71
Volgn. 122V. Diverse uitgaven127.90
Wegens advertentiekosten voor de oproeping
van sollicitanten bij vacaturen in bet leeraarsper-
soneel, was in dit jaar eene uitgaaf noodig van
ƒ193.67®. De raming bedroeg, als gewoonlijk ƒ50.
Door overschot op andere onderdeelen van dit
art. is eene verhooging met 127.90 voldoende.
Volgn. 124. Kosten van het Lager Onderwijs.
Jaarwedden der onderwijzers378.55®
De tijdelijke vervanging van onderwijzend per
soneel wegens ziekte en de toekenning van ver
hoogingen wegens behaalde akten, maken eene
aanvulling van het art. met fS78.56® noodig.
Volgn. '126. Toelagen en bijdragen tot opleiding
van onderwijzers401.55
Yoor toelagen aan kweekelingen bleek de ge
raamde som ad 2000.— te laagde hiervoor
gevorderde uitgaaf bedroeg 2423.30. Op de be
grooting van dit jaar is dan ook f 1000,— meer
uitgetrokken. Met eene verhooging van het art.
ad 401.55 kan worden volstaan.
Volgn. 128. Kosten van het instandhouden van
schoollokalen en onderwijzerswoningen 24.79
De raming dezer onderhoudskosten bedroeg
6476.De kosten bleken ten slotte te bedragen
6500.79. Eene verhooging van dit art met
24,79 wordt voorgesteld.
Volgn. 132. Kosten van verlichting en verwar
ming en van het schoonhouden der schoollokalen 472.68®
De verhooging van dit art. is noodig ten be
hoeve van de kosten van verlichting en verwar
ming, wegens de hoogere gas- en cokesprijzen.
Volgn. 143. Kosten van de Gemeente Apotheek 449.32
Voor genees- en verbandmiddelen enz. werd
een uitgaaf vereischt van 5004.32; de raming
bedroeg f 4555.
Volgn. 144a. Aandeel van het Rijk en de Pro
vincie in de bijdragen van particulieren wegens
verplegingskosten van arme krankzinnigen 88.78®
Wegens particuliere bijdragen geraamd op
1290.werd ontvangen 1695 96®. Van dit
bedrag moet aan het Rijk worden uitgekeerd
f 208.34® en aan de Provincie 260.44, tezamen
468.78®. Bij de begrooting was hiervoor' ge
raamd 380.—.
Volgn. 150. Schadeloosstelling aan armbesturen
en Godshuizen, voor het verlies dat zij door de op
heffing der Armbakkerij als stedelijke instelling
kunnen lijden20.15®
Over 1900 moet een bedrag van f 1770.15®
worden uitgekeerd; de raming bedroeg ƒ1750.—.
Volgn. 156. Pensioenen, lijfrenten en wachtgelden 237.52
Het bedrag der uitgekeerde pensioenen bedraaagt
22756 52. De raming was 22519.
Volgn. 161. Kosten van openbare vermakelijk
heden, feesten en voor het uitsteken en onderhouden
van vlaggen360.92
De uitgaaf op dit art. bedraagt 4360.92. De
buitengewone kosten verbonden aan de gehouden
lustrumfeesten geraamd op 2000„— be
droegen ƒ2424.69®hierin zijn begrepen eenige
toegekende belooningen voor buitengewone dien
sten. Eene verhooging van den post met ƒ360.92
is voldoende, doordien op het voor gewone kosten
toegestane bedrag een overschot aanwezig is.
Volgn. 165. Kosten van gemeenschappelijke
zaken, belangen, werken en inrichtingen 111.79®
De uitgaven voor de Haarlemsche Trekvaart
bedragen 3440.30, de ontvangsten 1728.50®
het nadeelig slot, geraamd op ƒ1600.is alzoo
ƒ1711.79®.
Volgn. 174. Rentegarantie verleend aan de
Vereeniging tot bevordering van den bouw van
werkmanswoningen1204.25®
Blijkens de goedgekeurde rekening der Vereeni
ging bedraagt de door de gemeente uit te keeren
rentegarantie 1204.25®. De post was op Memorie
uitgetrokken.
Volgn. 175. Kosten der Rank van Leening 1458.16
De ingediende rekening dezer instelling wijst
een (uit de gemeentekas te suppleeren) nadeelig
■slot aan van ƒ1858.16. De raming bedroeg ƒ400.
