DONDERDAG 18 APRIL 1901. 57 Raad zitten, die tijdverzuim-hebben; en dat vind ik ook heel goed. Maar ik stel mij hierin geen partijwil de Raad een presentiegeld aan de leden dezer commissie toekennen, ik heb er niets tegen. Doet U daaromtrent een bepaald voorstel? Den heer be Lange. Jawel, M. d. V. Het voorstel-de Lange wordt voldoende ondersteund, zoodat het een onderwerp van beraadslaging kan uitmaken. De heer Juta. Als ik goed heb gehoord, M. d. V., dan is hier door IJ medegedeelddat door U omtrent dit punt in overleg is getreden met den voorzitter van de hier bedoelde commissie, nadat deze daarover de leden der Commissie had geraadpleegd. Nu zou het toch, dunkt mij, goed zijn, indien wij hier niet een besluit namen voordat wij eenige meerdere zekerheid hadden omtrent het gevoelen van de leden dier commissie. Ik ben er op zichzelf niet tegen, maar waar wij nu staan voor eene ontkenning van die commissie, n.l. dat die het presentiegeld liever niet heeft, vind ik het, wanneer wij toch een presentiegeld willen toekennen, meer op onzen weg liggende eerst beslist van die commissie te hoorenofhet haar welgevallig zou zijn dat geld te ontvangen. Dan kan ik er in komen; maar wij staan nu juist tegenover het tegen overgestelde: n.l. voor zoover wij weten, zal het der com missie niet welgevallig zijn. Laten wij dat eerst informeeren, dan kan het voorstel van den heer de Lange later altijd nog een punt van overweging uitmaken. De "Voorzitter. Ik heb van den Voorzitter dit begrepen: .er is in de commissie over gesproken, en er waren stemmen voor en tegen, maar ten slotte is besloten het niet aan den burgemeester aan te vragen eri dienovereenkomstig is dit voorstel ingediend. Misschien dat er in de commissie ook meer voor zouden wezen, maar qua college wil zij geen presentie geld aanvragen. De heer van Dissel. Ik zou wel in overweging willen geven die f 25.van de belooning aan den secretaris niet af te knijpen; ik vind f 150.— toch al eene niet te groote belooning. Ik kan meegaan met het voorstel van den heer de Lange voor zoover het behelst eene tegemoetkoming aan de leden, maar ik zou liever niet stemmen voor het afnemen van die f 25.— van het salaris van den secretaris, dat laag is in verhouding tot de aan dat ambt verbonden werkzaam heden. De Voorzitter. De secretaris heeft er heel wat aan te doen; en de leden natuurlijk ook, als zij trouw opkomen. De heer de Lange. Door voor te stellen het salaris van den secretaris te brengen van f 450.op 125 heb ik met de eene hand weggenomen wat ik met de andere hand teruggeef; ik heb er n 1. bijgevoegd, dat de secretaris zou deelen in het presentiegelddus heb ik aan het salaris van den secretaris niet getornd. De Voorzitter. Pan zoudt U beter kunnen voorstellen 225.presentiegeld voor de geheele commissie. De heer de Lange. Ik wenschte nog even te zeggen. M. d. V., dat ik geloof, dat het toch moeilijk is aan een college te vragenwilt ge presentiegelddan zullen wij het gevenelk college zal dan dank je zeggen. Neen, de Raad moet dat zelf standig overwegen en beslissen. Wil de commissie van het toegekende presentiegeld geen gebruik maken, dat is hare zaak. En bovendiende commissie bestaat niet altijd uit dezelfde personen. Daarom geloof ik, dat de vraag voor den Raad moet zijn: komt zoo'n commissie1 piensentiegeld toe. De Voorzitter. Ik heb met den voorzitter der commissie in dien zin er over gesproken, en heb ook met geen enkel woord gezegd, dat ik meende, dat geen presentiegeld moest worden toegekend. Ik heb geheel laten spreken den voor zitter dier commissie, en daarbij is men tot dit resultaat gekomen, dat wanneer blijkt, dat het druk loopt en de leden veel te doen hebben, het volgend jaar hierop altijd kan worden teruggekomen. Maar wij hebben het genoegen een lid dier commissie hier tegenwoordig te zien De Reer A J. Hoeken J Jzn. Ja, M. d. V. maar liever houd ik mij geheel buiten de discussie. Bij ons in de commissie zijn hierover stemmen opgegaan' en zijn enkele voorstellen ingekomen, maar men heeft gemeend, dat alleen de voorzitter der commissie met IJ een enkel woord zou spreken, en dat men dan zou afwachten de dingen, die komen