62
Die gelegenheid mag zij o. i. niet laten voorbijgaan. Want
hoewel het geenszins zeker is, dat door u tot de toepassing
van het biologische reinigingssysteem, of ook maar tot het
nemen der proef zal worden besloten, ja zelfs ons college
zich thans nog niet zou willen verbinden een voorstel tot het
nemen dier proef bij Uwe Vergadering in te dienen, zoo mee-
nen wij toch, dat er alleszins reden is om tot den aankoop
van het bovenbedoelde terrein over te gaan. Dat terrein toch
is allergunstigst, zoowel voor de proef als voor de definitieve
toepassing van het stelsel, aan den Zoeterwoudschen singel ge
legen. Voor de proef, omdat daarbij aanstonds zal kunnen
worden voorzien in de nooden van dat gedeelte onzer ge
meente, waar de wateren het meest vervuild zijn, wij
bedoelen het terrein gelegen tusschen de Heerenstraat en
den Zoeterwoudschen singel; voor de uitvoering van het stelsel,
omdat het zich juist bevindt op de plaats, waar naar het
rioleerplan van den heer Broekman het zuidelijk pompstation
is ontworpen en waar het ook bij de doorvoering van het
biologisch stelsel zou moeten worden opgericht. Onder deze
omstandigheden meenen wij, dat de gemeente de gelegenheid
tot aankoop van dit terrein niet mag laten voorbijgaan, ook
al is nog niet volstrekt zeker dat het voor het thans beoogde
doel zal worden gebruikt, omdat indien later, zooals wij
vertrouwen, tot het nemen der proef zal worden besloten,
de mogelijkheid wel eens zou kunnen zijn uitgesloten om
zich alsnog den eigendom daarvan te verschaffen of wel van
de zijde van den eigenaar véél hoogere eischen zouden kun
nen worden gesteld, En tegen dien aankoop bestaat o. i. te
minder bezwaar omdat het terrein, onmiddellijk grenzende aan
den Zoeterwoudschen Singel en zich achterwaarts uitstrek
kende langs de stadsmolensloot, ook als bouwterrein zoo uit
muntend is gelegen, dat de koop, ook indien de biologische
proefneming onverhoopt niet mocht plaats hebben, nimmer
financieel nadeel voor de gemeente zal meebrengen.
Het terrein, kadastraal bekend onder Sectie M. Nis 765 en
766, gemeente Leiden is gezamenlijk groot 1 II A. 86 A. 58 c.A.
De daarvoor gevraagde koopsom bedraagt ƒ15600,— hetgeen
gemiddeld neerkomt op een koopprijs van ƒ0,80 per M2, een
zeker niet te hoogen prijs voor in de onmiddellijke omgeving
der stad gelegen gronden.
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering
dan ook in overweging te besluiten:
1°. tot den aankoop ten behoeve der gemeente Leiden van
de terreinen kadastraal bekend onder Sectie M Nis. 765 en 766 ge
meente Leiden, te zamen groot 1 If A 86 A 58 c A, voor den
koopprijs van 15000.benevens de kosten van overdracht;
2°. tot vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren
begrootingsstaat, ten bedrage van 15431.25, in welk bedrag
de kosten van overdracht zijn begrepen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 130. Leiden, 12 Mei 1901.
Naar aanleiding van de U in de vorige vergadering gedane
mededeeling, dat aan Mej. Tonnet, eervol ontslagen onder
wijzeres in het handteekenen aan de Hoogere Burgerschool
voor Meisjes, de Kweekschool voor Onderwijzers en Onder
wijzeressen en eene lagere school in deze gemeente, een pen
sioen was toegekend van 506.—, berekend tegen een jaar
wedde van 1500,en ruim 20 dienstjaren, werd door den
Raad het verlangen te kennen gegeven dat aan Mej. Tonnet
bovendien een jaarlijksche personeele toelage zou worden ver
leend van 200.
De daarvoor in Uwe Vergadering aangevoerde gronden
waren de volgende.
Bij het ingesteld geneeskundig onderzoek bleek Mej. Tonnet
wegens zwakte niet meer geschikt te zijn tot het waarnemen
harer betrekking. Toch kon haar "niet het 2/3 gedeelte harer
bezoldiging als pensioen worden uitgekeerd, omdat dat onder
zoek niet aantoonde dat hare ziekelijke toestand een recht-
streeksch gevolg was van de uitoefening harer functie.
Intusschen zouden in deze alleszins termen bestaan om de
benarde omstandigheden waarin Mej. Tonnet tengevolge van
het haar verleend ontslag zou worden gebracht, door de toe
kenning eener personeele toelage te verzachten. Het leed toch
geen twijfel of de zwakte van Mej. Tonnet was het gevolg van
den te zwaren arbeid, door haar ten behoeve der gemeente
op zich genomen. Een geregeld iedere week terugkeerende
taak van 30 lesuren in een zoo vermoeiend vak als het teeken-
onderwijs, mocht voor een vrouw te zwaar worden geacht
en ongetwijfeld was zij dientengevolge genoopt geweest haar
ontslag geruimen tijd vroeger in te dienen, dan onder normale
omstandigheden het geval zou zijn geweest.
