N°. 48. Leiden, 12 Februari 1901.
Ter vervulling der vacature, ontstaan door het aan Mej. P. W.
van Amerom verleend eervol ontslag, hebben wij de eer U,
in overleg met den Arrondissements-schoolopziener, na inge
wonnen bericht van het hoofd der school, de volgende voor
dracht voor de benoeming van een le onderwijzeres aan de
Meisjesschool 2e klasse, aan te bieden:
lo. Mej. C. B. RENAUD;
20. J. B. WE1JERS
30. C. A. FISCHER,
allen 2e onderwijzeres aan die school.
Onder mededeeling dat de desbetreffende stukken in de Lees
kamer ter inzage zijn neergelegd, verzoeken wij U alsnu tot
eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 49. Leiden, 15 Februari 1901.
In antwoord op het door ons aan Gedeputeerde Staten mede
gedeelde besluit Uwer Vergadering van den 31en Januari 1.1.
(zie Ingekomen Stukken n°. 27) betreffende de verdeeling dei-
gemeente in kiesdistricten en de verdeeling der vier nieuwe
raadsleden over de drie kiesdistrictenis ons thans bij nevens
gaand schrijven door Ged. Staten medegedeeld, dat ook ten
aanzien van de laatste vraag de uitkomst der laatste volks
telling tot grondslag moet worden genomen.
Dientengevolge zullen dus de vier nieuwe raadsleden als
volgt over de kiesdistricten moeten worden verdeeld: één in
het le kiesdistrict, twee in het 2e en weder één in het 3e,
en zullen dus in ieder kiesdistrict in het geheel moeten worden
gekozen in het le tien, in het 2e elf, en in het 3e weder
tien leden.
Thans blijft dus alleen nog over de regeling van het aantal
der bij elke 'periodieke aftreding in elk district te kiezen
leden. Te dien aanzien stellen wij U voor Gedeputeerde Staten
in overweging te geven de regeling daarvan als volgt vast
te stellen
Aantal aftredende leden in hel:
In
1903
4
4
3
1905
3
4
3
1907
3
3
4
Totaal
10
11
10
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
's Gravenhage, den 5/12 Februari 1901.
Naar aanleiding van nevenvermeld schrijven hebben wij de
eer U mede te deelen, dat naar ons gevoelen bij toepassing
van art. 3 al. 0 der Gemeentewet voor het onderhavige geval
de uitkomst der laatste volkstelling tot grondslag moet worden
genomen.
De vermeerdering van raadsleden (en dus ook toepassing
van art. 5 al. 7 der Gemeentewet) is immers juist noodig
wegens de uitkomsten dier volkstelling.
Gaarne zullen wij alsnu het advies van den Raad, bedoeld
bij ons schrijven van 18 December 1.1. n°. 58, tegemoet zien.
De Gedeputeerde Staten der Provincie Zuid-Holland
Patijn, Voorzitter.
Goekoop, loco Griffier.
Aan heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden.
N°. 50. Leiden, 15 Februari 1901.
Door Mevrouw de Weduwe Mr. Ch. M. Dozy werd ons
medegedeeld, dat wijlen haar echtgenoot, archivaris dezer
gemeente, bij testamentaire beschikking »aan de gemeente
Leiden voor het gemeente-museum" heeft nagelaten »de ver
zameling platte gronden, historieprenten en geteekende por
tretten, de stad Leiden betreffende, speciaal ook het door
Lucas van Leiden van zichzelf geteekende portret, alsmede
de door Thiebaut geteekende afbeeldingen van de graven
van Hollandgediend hebbende tot patronen voor geschil
derde glazen in den Doelen; alles, voor zoover die goederen
in zijne nalatenschap" zouden «aanwezig zijn".
