26
dat de onhoudbare toestand nog steeds voortduurt, dat
twee nijvere en zich snel ontwikkelende stadsgedeelten,
waarin straks nog het Stedelijk Slachthuis verrijzen zaldoor
een betrekkelijk smalle vaart van elkaar gescheiden zijn;
Redenen waarom zij zich beleefdelijk maar des alniettemin
met den meesten aandrang tot UEd.Achtbaren wenden met
de bede, te willen bewerken, dat de geprojecteerde brug
spoedig tot stand kome.
Leiden, 14 December 1900. Kleykamp Kolk.
(Volgen de namen van nog 9 adressanten).
N°. 54. Leiden, 21 Februari 1901.
Wij hebben de eer U hierbij de ingekomen sollicitaties naar
de betrekking van archivaris dezer gemeente over te leggen.
Hoewel de benoeming van den archivaris zonder twijfel in
gevolge de bepalingen van art. 103, 2e lid j° art. 179 litt. p
der gemeentewet tot de bevoegdheid van Burgemeester en
Wethouders behoort, hebben .wij geen bezwaar het in deze
bestaande antecedent te volgen en de benoeming tot deze
gewichtige betrekking aan Uwe Vergadering over te laten.
Intusschen wenschen wij U, na het advies der commissie
voor het oud-archief te hebben ingewonnen, onze meening
omtrent de ingekomen sollicitaties te doen kennen.
Naar bet ons voorkomt komen dan van de '14 sollicitanten,
die zich hebben aangemeld, alleen de H.H. Mr. Dr. J. C. Over-
voorde en Mr. J. Acquoy in aanmerking. Tegen Dr. J. de Hullu,
door de commissie voor het oud-archief in de tweede plaats
genoemd, bestaat toch het o. i. overwegend bezwaar, dat hij
geene juridische opleiding heeft genoten en de noodige juri
dische kennis en ontwikkeling, eene der hoofdvereischten van
de betrekking, mist. Immers, de adviezen door ons college bij
den archivaris ingewonnen, bewegen zich bijna uitsluitend op
juridisch terrein, zoodat iemand, niet voldoende met die kennis
toegerust, veelal in de uitoefening zijner betrekking zou moeten
te kort schieten.
Tegen de andere juristen welke zich hebben aangemeld, de
H.H. Mr. A. S. de Blécourt, Mr. S. J. M. Laurillard, en Mr.
I P. H. Lammers bestaat daarentegen weder het bezwaar, dat
zij zich of nog slechts weinig öt zelfs in het geheel niet op
het gebied van het archivariaat hebben bewogen.
Zoo komen dus alleen de heeren Overvoorde en Acquoy in
aanmerking. Maar van dezen overtreffen weder de aanspraken
van den eerstgenoemde verre die van den laatste. De heer
Overvoorde toch is reeds sedert 1892 archivaris der gemeente
Dordrecht en heeft zich als zoodanig een goeden naam ver
worven, terwijl menig werk van zijne hand reeds van
zijn kennis en bedrevenheid op dit gebied kan getuigen.
Daarentegen is de heer Acquoy eerst sinds korten tijd als
archivaris der gemeente Deventer werkzaam, en dus ook min
der in de gelegenheid geweest zich naar buiten te doen kennen.
Overigens meenen wij ons geheel aan het in de Leeskamer
ter inzage liggend advies van de Commissie voor het Oud
archief te mogen refereeren, waarin de aanspraken dezer sol
licitanten breedvoerig zijn uiteengezet.
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering in
overweging den heer Mr. Dr. J. C. Overvoorde, archivaris
der gemeente Dordrecht, tot gemeente-archivaris alhier te bo-
noemen en zijne betrekking te doen ingaan op het tijdstip,
waarop hij zijne functie alhier zal kunnen aanvaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.
i