrijk jaarverslag van den gemeente-schei-
kundige over het jaar 1899, op een tijdstip dus toen de proef
nog niet eenmaal een vol jaar geduurd had, dat de invoering
van een algemeenen keuringsdienst van- levensmiddelen niet
alleen wenschelijk, maar dringend noodzakelijk mocht worden
geacht. Duidelijk toch bleek uit dat verslag dat vervalsching
van de eerste levensmiddelen, als melk, boter, brood, koffie
enz. op uitgebreide schaal in onze gemeente plaats vond.
Toen dan ook de heer Pera in de Raadsvergadering van
31 Mei 1900 naar aanleiding van dat verslag aan Burg. en
Weth. de vraag stelde, wat zij met de thans verkregen weten
schap dachten te doen, kon de Voorzitter als de vaststaande
overtuiging van Burg. en Weth te kennen geven, dat de proef
hoe kort ook, ruimschoots aan haar doel had beantwoord, dat
het dan ook on noodig was haar nog 1 of 2 jaar voort te
zetten en dat Burg. en Weth., zoo spoedig hunne werkzaam
heden dit toelieten, vermoedelijk reeds in het begin van 1901, een
voorstel tot regeling van dezen tak van dienst bij den Raad
zouden indienen. Intusschen het gold een moeielijk onderwerp
en inzonderheid de vraag of met een huishoudelijke regeling
der aangelegenheid zou worden volstaan, dan wel of daaraan
door het ontwerpen eener strafverordening kracht zou worden
bijgezet, eischte voorafgaand rijp overleg.
Bij de indiening van de begrooting voor 1901 werd deze
mededeeling nader, in de toelichting op volgn. 120a, door Burg.
en Weth. bevestigd.
En sedert werden wij nog door de kennisneming van het
verslag van den gemeente-scheikundige over het jaar 1900 in
I onze overtuiging versterkt, dat niet langer met de definitieve
invoering van een algemeenen keuringsdienst van levensmid
delen mocht worden gedraald, terwijl het ons tevens allen
twijfel benam omtrent demoodzakelijkheid om door bedreiging
met straf zooveel mogelijk den verkoop en de aflevering van
ondeugdelijke eet- en drinkwaren tegen te gaan.
Wij vestigen daarbij in het bijzonder Uwe aandacht op het
in dat verslag medegedeelde omtrent melk, boter, spuitwater,
brood, meel, cacao, peper en saffraan.
Bij het ontwerpen der regeling rees nu allereerst de vraag
of de keuringsdienst al dan niet voor het publiek zou worden
opengesteld, m. a. w. of iedereen in de gelegenheid moest worden
gesteld om eet- of drinkwaren ter keuring aan te bieden,
hetzij dan tegen betaling, hetzij om niet. Voelden wij aan
vankelijk veel voor zulk eene regeling, omdat zij de ingezetenen
in de gelegenheid zou stellen, zoodra omtrent de deugdelijk
heid der hun geleverde waren twijfel bij hen opkwam, zich
dienaangaande zekerheid te verschaffen, toch moesten wij na
kennisneming van de door den hoogleeraar Wijsman daartegen
aangevoerde argumenten toegeven, dat, voorloopig althans, zulk
eene regeling niet aanbevelenswaardig is. Verschillende be
zwaren toch doen zich daarbij voor. Daargelaten, dat het
misschien niet op den weg der gemeente ligt om aan particuliere
scheikundigen concurrentie aan te doen, zou men moeielijk
kunnen ontgaan, dat door den handel misbruik van het keu
ringsbureau werd gemaakt ten behoeve van reclame-doel
einden. "Voorts zou de inning der gelden, voor het onderzoek
verschuldigd, veel administratieven omslag voor den gemeente-
scheikundige meebrengen, terwijl het geenszins onmogelijk
is, dat van regeeringswege bezwaar zou worden gemaakt tegen
de heffing van rechten wegens het gebruik van hulpmiddelen
voor het onderwijs. En het onderzoek geheel kosteloos te doen
plaats hebben zou niet minder bezwaar opleveren, omdat het
bureau dan zou kunnen worden overstroomd met aanvragen
tot wellicht nuttelooze onderzoekingen. Ook is het niet onwaar
schijnlijk, de commissie voor de huishoudelijke verordeningen
wijst hierop terecht in haar in de Leeskamer ter inzage liggend
rapport, dat alleen de meergegoeden van de gelegenheid zouden
gebruik maken, d. w. z. juist zij die hunne levensbehoeften in
de eerste winkels koopen, waar het gevaar voor vervalsching
in verband met de hoogere prijzen veel minder groot is. Dat het
onderzoek zich in alle richtingen en over alle soorten van
levensmiddelen zou uitstrekken zou dus weinig gewaarborgd
zijn. Eindelijk zou ook vervolging op grond van overtreding
der verordening veelal afstuiten op onoverkomelijke moeielijk-
heden wegens het niet vaststaan van de identiteit van het
door het publiek aangeboden monster.
Intusschen ook daarvoor dient te worden gewaakt, dat het
keuringsbureau niet geheel van de belangstelling en de mede
werking van het publiek verstoken blijft, hetgeen allicht zou
kunnen gebeuren, indien aan de ingezetenen alle gelegenheid
ontbrak omvoor zoover de dienst dit toelaatdoor hen aan
gewezen monsters gekeurd te krijgen. Ten einde dat te voor
komen, gelooven wij dat er veel te zeggen is voor de op
volging van het ons door Prof. Wijsman gegeven advies om
op de secretarie kosteloos verkrijgbaar te stellen formulieren
van aanvrage tot onderzoek, waarbij een particulier kan
vragen, al of niet onder toezending van een door hem daarbij
gevoegd monster, dat van een door hem genoemd artikel,
met opgave van prijs en kwaliteit, bij een genoemden leve
rancier door den keurmeester monster zal worden genomen.
Aan den aanvrager kan dan mededeeling worden gedaan
zoodra aan zijn verzoek is voldaan, terwijl ingeval overtre
ding geconstateerd wordt, de identiteit van het monster
geene moeilijkheid zal opleveren. Bet door de commissie voor
de huishoudelijke verordeningen geopperde bezwaar, dat bij
niet-openstelling van het laboratorium voor onderzoekingen
ten behoeve van particulieren ondeugdelijke waren voor den
gemeente-scheikundige verborgen zullen blijven, waarop
anders zijn aandacht wordt gevestigd, wordt op die wijze
ondervangen; evenzeer als dat, dat alleen zullen worden
onderzocht monsters gekozen en genomen door den keur
meester, die spoedig algemeen bekend zal zijn en voor wien
slechte waar zooveel mogelijk zal worden verborgen gehouden.
Wat wij echter niet willen en waartegen Prof. Wijsman
dan ook vooral waarschuwt, is dit, dat particulieren op grond
eener verordening zullen kunnen eischendat de door hen
ter onderzoek aangeboden waren ook werkelijk worden onder
zocht en zij met den uitslag van dat onderzoek worden be
kend gemaakt. Intusschen mocht de wenschelijkheid daarvan
later blijken, dan kan het laboratorium altijd nog voor par
ticuliere onderzoekingen worden opengesteld, tegen betaling
van een zeker recht aan de gemeente. Dat echter de direc
teur-scheikundige nimmer voor eigen rekening onderzoekingen
ten behoeve van particulieren zal mogen verrichten, een
mogelijkheid, door de commissie voor de huishoudelijke ver
ordeningen ondersteld, spreekt naar het ons voorkomt vanzelf.
I Staat dus o. i.-vast, dat de keuring, althans voorloopig, zich