DONDERDAG 10 JANUARI 1901. 7 Nu zeg iknu moet nog matiger gereden wordenbij het omrijden van een hoek moet de snelheid nog verminderd worden; ik heb dan eene vergelijking. De heer den Houter. Ik acht de redactie zooals zij nu luidt, gevaarlijk, omdat de wielrijder, wanneer hij iets minder snel heeft gereden, aan de verordening heelt voldaan. Een politie agent kan tegen iemand zeggen: u hebt te snel gereden, en de ander kan dan daarop alleen antwoorden: ik heb minder snel gereden dan met een matige snelheid. U hebt gesproken van het oversteken van eene straat, ik voeg er aan toe het passeeren van eene straat of gracht. Stel U voor dat de Rreestraat half zoo breed is, dan kan men bij het punt, waar een dwarsstraat uitkomt, hetzelfde gevaar loopen, als wanneer men de straat oversteekt. Datzelfde geldt ten aanzien van straten, waarop dwarsgrachten uitkomen. liet laatste gedeelte van het artikel wensch ik te doen ver vallen, nl. de woorden: »waar het rijden geoorloofd is." flet spreekt toch van zelf, dat van het bepalen van eene zekere snelheid geen sprake kan zijn in een steeg, waar het rijden niet geoorloofd is. De oorzitter. Men kan voor wielrijders niet duidelijk genoeg.zijn, anders zou allicht de meening ingang vinden dat elke steeg bereden mag worden. Ik moet er nog aan toevoegen, dat de Algemeene Neder- landsche Wielrijdersbond zijn hooge goedkeuring heeft gehecht aan de verordening zooals zij hier voor ons ligt. Wanneer eenmaal een begrip goed in eene verordening staat uitgedrukt, moet men er zich zooveel mogelijk aan houden. De goedkeuring van den wielrijdersbond bevredigt mij in hooge mate, want ik had niet gedacht, dat ik dien ooit zou kunnen bevredigen. Wat de heer den Houter overigens aanmerkte over het passeeren van eene straat of gracht, vind ik wel juist. De heer den Houter. Maar waarom moeten wij dan het gezag van de door U aangehaalde autoriteit zoo hoog hou den dat wij ons gezond verstand daarvoor ter zijde moeten stellen en leemten in de verordeningen moeten laten bestaan. Aan dat passeeren van straten heeft die autoriteit dan toch niet gedacht. De Voorzitter. Het blijven natuurlijk feilbare menschen. Men moet evenwel voorzichtig zijn in het maken van wijzi gingen. Vinden de heeren dus goed, dat het amendement van den heer den Houter, waarmede ik het voor een groot deel eens hen, nog eens onder de oogen wordt gebracht van de Commissie voor de Strafverordeningen, zoodat er thans geen beslissing over wordt genomen? De heer den Houter. M.d.V. IJ hadt ons toch eene eerste lezing beloofd. De Voorzitter. Ik zou zulks in dit geval liever niet willen doen, wel als wij de amendementen vroeger hadden ontvangen. De heer den Houter. M. d. V. Het spijt mij dat U dit argu ment aanvoert, omdat ik nu genoopt ben te herhalen wat ik vroeger ook al eens heb gezegd. Burg. en Weth. nemen een zeer langen tijd, in dit geval wel een drie maanden om eene verordening te concipieeren, en wij krijgen nog geen 4 dagen om de verordening na te zien, zoodat ik zelfs van nacht bezig ben geweest om mijne amendementen op te stellen. Ik hoop dat. dit in de toekomst eene les zal zijn om ons meer tijd van voorbereiding te geven. De Voorzitter. Dan zou ik toch meenen, dat U eene ver standiger taktiek had kunnen volgen, door daarover te klagen en te zeggen: laten wij de behandeling uitstellen, want ik heb geen tijd gehad om het na te zien. Wij dachten dat er weinig wijzigingen in gebracht zouden worden; en een lid heeft maar te vragen uitstel van behandeling, om ons daartoe bereid te vinden. Maar nu komt de heer den Houter, die een erkend en bekwaam wielrijder is, met een aantal wijzigingen, waarmede hij niet vroeg genoeg gereed kon zijn, om ze vooraf mede te deelen, zooals de lieer van Hamel met zijn amendement heeft gedaan. De heer den Houter. Ik had niet te vragen: stel het voor mij uit, ik ben niet klaar want ik ben wel klaar; en ik behoef toch niet te vragen om uitstel, omdat U niet geheel voorbereid zijt. De Voorzitter. Ik ben volkomen klaar, maar ik kon niet verwachten, dat zouden worden aangevoerd taalkundige ver beteringen waartegen misschien ook nog wel wat te zeggen zal zijn; men mag niet verwachten, dat dat dadelijk is te beoordeelen. Ik wil thans voorstellen de behandeling uit te stellen, en verzoek dan den heer den Houter beleefd zijne amendemen ten alle tegelijk in te zenden, zoo noodig toegelicht, aan de Commissie voor de Strafverordeningen. De heer Drucker. Ik had hetzelfde willen voorstellen en wensch daarbij nog te vragenof die amendementen dan ook gedrukt aan de leden van den Raad zullen worden gezonden. Het voorstel van den Voorzitter wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XV. Vaststelling van de Verordening, houdende wijziging van de Verordening op de Straatpolitie van den len April 1897 (Gem. blad No. 6). (Zie Ing. St. n<>. 