48
DONDERDAG 28 MAART 1901.
verbruikers worden niet benadeeld zoolang de gemeente maar
zorgt, dat zij voor het gas niet meer vraagt dan daarvoor
zou worden gevraagd door particulieren, indien het gemeente
monopolie niet bestond. Op dat standpunt heeft, dunkt mij,
de commissie voor de gasfabriek zich gesteld en stelt zich
ook het Dag. Bestuur. Ook mij dunkt, dat het voorstel inder
tijd gedaan, volkomen gerechtvaardigd was; dat de gemeente
daardoor in het minst niet heeft genoten onrechtmatige winst;
en dat het voorstel van nu gerechtvaardigd is door den loop
van zaken, waarover men van te voren wel een idéé kon
hebben, en waaromtrent men wel kon profeteeren, zooals de
heer de Lange gedaan heeft, maar dien men niet met zeker
heid kon kennen. Nu kan ik mij volkomen voorstellen, dat
de heer de Lange en anderen, die optimistisch gestemd geweest
zijn ten aanzien van deze zaak, voor zichzelf zich verkneukelen
en zeggen en dat is volkomen geoorloofd ik ben toch
blij, dat ik zoo goed geprofeteerd hebmaar zij kunnen er
toch de meerderheid van den Raad, dunkt mij, onmogelijk
een zacht verwijt van maken, dat zij niet geluisterd heeft naar
de profetie omtrent de uitkomsten, maar uitsluitend gezien
heeft naar de feiten, zooals die toen waren, en dat zij nu weer
ziet naar de feiten, zooals die nu zijn. Men moet zich toch
niet baseeren op voorspellingen, maar op feiten.
(De heer de Vries is ter vergadering gekomen).
De heer de Lange. Als het mij geoorloofd is nog een woord
te spreken, dan is het allereerst om te zeggen, dat ik het van
den Raad zeer onvoorzichtig zou vinden, wanneer hij mij voor
een profeet aanzag. Ik heb niet het dwaze idee gehad te willen
profeteeren, maar wij hebben een verschillend standpunt gehad.
Dat was het een verschil in standpunt. Ik heb beweerd:
de gasfabriek maakt nog winst genoeg, al wordt de gasprijs
niet verhoogd. Neen, hebben Burg. en Weth. en Commissa
rissen gezegd, dat is eene fictieve winst. Daarom zij het mij
vergund, het nog eens te zeggen: Burg. en Weth. hebben
toegezegd aan den Raad met eene nieuwe finantieele regeling
aan te toonen, dat de winst was eene zoogenaamde; en in
plaats van dat nu te doen komen zij door hun daad, en zonder
die daad te omkleeden met redenen, in het schuitje van de
minderheid.
De prijsverhooging van het gas was uitsluitend gegrond op
den zooveel hoogeren kolenprijs. Dat kolencontract loopt tot
1 April 1902, tot welken datum, op voorstel van den heer van
Hamel, ook de hoogere gasprijs is vastgelegd; en daarom
zou van den kant van Burg. en Weth. m. i. de verlaging eerst
gemotiveerd kunnen zijn met 1 April 1902 wanneer dan
n.l. de kolen weer goedkooper zijn.
De Voorzitter Stem u dan tegen.
De heer de Lange. Neen, want het voorstel is volkomen
in de lijn van hetgeen wij hebben gewenscht.
De heer Fockema Andre/E. Nog een enkel woord wensch
ik te zeggen.
De heer de Lange heeft volkomen gelijk tegenover Burg.
en Weth., al vind ik dat hij wat veel hecht aan de woorden
van den Burgemeester, toen door dezen is gezegddat wan
neer er sprake is van zooveel winst, daarbij in aanmerking
moet worden genomen, dat dat voor een gedeelte fictieve
winst is, omdat een particulier niet die winst zou maken,
daar deze zou hebben te betalen recognities, enz. Maar op een
onjuist standpunt stelt zich de heer de Lange tegenover de
meerderheid, die het besluit nam. Die spreker zal mij toch
toegeven, dat de gasfabrikant niet alleen vraagt en vragen
moet, welken prijs hij betaalt voor de grondstof, maar ook
wat er te maken is van de bijproducten. Daarvan hangt mede
af hoeveel winst hij ten slotte maken zal. Nu is er geen nieuw
feit wat betreft den prijs van de kolen, maar er is een nieuw
feit, dat men toen niet kende: de snelle toename van het
gasverbruik en de stijging van de prijzen der bijproducten. Dat
kon men vermoeden, men kon wel verwachten, dat als de kolen
duur waren ook de cokes meer zou opbrengen, maar dat kon
men toch niet weten. Nu weten wij wat het resultaat is en
nemen dus een ander standpunt in. Wij hebben nu nieuwe
feiten, die wij ten deele konden gissen en waarop de heer de
Lange ten deele rekende, maar hij kan er ons geen verwijt
van maken, dat wij op die gunstige feiten niet gerekend hebben.
Die waren toen nog niet bekend.
De heer A. J. van Hoeken JJz. Door den heer Fockema
Andreae is gezegd, dat het door mij ingenomen standpunt
het glad verkeerde is. Nu, het kan zijn dat dat standpunt
door den heer Fockema Andreae in zake de gasfabrikatie reeds
verlaten is, doch door mij nog niet, ik meen daarom dat ook
voor mijn standpunt veel te zeggen is Het komt mij voor
dat een gasverbruiker, die een hal ven cent meer heeft moeten
betalen, terwijl later uit de rekening blijkt dat dat niet noodig
is geweest, recht heeft op restitutie daarvan, omdat anders
dat bedrag in anderen vorm op de begrooting terugkomt ten
voordeele van den belastingschuldige, die geen gas brandt.