zouden. Er zal dus m. i. van eene ontkenning tegenover den Raad geen sprake zijn. Wanneer een presentiegeld werd toegekend, zouden de heeren het aanvaarden, maar men meende, dat het te in discreet was het zelf voor te stellen. De Voorzitter Ik moet daaromtrent dit opmerken. Ik heb den heer van der Heijde opzettelijk uitgenoodigd bij mij te komen om over de zaak te spreken. Hijzelf was er absoluut tegen hij vond, dat men voor de openbare zaak wat over moet hebben en rijk worden doen de leden der commissie er toch niet van. Maar ik laat het heel gaarne aan den Raad over. Het beste is, dunkt mij, het voorstel van den heer de Lange in stemming te brengen, maar ik zou hem in overweging willen geven 225. voor te stellen; 200.— is niet deelbaar door 9. De heer de Lange. Goed, M. d. V. Aldus gewijzigd in stemming gebracht, wordt het voorstel de Lange aangenomen met 42 tegen 7 stemmen. Voor stemmen de heeren: Dekhuyzen, van Hamel, van Dissel, Eerstens, Aalberse, van Rhijn, den Houter, Fockema Andre®, Van Lidth de Jeude, Hasselbach, J. P. J. Driessen eri de Lange. Tegen stemmen de heeren: Korevaar, P. J. van Hoeken, Zaaijer, Mulder, Kaiser, Juta en L. Driessen. De heer A. J. van Hoeken J.Jzn. blijft buiten stemming. De Voorzitter. Die f 225.en f 125.moeten worden gevonden uit den post voor onvoorziene uitgaven, waarom ik nu nog wel aan den Raad zou willen voorstellen, om tevens, wanneer de commissie van financiën geen bezwaar daartegen heeft, goed te keuren den daarop betrekking hebbenden staat; anders moet dit nog eens in den Raad komen. De aanwezige leden der Commissie van finantien verklaren geen bezwaar te hebben. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter. XI. Voorstel tot verbreeding van de uitmonding van de Groenhazengracht en tot verhuring van gemeentegrond aan de Rembrandtstraat aan G. J. Couvée te Arnhem. (Zie Ing. St. n°. 47 en 90). De heer Fockema Andreae. Ik heb tegen dit voorstel niet het minste bezwaar, M. d. V., maar ik heb mij afgevraagd, toen ik die gracht beschouwde, of niet de uitstekende brug- hoofden de doorstrooming, voor zoover die er is, nog meer be lemmeren dan dat gewelfje. Nu begrijp ik wel, dat men dat gewelf kan wegbreken en daardoor de uitmonding reeds wat kan verbeteren zonder die brughoofden weg te nemen; maar toch zou ik de aandacht van het Dag. Bestuur wel er op willen vestigen, en vragen, of, wanneer nu eenmaal wordt getracht daar eene verbetering aan te brengen, bij gelegen heid niet ook die hoofden moeten vervallen. Ik maak er geen voorstel van, maar vestig er de aandacht alleen op; die brug hoofden zijn zeker ook een belemmering voor de doorstrooming. De Voorzitter. Wij zullen daaromtrent de Commissie van fabricage raadplegen, tenzij die daaromtrent reeds dadelijk rapport kan uitbrengen, of het zal moeten worden onderzocht of niet. De heer Dekhuyzen. Zijn dat de landhoofden van de twee bestaande bruggen De heer Fockema Andreae. Neen, van de bruggetjes, die naar de kazerne voeren. De heer de Lange. Die brughoofden geven zeer zeker eene vernauwing aan de gracht; maar toch het gewelf is nog nauwer dan de ruimte tusschen de brughoofden, dus verbetert de toestand er al wat door. De heer Hasselbach. En dan is het gemakkelijk voor het schoonmaken ookmen kan er anders niet met een schuit door. De Voorzitter. Is de commissie van fabricage van oordeel dat die uitstekingen ook moeten verdwijnen? De heer Dekhuyzen. Daarmede is verbonden de verandering van twee bruggen; dat kan niet zoo dadelijk beslist worden. De Voorzitter. Er wordt dus geen voorstel tot wijziging gedaan. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. XII. Verzoek van Notaris J. F. Meiners, om goedkeuring van den afstand van het recht van gebruik op een stuk grond aan het einde der Oosterstraat door M. H. Fontein en M. de Tombe aan K. Wezelenburg. (Zie Ing. St. n°. 91). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. XIII. Verzoek van de firma Tieleman en Dros, om vergun ning tot vervanging van de draaibrug over de Middelstegracbt tegenover de voormalige Vleerensteeg, door een ophaalbrug. (Zie Ing. St. n°. 95).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 3