13). De Voorzitter. In verband met het zoo even genomen be sluit stel ik voor de behandeling ook van dit punt uit te stellen. Aldus wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming besloten. XVI. Tweede suppletoir kohier der plaatselijke directe be lasting, dienst 1900. (Zie Ing. St. n°. 5). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. De Voorzitter. Het was mijn voornemen in de volgende vergadering aan de orde te stellen het prostitutie-vraagstuk, dus waarschijnlijk over veertien dagen of drie weken. Nu hebben wij nagedacht over het voorstel van den heer Eer stens en Burg. en Weth. zijn niet ongeneigd om dat over te nemenen dusals de Raad zich daarmede kan vereenigen de discussie daarover te houden in besloten zitting. De heer van Lidtii de Jeude. Welke beweegredenen kunnen er zijn om hier in besloten zitting te behandelen iets, wat in iedere andere gemeente, waar die zaak aan de orde is geweest, in openbare zitting is behandeld? Ik geloof, dat eigenlijk geen voldoende reden daarvoor aanwezig is. Wrat hier wordt behan- dejdmag het publiek volkomen weten. Ik zie niet in, waarom wij in geheime zitting zullen behandelen zakendie zoo zeer het algemeen belang raken. De Voorzitter. Mij dunkt, dat daarvoor bij dit onderwerp wel redenen kunnen zijn. Ik weet niet wat andere gemeenten hebben gedaan en kan mij ook moeilijk verplaatsen in de redenen, die elders daartoe aanleiding hebben gegeven. Men schijnt bezwaar te hebben om sommige feiten mede te deelen in het openbaar en daarom verkiezen enkele leden behande ling in eene besloten zitting, waarvoor ik wel wat gevoel. Maar ik laat dat aan den Raad over; en daarom breng ik dat nu ter sprake, om niet bij de behandeling van het onderwerp zelf daarover vooraf een lang debat te krijgen. De heer van Riiijn. M. d. V.! Wanneer besloten wordt de zaak met gesloten deuren te behandelen, zou dan toch van het verhandelde geen stenographisch verslag kunnen worden gegeven Dat verslag zou dan zoo noodig zóó kunnen worden gewijzigd, dat het voor openbaarmaking geschikt werd. Het zou dan aan de besturen der verschillende vereenigingen die adressen betreffende dit onderwerp aan den gemeenteraad gericht hebbenkunnen worden toegezonden. Overigens geloof ik niet dat eene openbare behandeling zooveel bezwaar oplevert. Bij gelegenheid van de tentoonstel ling van vrouwenarbeid in den Haag heb ik o. a. een congres over deze zelfde quaestie bijgewoond, waarin over dit onder werp door dames werd gesproken, en dit ging heel goed. De Voorzitter. Ik vrees dat wanneer deze zaak openbaar wordt behandeld er leden zullen ontbreken wier tegenwoor digheid zeer wenschelijk is. De heer Drucker. Ik kan mij zeer goed begrijpen, dat enkele van onze medeleden het een en ander willen te berde brengen, dat zij ongaarne in het openbaar doen. Daarom zou het aanbeveling kunnen verdienen, eens over de zaak te spreken met gesloten deuren, om vervolgens de zaak te be handelen en tot beslissing te brengen in eene openbare ver gadering. De Voorzitter. Na afloop van eene geheime zitting bestaat er in den regel weinig lust meer om de zaak nog eens in liet openbaar te bespreken. Maar in elk geval kan de beslis sing in eene openbare vergadering worden genomen. De heer Drucker. Ik kan mij toch het geval denken dat het verhandelde in geheime zitting dezen of genen er toe leidt, in openbare vergadering daarvan eene kleine bloemlezing te geven, geschikt voor publiciteit. Tot motiveering van de stem, over deze quaestie uit te brengen, kan eene openbare vergadering zeer goed strekken. De heer Zaaijer. Het komt mij voor dat bij de behandeling van dit onderwerp geen zaken ter sprake behoeven te komen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1901 | | pagina 7