Totaal. 7087.44
Wij stellen U voor in deze meerdere uitgaven te voorzien
door eene suppletoire begrooting, met verhooging van den
ontvangstpost volgn. 30. «Ontvangsten van een afzonder
lijk beheer a. «Gasfabriek" met 7687.44. Ofschoon dit bedrag
ruimschoots zoude kunnen worden gevonden zoowel door
afschrijving uit de overschotten van andere uitgaafposten, als
door verhooging van andere ontvangstposten waarop meer is
ontvangen dan geraamd was, komt ons de voorgestelde regeling
het eenvoudigst voor.
Een staat model O, dienovereenkomstig ingerichtgaat
ter vaststelling hiernevens.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 141). Leiden, 2 Juni 1901.
Bij Raadsbesluit van 31 Januari van dit jaar werd het
perceel Klooster N°. 42 als schadelijk voor de openbare ge
zondheid ongeschikt verklaard voor het bewonen en tevens
uitgesproken dat de gebreken, waardoor die ongeschiktheid
wordt veroorzaakt, niet vatbaar zijn voor verbetering. Die
gebreken waren in de eerste plaats de te geringe oppervlakte
van de woning en voorts hare groote vochtigheid.
Thans is door den eigenaar van dit perceel, tevens eigenaar
van het aangrenzend perceel Klooster N°. 40, ter goedkeuring
bij ons ingediend een plan tot vergrooting van het perceel
N°. 40 door bijtrekking van het perceel N°. 42, nadat hij
vooraf aan het bezwaar van de vochtigheid van het perceel
N°. 42 is tegemoet gekomen door daarin een houten vloer te
leggen met steenen ondervloer. Hoewel nu tegen dit plan
geenerlei bezwaar bestaat en evenmin naar het ons voor
komt, tegen de bewoning van de beide tot één gecombi
neerde perceelen, omdat dit dientengevolge een totaal opper
vlakte zal krijgen van 40 M4., met een kamer van 17 M4.,
zoodat dus ook aan het hoofdbezwaar is tegemoet gekomen
zoo hebben wij toch geen vrijheid kunnen vinden aan dat
plan onze goedkeuring te hechten omdat het perceel N°. 42
nu eenmaal door Uwe Vergadering onbewoonbaar verklaard was.
Jntusschen, er bestaan naar het ons voorkomt thans alles
zins termen om het perceel weder ter bewoning geschikt te
verklaren, mits met het aangrenzend perceel tot één ver
heeld. Wel kent de verordening van den 5en April 1894, op
de onbewoonbaarverklaringin art. 9 alléén een weder ter
bewoning geschikt verklaren van een gebouw, dat onbe
woonbaar verklaard was op grond van het niet aanbrengen
der bevolen verbeteringenen dus niet van een gebouw, dat
als het onderhavige volstrekt onbewoonbaar verklaard was,
maar dit moet naar het ons voorkomt meer toegeschreven
worden aan het feit, dat men aan een geval zooals zich thans
voordoet niet heeft gedacht, dan wel daaraan dat men dit
bepaaldelijk niet zou hebben gewild. En waar nu de gebreken,
waarom het gebouw onbewoonbaar verklaard werd, voor een
deel vervallen zijn en voor een ander deel zullen ophouden te
bestaan, indien het perceel met het aangrenzende wordt ver-
eenigd, kan aan een voorwaardelijk besluit tot weder-bewoon-
baarverklaring o. i. niets in den weg staan.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging met
wijziging in zooverre van Uw besluit van 31 Januari j.l. het
perceel Klooster N". 42 weder ter bewoning geschikt te ver
klaren, onder voorwaarde dat het met het perceel Klooster
N°. 40 tot één worde vereenigd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 150. Leiden, 2 Juni 1901.
Onder overlegging van een adres van M. H. van Waveren
ten geleide van een door hem ingediend stratenplan voor de
terreinen achter de Haarlemmertrekvaart, kadastraal bekend on
der Sectie K, nos. 928,1034—1036, hebben wij de eer U mede te
deelen, dat wij met de Commissie van Fabricage, wier rapport
in de Leeskamer is neergelegd, van oordeel zijn, dat aan dit
plan geene goedkeuring kan worden verleend, omdat het niet
aansluit aan het bij Raadsbesluit van 6 December 1900 goed
gekeurde stratenplan van H. van Oosterum c. s., ten behoeve
van de aangrenzende], noordelijk van die van den heer van
Waveren gelegen terreinen.
Mitsdien geven wij U in overweging aan het door adressant
ingediend stratenplan uwe goedkeuring te onthouden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden,
verzoekt eerbiedig de ondergeteekende M. H. van Waveren,
bierbrouwer te Leiden, goedkeuring van bijgaand plan tot
doortrekking der van Leeuwenhoeckstraat, over de terreinen
kadastraal bekend K. 928, 1034, 1035 en 1036.