Het voorstel van Burg. en Weth. wordt hierop zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
IX. Voorstel tot het aangaan van een contract met de Holl.
IJzeren Spoorweg-Maatschappij, betredende den aanleg en de
exploitatie van een verbindingslijntje naar het openbaar
slachthuis.
(Zie Ing. St. n°. 83).
De algemeene beraadslaging wordt geopend.
De heer Pera. Ik zou willen voorstellen de behandeling
van dit punt uit te stellen tot nadere orde, en wel totdat wij
zullen weten wat er van de voorgestelde wijziging van de
Hinderwet terecht komt. Ik meen, dat er hoegenaamd geen
reden bestaat die zaak nu reeds ter hand te nemen, nu het
nog twijfelachtig is wat de uitspraak van de Tweede Kamer
zal zijn.
De Voorzitter. Dat zou zijn terugkomen, op een onlangs
genomen besluit van deze vergadering. De Raad beeft besloten
Burg. en Weth. te verzoeken met deze zaak voortgang te
maken. Nu kan men bij elk voorstel, dat uit dat besluit
voortvloeit, verzoeken daaraan geen uitvoering te geven, maar
a quoi bon?
De heer Pera. Laat ik dan mogen uitspreken, dat ik dat
niet begrepen heb en mijn voorstel intrek.
De Voorzitter. Hebt u dat niet begrepen ik wensch
elke onduidelijkheid weg te hebben, zoodat wij precies weten
waar het op staat en de meest mogelijke inlichtingen te geven.
Ik dacht, dat in de vorige vergadering bij de discussie naar
aanleiding van het arrest van den floogen Raad en de beslissing
over uwe motie, besloten is door te gaan met het abattoir.
Heb ik mij daarin vergist?
De heer Pera. Omdat ik er juist niet aan twijfel, M. de V
dat U zich vergist, daarom trek ik mijn voorstel in. Dat is
eenvoudig mijne bedoeling.
De heer de Lange. Juist rekening houdende met de beslis
sing in de vorige vergadering, zal ik geen tegenvoorstel doen,
maar alleen verzoeken hoofdelijke stemming over dit voorstel
te doen plaats hebben, omdat, hoewel ik deze zaak zelf uit
nemend acht, ik den tijd niet gekomen acht nu dit contract
af te sluiten.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
De artikelen 18 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Het contract in zijn geheel, in stemming gebracht, wordt
goedgekeurd met 45 tegen 7 stemmen.
Voor stemmen de heeren Hasselbach, Fockema Andreae,
van Dissel, van Lidth de Jeude, Zaaijer, Zillesen, Korevaar,
van Hamel, van Rhijn, de Vries, Juta, Dekhuyzen, L. Driessen,
Kaiser en de Goeje.
Tegen stemmen de heeren de Lange, Pera, van Kempen,
P. J. van Hoeken, J. P. Driessen, Mulder en A. J. van Hoeken J.Jz.
X. Voorstel tot verhooging van de voor de op-en inrichting
van het Sanatorium op Rhijngeest beschikbaar gestelde gelden.
(Zie Ing. St. n°. 74).
De heer Fockema Andrew. M. d. V., het is mij zeker ge
gaan als allen leden van den Raad ik heb een schrik ge
kregen, toen ik dit stuk onder de oogen kreeg. Ik heb het
betreurd, dat eene zoodanige wijziging van de begrooting voor
het sanatorium noodig was, ook omdat ik zeg dat nu niet
bij wijze van verwijt aan het Dag. Bestuur daardoor toch
gebleken is, dat de voorbereiding van het eerste besluit ge
brekkig was. Ik zeg dat niet als verwijt aan het Dag. Bestuur,
herhaal ik, omdat het hier geldt eene technische zaak, en het
niet zoo kwalijk is te riemen wanneer een.niet-technicus zich
neerlegt bij wat een technicus voor bouwkunde hem in dit
opzicht voorlegt. Het Dag. Bestuur heeft de misrekening
zeker niet minder hard betreurd dan wij.
Maar nu wensch ik toch eene opmerking te maken over het
stuk, dat wij thans voor ons hebben. Het komt mij voor
en daarom zou ik gaarne nadere inlichtingen wenschen
dat er over de kwestie, of het gesticht zich nu zal dekken,
wel wat heel los heengeloopen wordt in de memorie van toe
lichting. Er is vroeger gesproken over de vraag, of er kans
was dat het gesticht vol zou worden; en nu die vraag be
vestigend beantwoord is, nu wordt een grooter gesticht voor
gesteld van meer bedden en lees ik op de vraag, of dat ge
sticht de kosten zal dekken, eenvoudig: »Dan toch wordt
een inrichting verkregen, waarvan de kosten ook bij matige
bezetting zullen worden gedekt."
Wat is nu die matige bezetting. Dat is dus eene bezetting,
waarbij op veel meer patiënten gerekend wordt dan in het
oorspronkelijke plan. Waarop steunt het vertrouwen, dat die
zal worden verkregen? Op deze vraag zou ik gaarne eene
inlichting ontvangen, opdat wij nu althans met volledige