Met groote erkentelijkheid werd door ons van deze mede
deeling kennis genomenwaaruit eenmaal te meer blijkt, hoe
zeer onze verdienstelijke en hooggeschatte archivaris de plaats
fc>
zijner inwoning liefhad en hoe na de bloei onzer gemeente
lijke instellingen hem aan het hart lag. Het vele dat de ge
meente Leiden reeds bij zijn leven aan den bekwamen en
door ons diep betreurden overledene verschuldigd was, is
door deze vrijgevige beschikking, die door ons in zoo hooge
mate wordt gewaardeerdweder met eene nieuwe verplichting
vermeerderd
In aansluiting aan het advies der commissie voor het stedelijk
museum »de Lakenhal'', geven wij U dan ook gaarne in
overweging het door wijlen Mr. Ch M. Dozy aan de gemeente
vermaakt iegaat dankbaar te aanvaarden, en stellen U voor
namens Uwe Vergadering aan de weduwe mede te deelen,
hoezeer dit bewijs van belangstelling van wijlen haar ver
dienstelijken echtgenoot ook door IJ wordt op prijs gesteld.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 51. Leiden, 15 Februari 1901.
Tegen den door den Schuttersraad der dienstdoende Schutterij
ingedienden staat van at- en overschrijving op de begrooting,
dienst 1900, heeft de Commissie van Financiën geen bezwaar.
Zij adviseert U tot voorloopige vaststelling van dien staat
over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 52. Leiden, 15 Februari 1901.
De Commissie van Financiën heeft tegen den in hare handen
gestelden staat van af- en overschrijving op de begrooting
van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwen
huis, dienst 1900, geene bedenkingen en stelt U voor tot goed
keuring van dien staat te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 53. Leiden, 20 Februari 1901.
Naar aanleiding van nevensgaand adres van Kleykamp en
Kolk en 9 andere bewoners of eigenaars van huizen, gelegen
aan of in de nabijheid van Maredijk en Haarlemmerweg, heb
ben wij de eer U mede te deelen, dat wij geheel deelen het
gevoelen der commissie van fabricage, ontvouwd in haar in
de Leeskamer ter inzage liggend rapport, dat voorloopig
geenerlei termen aanwezig zijn om tot het leggen van de ver
langde brug over de Haarlemmertrekvaart over te gaan.
Wel werd destijds tot den aankoop van het perceeltje
Maredijk n°. 103 door ons geadviseerd met een beroep óp
mogelijk later noodige overbrugging van de Haarlemmertrek
vaart, maar wij brachten deze in onmiddellijk verband met
een toekomstigen stratenaanleg op het Schuttersveld. (Zie
Ingek. Stukken van 1899,-nO. 211). Nu op het Schuttersveld
nog geen enkele straat is aangelegd of zelfs maar geprojec
teerd, veel minder van een verbindingsweg met het station,
welke vooral het leggen van de hier bedoelde brug zou
kunnen rechtvaardigen, sprake is, kan er dunkt ons geen
enkele reden bestaan om reeds thans tot het leggen der brug
over te gaan, daar toch, zooals de Commissie van Fabricage
terecht zegt, beide stadsgedeelten, om wier verbinding het
hier te doen zou zijn, behoorlijk met het centrum der stad
zijn verbonden.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons
te machtigen aan adressanten te berichten, dat naar uw oor
deel vooralsnog aan de gewenschte brug geene behoefte bestaat.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden
Geven met verschuldigden eerbied te kennen de onderge-
teekendenalle bewoners of eigenaars van huizenwerkplaatsen
en ondernemingen gelegen aan of in de nabijheid van Mare
dijk en Haarlemmerweg te Leiden,
dat zij destijds met groote vreugde begroet hebben het
besluit van Uw College, om het perceel Maredijk N°. 103 aan
te koopenten einde daar ter plaatse een brug over de Haar
lemmervaart te maken;
dat zij van hunne ingenomenheid met voornoemd besluit
blijk hebben gegeven door het richten van een adres van
dankbetuiging tot UEdelAchtbaren;
dat zij vermeenden, dat nu de eerste stap daartoe gedaan
was, de Raad ook spoedig zou besluiten tot het doen leggen
van de brug;
dat hunne gekoesterde wenschen en verwachtingen ten
dezen opzichte tot hiertoe niet in vervulling zijn gegaan
le kiesd.
2e kiesd.
3e kiesd.