Men wees bovendien op den door de Commissie van Toe
zicht op het M. O. uitgesproken wensch dat de tot dusver
door Mej. Tonnet alleen verrichte taak in het vervolg aan
twee personen zou worden opgedragen.
Onder deze omstandigheden kwam het dan ook den Raad
voor, dat alleszins termen aanwezig waren om haar eene
gratificatie toe te kennen.
Gevolg gevende aan het tot ons gerichte verzoek, geven wij
U daarom in overweging aan Mej Tonnet, behalve het haar
toegekende pensioen, eene jaarlijksche toelage te verleenen
van 200.—
Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden.
N°. 131. Leiden, 14 Mei 1901.
Reeds bij het door haar op de ontslagaanvrage van Mej.
Tonnet uitgebracht advies (opgenomen onder n°. 69 der
Ingekomen Stukken) werd door de Commissie van Toezicht
op het Middelb. Onderwijs gewezen op de wenschelijkheid,
dat de tot dusverre door Mej. Tonnet alleen verrichte taak
in het vervolg aan twee personen zou worden opgedragen,
in dier voege, dat eene onderwijzeres uitsluitend zou worden
belast met het onderwijs aan de Hoogere Burgerschool voor
meisjes, en de andere met dat aan de Kweekschool en de
lagere school.
Thans dringt de Commissie op een beslissing te dezer zake
aan, ten einde daarmede bij de oproeping van sollicitanten
rekening te kunnen houden en de benoeming zoo mogelijk
nog vóór de groote vacantie te kunnen doen plaats hebben.
Het komt ons voor, dat de door de Commissie voor de
splitsing aangevoerde gronden alleszins juist zijn. Een onder
wijzeres met lesuren te overladen, kan niet anders dan ten
nadeele zijn van het door haar gegeven onderwijs. En inder
daad schijnt ons een taak van 30 lesurea per week, en
dan nog verdeeld over 3 onderwijs-inrichtingen, voor eéne
leerares te zwaar.
Bovendien moet het onderwijs in het teekenen aan de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes uit den aard der zaak een
geheel ander karakter dragen dan aan de Kweekschool, waar
vóór alles de opleiding der kweekelingen voor het door hen
af te leggen examen hoofdzaak is.
Eindelijk is het gewenscht, dat ook aan het onderricht in
de kunstgeschiedenis aan de H. B. S. voor Meisjes eenige
meerdere breedte en diepte wordt gegeven, dan thans het
geval is, en daarvoor is noodig eene leerares, die naast hare
lesuren over voldoenden vrijen tijd beschikt, om zich aan eigen
studie te kunnen wijden.
De Commissie van Toezicht zou daarom aan de H. B. S,
voor Meisjes een leerares willen verbinden, op een aanvangs-
tracte'ment van 700, met eene verhooging van f 100.
na 2 jaar dienst, en een maximum van 14 lesuren. Mej.
Tonnet genoot tot dusverre aan de H. B. S. eene bezoldiging
van f 750,
Aangezien wij ons zeer wel met het voorstel der Commissie
kunnen vereenigen, geven wij U in overweging, reeds thans
in beginsel dienovereenkomstig te besluiten.
De wijzigingen, welke dientengevolge in de desbetreffende
verordening zullen moeten worden aangebracht, zullen U
dan te harer tijd ter vaststelling worden aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 132. Leiden, 14 Mei 1901.
Wij deelen geheel het gevoelen van de Commissie voor het
Stedelijk Museum, uitgesproken in haar in de leeskamer ter
inzage liggend rapport, dat op het hierbij aan Uwe Vergade
ring overgelegd verzoek van A. Verhoeven om afstand van een
gedeelte van den tuin van het museum, afwijzend behoort te
worden beschikt.
Indien tot den afstand van die strook gronds, welke juist
achter de Harteveltzaal gelegen is, werd overgegaan, zou het
overblijvende terrein niet meer voldoende zijn om in geval van
brand de kostbare schatten uit het museum behoorlijk te
beveiligen, terwijl ook het gemis dier strook, indien later eens
tot uitbreiding van het museum mocht worden besloten, de
uitvoering van dat denkbeeld zeer zou in den weg staan.
Bedenkt men daarbij dat de afstand van den verlangden grond
ook het gevaar zelf voor brand voor het museum zou doen
toenemen, dan bestaan zeker tegen den eigendomsafstand
overwegende bezwaren.
Wij geven U dan ook in overweging afwijzend op het ver
zoek van A. Verhoeven te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
EdelAcntbare Heeren!
De ondergeteekende Antonius Verhoeven, wonende te Leiden,
Lammermarkt n°. 27, wijk V, geeft met verschuldigden eerbied